Interview en eindredactie: Christopher Cusack
Foto’s: www.dungen-music.com

Dungen, het project van het Zweedse wonderkind Gustav Ejstes, heeft onlangs zijn zesde album “Skit I Allt” uitgebracht. Met hun energieke psychedelische progrock hebben Ejstes en zijn medemuzikanten – waaronder Zweedse progheld Reine Fiske (Landberk, Morte Macabre, Paatos) – veel bewondering geoogst, en live maakt de band hun reputatie meer dan waar. In het kader van het laatste album deed Dungen ook Dublin aan, waar ondergetekende, Progwereldcorrespondent ter plaatse, de kans kreeg Ejstes en zijn kornuiten te interviewen. Vanwege op het laatste moment veranderde hotelboekingen en andere tourongemakken sliep drummer Johan Holmegard door een groot gedeelte van het interview heen, hoewel hij wel nog wist te vertellen dat het Nederlandse “reik me je vingertoppen” bijna exact hetzelfde klinkt in het Zweeds. Gelukkig waren met name Ejstes en Fiske wel in staat om uitgebreid over Dungen te praten…

Dungen Ejstes

GE: Gustav Ejstes
RF: Reine Fiske
MG: Mattias Gustavsson
JH: Johan Holmegard

Ik wil niet beginnen met de vraag “Waarom zingen jullie niet in het Engels?” maar met de vraag “Wat vinden jullie ervan dat mensen altijd vragen waarom jullie niet in het Engels zingen?”

JH: Die mensen zijn gewoon onwetende rotzakken!

GE: Het meest voor de hand liggende antwoord is dat er zoveel muziek is met teksten die ik niet begrijp maar waar ik toch gek op ben – dat is het mooie aan muziek. Het gaat erom dat je een bepaalde atmosfeer oproept. Het gaat om het gevoel van de muziek, niet om de tekst. Het gaat mij er niet om om mensen buiten te sluiten. De lyrics zijn van mij; ik steek er een heleboel moeite in, en mensen kunnen ze toch nooit volledig begrijpen.

Hoe hangt het samen met het feit dat jullie muziek ook op een bepaalde manier heel Zweeds is? In interviews heb je gesproken over je voorliefde voor Zweedse folk. Hoe heeft het idee van een typisch Zweedse cultuur invloed op je werk?

GE: Eerder vandaag hadden we het nog over jazzmuzikanten die traditionele Zweedse volksmuziek vermengden met hun muziek. Het meest beroemde voorbeeld daarvan is Jan Johansson, die in de vroege jaren ’60 Zweedse volksmuziek vermengde met jazz. In dat opzicht was hij misschien de eerste hybride, maar daarvoor waren er al Zweedse nationalistisch-romantische componisten in de achttiende en negentiende eeuw die sterk beïnvloed waren door volksmuziek. Wij zijn ook sterk beïnvloed door dergelijke melodieën en blijven er ook naar terugkeren.

Beperkt het zich uitsluitend tot de muziek? Ik interviewde een paar jaar geleden Petronella Nettermalm, de zangeres van Reine’s oude band Paatos, en zij vertelde hoe hun muziek ook sporen vertoont van Zweedse folklore en beïnvloed wordt door de deprimerend lange en donkere Zweedse winters. Geldt zoiets ook voor jouw werk?

GE: Het is moeilijk om het vanuit een dergelijk perspectief te bekijken, maar we hebben natuurlijk zulke seizoenen. Afgelopen maandag (8 november, CC) viel de eerste sneeuw. Afgelopen maandag. Het was de eerste winterdag. Ik hou van de herfst en ik hou van de zomer. Maar de zomer is zo lang dat je vergeet dat winter bestaat – dus als de winter komt is iedereen geschokt. Het is chaos. Het is het mooiste aan het leven in deze hemisfeer. En ja, dat beïnvloedt mij; ik ken het niet anders. Als ik op een plek woonde waar het altijd zonnig is zou ik misschien andere muziek schrijven.

JH: Samba!

