Rick Wakeman – Melancholia

Dat Richard Christopher Wakeman (18 mei 1949) een virtuoos op de witte en zwarte toetsen is, hoef ik aan niemand uit te leggen. Met een oeuvre van ruim 100 (honderd!) soloalbums is er voldoende bewijs aanwezig voor deze stelling. Vooral de piano heeft daarbij zijn voorkeur en in de meer recente periode heeft hij een aantal nieuwe werken aan zijn toch al zeer omvangrijke catalogus toegevoegd. Het nieuwe album is er een in de serie ‘piano improvisaties’. Zoals “Piano Portraits” (2017), “Piano Odyssey” (2018) en meer recent “Yessonata” uit 2024. Met als bijzonderheid dat het op het nieuwe album, getiteld “Melancholia”, uitsluitend gaat om gloednieuwe, originele composities van de hand van de meester zelf. 
 
Daar waar Portraits en Odyssey vooral gevuld waren met het werk van anderen of door hemzelf vervaardigde arrangementen van eigen werk (Yes en solo), is “Melancholia” toch enigszins een buitenbeentje. Het bevat twaalf nieuwe nummers met een gemiddelde speelduur van vier minuten, ruim voldoende voor twee plaatkanten. Er is niet echt sprake van een concept, maar de nummers hebben toch wel een bepaalde samenhang, de titel geeft het al aan. Ricks instrument van keuze is een legendarisch Steinway D model dat hij naar de The Granary Studio in Norfolk heeft laten verschepen om daar in samenwerking met Erik Jordan, al jarenlang producer en engineer, de opnames te voltooien.  

ARVE Error: Invalid URL in url

Meer ingetogen dan ooit, de sprankeling die zijn spel zo kenmerkt is er nog steeds, maar dan anders. Alsof de grote man meer in zichzelf gekeerd was toen hij het allemaal bedacht, speelde en arrangeerde. En dat allemaal op instigatie van zijn vrouw Rachel. Zij hoorde hem op enig moment bezig met een nieuwe compositie (Garo) en werd getroffen door de stille, emotionele kracht ervan. Zij wakkerde bij haar echtgenoot het gevoel aan dat hij meer met het uiten van zijn emoties zou kunnen doen. En zo geschiedde. 
 
Delicaat, resonant en rijk, dat zijn deze keer de kernwoorden van de klank die de maestro aan zijn instrument weet te ontlokken. Zonder opsmuk onthult de legende zijn ware aard, gekenmerkt door een stille maar intense kracht. Uitschieters zijn openingsnummer Sitting at the Window maar ook het al gememoreerde Garo, Sea of Tranquility en het afsluitende titelstuk laten een blijvende indruk achter. 

Rick Wakeman probeert toch vooral duidelijk te maken dat melancholieke muziek niet per definitie treurig hoeft te zijn, maar eerder gelaagd en complex. “Het is zowel een temperament als een stemming: gevoelig, bedachtzaam, loyaal, creatief gedreven, diep analytisch en standvastig.” Een mooie, bredere definitie, die de kern vormt van dit album. Niet voor niets noemt Wakeman het nieuwe album “Een van de meest betekenisvolle suites met pianomuziek die ik ooit heb gemaakt. 
 
Bij die woorden van de meester sluit ik mij graag aan. Hoewel misschien ingetogen, behoort “Melancholia” tot Wakemans meest cruciale werk. Het is een introspectief album dat een innige verbinding tot stand brengt tussen de artiest en zijn publiek, de klank en de stilte, en de innerlijke en externe wereld. Het draagt de onmiskenbare signatuur van zijn muzikale talent en is een hoogtepunt binnen zijn invloedrijke werk. 

 

Myth Of Logic – The Memory Of After

Myth Of Logic is het geesteskindje van de in Florida wonende multi-instrumentalist Scott G. Davis. De zwaar door de progressieve rock van de jaren 70 geïnspireerde muzikant is vooral een toetsenist, dat maakt zijn nieuwste album The Memory Of After glashard duidelijk en ook zijn eerdere albums doen dat. Zijn kunnen komt goed naar voren in spel dat beïnvloed is door bands als Genesis, Emerson Lake & Palmer, Rush, Kansas en Saga. 
 
Aanvankelijk wilde Davis een band formeren, maar kreeg dat uiteindelijk niet voor elkaar. Hij besloot het te laten voor wat het was en keerde de muziekscene de rug toe. Vele jaren later had hij een goed gesprek hierover met een vriend en ineens ging de knop om. Een ongekende stroom inspiratie leidde ertoe dat vanaf 2022 elk jaar een album verschijnt. De eerste drie vormen samen een trilogie met Davis als enige muzikant. Het gaat over ene Robin die rouwt om zijn verloren liefde en er via droomachtige ervaringen weer bovenop komt. De hier besproken opvolger vertelt een verhaal op zich en Davis heeft een aantal even briljante muzikanten om zich heen verzameld. De gehele output is op zn minst spectaculair te noemen met als vaandeldrager The Memory Of After. 
 
Het album zit tot de nok toe gevuld, bijna tachtig minuten kwaliteit tot op het bot. Ik zou liegen als het anders was. Vaak zie je dat propvolle cds eigenlijk te lang duren. De nieuwe Myth Of Logic dus absoluut niet. Op naar de muziek. 
 
De twee epische delen van het titelnummer The Memory Of After flankeren het album en dat is een mooie indeling. Geopend wordt met het eerste deel dat luistert naar de naam Keep A Silent Watch. We duiken hiermee het verhaal van het album in en maken kennis met Mercy, een buitenaardse ziel die als missie heeft de bewoners van de aarde te vernietigen maar er juist om gaat geven. Gedurende bijna een kwartier brengt Davis hier een staalkaartje van zijn kunnen en tevens komt hij met zaken die de meeste nummers kenmerken. We horen volle toetsenriedels in de stijl van Tony Banks en Keith Emerson, maar dan met de allure van bijvoorbeeld Clive Nolan. Ook komt hij met krachtige partijen basgitaar en drummer Louis Alexi brengt veelal tomgerichte ritmes ter ondersteuning. Ik wil kort zijn over Davis’ zangkwaliteiten: die zijn ronduit fenomenaal en liggen soms in de lijn van Michael Sadler van Saga. Het is naar mijn idee onmogelijk om dit nummer gelaten te beluisteren, zeker als violist Chris Barbosa z’n virtuositeit en smaak laat gelden. Het is een goede zaak dat hij ook in het tweede deel van het titelnummer aanwezig is, zodat het album een afsluiter heeft die de cirkel ronder dan rond maakt. Later meer over deze afsluiter. 
 
Van de zes tussenliggende nummers wil ik er drie bespreken. Shadow Box begint met piano om vervolgens via een meeslepend stuk uit te komen bij een flinke passage vol wervelend spel op synthesizer en orgel. Davis maakt zich hiermee onsterfelijk wat mij betreft. Een ander sterk nummer is de mid-tempo ballade The Sky Is Falling. Het heeft een geweldige zangmelodie en de bronstige tenorsax van David Pate is ronduit subliem. Vlak voor de grote apotheose komt Myth Of Logic met het tintelende Mercy Paradox, waarin de tweestrijd waarmee Mercy te kampen heeft treffend in muziek wordt neergezet. Haar paradox is dat haar missie om de mensheid te vernietigen haaks staat op haar liefde ervoor. Ook muzikaal zijn er twee totaal verschillende sferen. Het beginstuk en het einde draaien om een pakkende zanglijn richting City Boy en 10CC, terwijl het adembenemende gitaarspel van Jerry Outlaw in het middenstuk veel meer gevoel uitstraalt. De schoonheid van dit tussenstuk doet je daadwerkelijk watertanden. De manier waarop Outlaw z’n noten creëert is voor mij het hoogtepunt van het album. Wonderschoon!  
 