Veel reviews noemen Dungen hele blije, vrolijke muziek. In mijn optiek, echter, is dat niet per se zo, niet alleen omdat veel van de teksten over je eigen negatieve ervaringen gaan. Dungen is niet zomaar vrolijke muziek, maar muziek die een ‘vrolijker’ tijd probeert op te roepen. In dit opzicht is de muziek niet zomaar zonnig, doch eerder nostalgisch of melancholisch.

GE: Ik weet het niet. Het verschilt per persoon. Als iemand van een nummer droevig wordt, dergelijke gevoelens krijgt, dan is het nummer droevig. Dan wil je niet horen waarom ik dat nummer geschreven heb. Muziek is zo individueel, en dat is zo mooi eraan. Als mensen vinden dat mijn muziek vrolijk is, dan is dat zo, en vice versa.

Ik weet dat je dit soort vragen vaak krijgt, maar hoe zit dat met de titels van je albums? Een titel als “Skit I Allt”, “schijt aan alles”, is vast niet alleen bedoeld om de boodschap over te brengen dat je vooral moet doen waar je zin in hebt, maar ook om controversieel te zijn?

GE: Zeker niet. Voor mij is de uitdrukking “skit i allt” vergelijkbaar met “ta det lugnt” (“take it easy”). “Fuck it all” klinkt misschien negatief in het Engels, maar in het Zweeds is het veel positiever. Het roept je op om na te denken over grenzen. Voor mij bevat “ta det lugnt” ook die boodschap. Het leven is niet zo serieus te nemen; doe waar je zin in hebt. In vertaling klinkt “fuck it all” een stuk harder.

En de andere titels? Waarom heet “4” zo terwijl het niet het vierde album is?

GE: Wij zijn met z’n vieren. Mijn vriendin doet momenteel onderzoek naar symbolen. 4 is een symbolisch nummer, net als bijvoorbeeld 13. Ik kan allerlei redenen verzinnen waarom het album “4” heet. Het was het vijfde album, maar ook min of meer het vierde album – ik weet het niet. Een hond heeft vier poten.

RF: Een kat ook.

MG: Is het je opgevallen dat Stefan (Kéry) in de cover een soort 4 heeft gemaakt en die ondersteboven heeft geplaatst? Dat is feitelijk het symbool van de hashshashin (assassins) van Hassan-i Sabbah. Stefan is een beetje raar. Niemand heeft er ooit op gewezen dat dat symbool ook zo gezien kan worden.

GE: De titel “Tio Bitar” betekent gewoon “tien nummers”.

Mijn favoriete titel is “Stadsvandringar”, “stadswandelingen”. Wat is het idee achter deze titel?

GE: De titel is een referentie naar een film met dezelfde titel van een oude Zweedse artiest waarin een paar mensen een beetje in de stad rondhangen. Ik houd ontzettend van lopen. Ik loop altijd overal heen in de stad.

Dungen bandfoto

Ik schrijf voor een progrockwebsite, dus benader ik jullie als een progband. Er zijn mijns inziens veel overeenkomsten tussen jullie muziek en Zweedse progmuziek uit met name de jaren ’70. Verwijs je bewust naar hun muziek?

GE: Niet bewust. Het is onderdeel van de muziek waar ik naar luister, en ik ben door veel verschillende dingen beïnvloed als songwriter. Maar die periode is erg belangrijk voor me en ik keer er telkens naar terug. Ik luister er niet continu naar, maar het maakt deel uit van wie ik ben – met name Bo Hansson en de muzikanten om hem heen. Hij is, wat mij betreft, een zeer ondergewaardeerde componist.

Elders heb je gezegd dat je vroeger veel naar rap luisterde. Waar is dat gebleven?

GE: Ik groeide op met rapmuziek, maar sindsdien ben ik naar veel andere muzieksoorten gaan luisteren. Het is een ware mengelmoes.

Hoe zit het met de instrumenten die jullie gebruiken? Jullie hebben nogal een voorliefde voor vintage spullen…

GE: Mijn apparatuur is minder vintage dan Reines spullen. Reine heeft zijn spullen nu hier, voor de tour.

Reine, je hebt een mooie Stratocaster, nietwaar?

MG: De hals is extra mooi.