In het afsluitende The Memory Of After (Part II) – The Skeleton Flower neemt hoofdpersoon Mercy een drastisch besluit en kiest voor een totale vernietiging van de aarde, zodat haar meerderen er hun intrek niet kunnen doen. Muzikaal gezien is het bijna twintig minuten luisteren naar Davis die zich weer helemaal uitleeft op zn klavieren. Regelmatig duikt de viool van Barbosa in het geluidsbeeld op en loodst drummer Alexi iedereen moeiteloos door de vele onregelmatige maten heen. Zoals elk nummer van Myth Of Logic bevat ook deze epic een bijzonder moment. Zo is het sfeervolle intro door Tara Jennings voorzien van een voorgedragen gedicht. Ik vind het mooi.  
 
Ik kan niet anders dan tot de conclusie komen dat “The Memory Of After” een aanrader van jewelste is voor veel progliefhebbers.  Alles deugt aan dit album, werkelijk alles. 

Sammary – The Deer Pants For Flowing Streams

In 2022 bracht de destijds 18-jarige multi-instrumentalist Sammy Wahlandt onder de naam Sammary zijn progressieve debuut uit. Een prominente rol was er weggelegd voor zangeres Stella Inderwiesen. Ik was zelf redelijk positief over Monochrome, al was het songmateriaal wisselend van kwaliteit en miste ik wat gevoel. Mijn collega Maarten was niet erg onder de indruk van opvolger The Dreamuit 2023. Hij vergeleek Sammary met Riverside, maar dan een paar klassen minder. Ook gaf hij de band het advies meer lef en creativiteit te tonen.  
 
Nu is het altijd een gevaar om een band met een gevestigde naam te vergelijken. Al doe ik dat zelf regelmatig ook, het is om een richting aan te duiden. Met de muziek van Riverside heeft het nieuwe album The Deer Pants For Flowing Streamsniet veel meer te maken. Op een aantal wat kortere stevige passages na dan.  
 
Aan de ambities van Wahlandt en co ligt het niet. Dit conceptalbum is gebaseerd op Faustvan Goethe. Als gasten geven Jon Courtney (zang, Pure Reason Revolution) en gitarist Randy mc Stine (onder andere Porcupine Tree, Steven Wilson) acte de présence. Met dit nieuwe album verkent Sammary atmosferische artrock, waarbij bijvoorbeeld een band als Iamthemorning in mijn gedachten kwam. De zang van Inderwiesen staat nu veel meer op de voorgrond. En ze hoeft niet meer over de hardere gitaarmuren heen te zingen.  
 
Een heel mooi voorbeeld is het titelnummer. De mooie toegankelijke popachtige zanglijn van Inderwiesen ligt op een elektronisch bedje en wordt afgewisseld met wat darkwave gitaarwerk. Aan het eind van het nummer is Courtney te horen, met een finale waarbij de Riverside referenties even te horen zijn. Wasser is het enige nummer op dit album dat in het Duits is gezongen. Op dit nummer speelt Mc Stine gitaar, net als op Lullaby en Drinking Water. Zoals zo vaak als er in het Duits wordt gezongen, klinkt de muziek afstandelijk en kil en is de gotiek nooit ver weg. Dit wordt onderbroken door een mooie gitaarsolo. Maar de elektronische, haast onderhuidse klanken zorgen ervoor dat de darkwave vibes nog meer aan de oppervlakte komen.  
 
Lullaby begint mooi verstild met pianoklanken en dan komen de referenties aan Iamthemorning weer naar voren. Juist deze melancholieke en romantische klanken passen uitstekend bij de wat kwetsbare zang van Inderwiesen. Na zo’n drie minuten even een korte progmetal interruptie, maar gelukkig blijft de etherische zang centraal staan. Daarna volgt er een wederom een goede gitaarsolo.  