RF: Die is twee keer gebroken. Eerst in Detroit… Hij viel, en de hals brak compleet af. Maar nu is-ie weer helemaal in orde. Maar de gitaar is oud… heel oud. Ik heb ‘m zelf sinds 1993. De gitaar stamt uit de vroege jaren ’60. Ik houd van die gitaren… Ze hebben iets heel speciaals. Ik ben geobsedeerd door die gitaren. Sinds ik jong was heb ik er altijd een gewild. Nu heb ik er meerdere, maar deze is echt speciaal. Ik probeer regelmatig andere gitaren dan Fenders, maar ik heb altijd moeite om goede gitaren te vinden… Maar ik wil wel iets anders vinden. Ik heb pas een Guild geleend. Dat is weer iets compleet anders. Op een bepaalde manier is de gitaar makkelijker te bespelen, maar ergens is het ook weer moeilijker. De spanning is compleet anders. Ik zoek nog steeds verder, maar het is natuurlijk ook een kwestie van geld. Goede vintage gitaren zijn echt ontzettend duur. Al mijn effectenpedalen en dergelijke zijn ook oud… Allemaal oud spul.

Al vanaf de Landberkalbums klinkt jouw gitaarwerk altijd schitterend.

RF: Ik ben altijd al beïnvloed geweest door oude fuzz-geluiden, vooral in de manier waarop ze op plaat klinken, nadat ze door mixpanelen en taperecorders en dergelijke zijn gehaald. Het is een heel bijzondere sound. Gustav en ik rotzooien altijd met geluid.

Maar de albums worden digitaal opgenomen?

GE: Ja, ik verwerk altijd alles op de computer. Het is makkelijker voor editing dan een taperecorder. Maar ik gebruik veel oude buizenversterkers en oude instrumenten. We zijn het allemaal erover eens dat handgemaakte apparatuur superieur is aan het spul dat in de fabriek wordt vervaardigd. Het geluid is veel beter. Wanneer we opnemen is het nooit twee keer hetzelfde. Ik ben niet bijzonder goed als engineer en experimenteer gewoon maar wat met de spullen. Ik heb geen favoriet stuk materiaal: voor het ene nummer is de fuzzbox heel belangrijk en gaat alles daar doorheen, voor een ander project gebruik ik misschien weer veel echo of een bepaald soort microfoon.

Jullie zijn momenteel behoorlijk populair in de VS. Verschilt de manier waarop Dungen in de VS wordt ontvangen en de wijze waarop Zweden en de rest van Europa op jullie reageert?

GE: Het wisselt nogal. Wel is het zo dat toen we op tour gingen met “Ta Det Lugnt” de rol van het internet net veel belangrijker aan het worden was. Nu is het niet vreemd meer dat een Zweedse undergroundband in Ierland optreedt of een Finse band naar Zuid-Amerika gaat… Overal zijn mensen die hun muziek hebben gevonden, en dat is prachtig. Qua opkomst bij concerten wisselt het ontzettend, vooral in Amerika. De hipsters gaan van de ene band naar de andere, en zo ook de nieuwsgierige mensen. We hebben daar een fanbasis, maar toch verschilt het steeds: we hebben optredens gedaan voor twintig man, maar ook voor honderden mensen. Er zit niet zoveel verschil tussen de hoeveelheid publiek die we trekken in de VS en in Europa. Het is erg mooi dat we dit kunnen doen en dat we vanavond hier kunnen zijn, maar het kan ook morgen weer voorbij zijn. Maar een paar van mijn mooiste live-ervaringen waren gewoon in Zweden. Zoals je zelf kunt zien, is touren niet bepaald glamoureus… (wijst naar slapende Johan Holmegard).

De laatste twee albums, “4” en “Skit I Allt”, zijn een stuk minder ruig dan de eerdere albums. Is dit een bewuste ontwikkeling?

GE: Als songwriter ben ik niet zo bewust bezig met dit soort dingen wanneer ik de nummers voorzie van kleren. Het gebeurt gewoon. Als ik een dag Black Sabbath heb geluisterd wil ik dat wat ik doe naar Black Sabbath klinkt, en dan doet het dat niet en dan ben ik gefrustreerd. Maar als we een paar nummers hebben opgenomen accepteer ik dat ze klinken zoals ze klinken en dan is het prima. Alles wat ik doe is een mix van invloeden. Het is dus niet zo dat ik bewust hiermee bezig ben en denk “nu moeten we een soft album maken”. Dat is niet de manier waarop ik werk.

Hoeveel invloed hebben de anderen op de composities?

GE: Vanuit mijn perspectief denk ik dat het moeilijk kan zijn om in dergelijke studioprojecten te werken. We zijn wel altijd met geluid aan het experimenteren maar uiteindelijk blijft het altijd mijn beslissing. “Dit is hoe ik het wil hebben. Ik heb geen interesse in jouw ideeën!” Ik ben een controlefreak, en dat is zowel goed als slecht. (Tegen Reine) Je hebt geen permissie om te spreken!

RF: Ik ben een van Gustavs grootste fans. Het is heel speciaal. Dat klinkt raar… Maar er is altijd een heel gemeenschappelijk gevoel, ook al houd Gustav alles in hand. Het is erg inspirerend, en vaak heb ik zoiets van “Wauw! Ik kan daadwerkelijk iets bijdragen hieraan!”. Dat was ook hoe het een tijd lang in Paatos en Landberk ging – en zelfs in Morte Macabre, maar dat was een apart project – maar dit is anders… Het gaat nu al bijna tien jaar op deze manier.

GE: Sowieso, op het eerste album ging het anders. Ik speelde bijna alles, hoewel er veel mensen aan hebben bijgedragen. Als ik ’s ochtends een idee voor een nummer kreeg had ik om lunchtijd een eerste versie opgenomen en dan kwam Reine ’s middags koffie drinken, speelde hij de gitaar in en dan was het af. Voor de laatste twee albums heb ik minder snel besloten hoe de nummers er uiteindelijk uit moesten zien, heb ik de composities eerst even laten groeien voor ze definitief werden. Bovendien speelt deze band het nu. Vroeger speelde ik ook zelf de drums, enzovoorts, maar nu doe ik dat niet meer, want Johan is gewoon de beste. We hebben de laatste jaren ook zoveel samen gespeeld dat we nu onderling een soort taal hebben ontwikkeld. We hoeven niet meer alles uitgebreid te bespreken. We hebben bepaalde codewoorden binnen de groep. Als ik zeg “laten we dit pluizig doen” dan wordt het zoals ik het voor ogen heb. De anderen spreken dezelfde soort taal.

Toen je begon met Dungen was je nog erg jong. Hoe kon je bekende Zweedse progmuzikanten als Reine ervan overtuigen om bij te dragen aan je albums?

GE: Ik was zeventien en mijn vader had net internet. Ik zocht naar namen en vond zo Reine, die toen een jaar of 25 was. Na nog twee of drie jaar ontmoette ik hem op een festival, en de manier waarop hij het over muziek had sprak mij aan. Hij stuurde mij de albums van Landberk, maar ik heb maar naar drie seconden van een nummer geluisterd of zoiets. Reine was geen onaanraakbare held van mij in die zin. Ik belde hem gewoon. Ik ging toen nog naar school, dus ik zei hem gewoon wanneer hij moest komen om gitaar te spelen.

RF: Het klinkt misschien wat romantisch, maar ik weet nog precies hoe de studio eruitzag. Als je uit het raam keek zag je de koeien en de wei.

GE: Er is nooit een echte band geweest, maar wij zijn toch een beetje het centrum. Er zijn wel verschillende bassisten en drummers en gitaristen en dergelijke geweest.

Maar zou je Dungen nu een band noemen?

GE: Jazeker… Het is zeker een band, op zijn minst in livesituaties. Tegelijkertijd, echter, schrijf ik nog steeds nummers. Maar het is een band.

En verder?

RF: Ik vraag me af wat het volgende album gaat zijn… Óf er nog een nieuw album gaat komen!

GE: Er zijn momenten geweest waarop ik een nummer of een album afhad en dan dacht “nooit meer!”. Maar dan zit je vervolgens toch weer een album te mixen en dan vraag je je af “hoe ben ik nu weer hier beland?”.

RF: Muziek spelen is erg aangenaam, en dat is zeer belangrijk.

GE: Als muzikant moet je nooit ervan uitgaan dat dingen blijven zoals ze zijn. Je moet niet gewend raken aan situaties, want dan verlies je je focus.

dungen banner