Met name de laatste drie songs op dit album zijn intrigerend. Sanctuary is een mooie verstilde song, waar invloeden van bijvoorbeeld This Mortal Coil in te horen zijn. De beste track op dit album is Will-O’-The-Wisp. Na een kort en heftig begin, ontspint zich een interessant artrockgeluid. Ik moet uitkijken wat ik zeg maar ik hoor zelfs Talk Talk en Kate Bushinvloeden. Er zweeft een etherische Twin Peaksachtige sfeer in dit nummer, ook door de elektronica. De Floydiaanse gitaarsolo past hier prima bij. En nu zijn de heftigere Riversideelementen wel op hun plaats. Omdat alles in balans is. De ambient afsluiting is erg mooi. Als alles op dit album van deze kwaliteit was, dan zou ik helemaal enthousiast geweest zijn. Het slotstuk Drinking Water mag er ook wezen. Dit zeer melancholieke nummer spreekt mij zeer aan. De winst van de muziek is ook dat het nu wel raakt, en niet op afstand blijft.  
 
Kortom, Sammary heeft met The Deer Pants For Flowing Streams een prima plaat gemaakt. Ik vind met name dat de muziek veel meer in balans is en als één geheel klinkt. Bovendien komt de zang van Inderwiesen veel beter uit de verf. Ik vind zelf de keuze om meer de kant van artrock op te gaan een hele goede. Ik hoor graag prog met invloeden uit klassiek, gothic, dark wave en pop. Maar goed, dat is een persoonlijke noot. En nu we toch bezig zijn Stel nou dat het Sammary lukt om prog te verbinden met de kamermuziek van Iamthemorning en het geluid van Vision Thingvan Sisters of Mercy, volgens mij komen ze dan tot het geluid dat ze nu al in potentie laten horen.  Dit is echt nog niet het perfecte album voor Sammary, maar wat deze band laat horen in het titelnummer en de laatste drie nummers is heel goed. Het album heeft iets fascinerends, waardoor ik het steeds weer wil horen. Vooral doorgaan!  
 
 

Apogee – The Two-Edged Sword

Dit zat er wel aan te komen, weer een nieuw album van Apogee. Ondanks dat eerdere albums net boven de middelmaat uitstaken, waag ik me zonder vooroordeel aan een eerlijke beluistering. En na tweemaal “The Two-Edged Sword te hebben aangehoord maakt Arne Schäfer het me toch wel heel gemakkelijk. Met hulp van vaste drummer Eberhard Graef zet deze Duitse zanger en multi-instrumentalist zijn werk voort in dezelfde soort composities die we kennen van voorgaande albums. Zoals hij een copy paste lijkt te maken van zijn muziek, zou ik de oude recensies ook zo kunnen herschrijven. Alleen zo simpel komen Schäfer en ik er niet vanaf.  
 
Dat begint met de associatieve en abstracte teksten, die actuele thema’s in de maatschappij, politiek en sociale media verkennen, evenals esthetische en filosofische concepten. Voor diegene die dit graag wil doorworstelen, ga je gang. Zelf oriënteer ik me vooral op de muziek. Schäfer koketteert er andermaal graag mee dat hij typische elementen van de klassieke progressieve rock van bijvoorbeeld Jethro Tull, Yes, Genesis, Gentle Giant, Emerson, Lake & Palmer, UK en Rush op zijn eigen wijze tot de herkenbare Apogee-composities ombuigt.  
 
Het klinkt allemaal weer heel sympathiek en voor diegenen die de gunfactor willen inzetten, zijn er best passages te horen die refereren naar eerdergenoemde grootheden. Alleen voor de progressieve rockliefhebbers die wachten op spannende en vernieuwende muziek is het vooral een lange zit. En waar ik zelf op de vorige albums al moeite had met het oprekken van de nummers naar episch ogende lengtes, zijn juist nu de twee relatief korte nummers Temporary Turbulence en The Plain Wave de zwakke broeders op dit album. Dat alle kanalen in deze eendimensionale productie vol open staan, helpt daarbij ook niet. 
 
Ook op dit 14e album blijven de zes nummers zeventig minuten lang breed uitwaaieren met repeterende thema’s en heel veel herhalende zang. In de basis blijven de composities van Schäfer nog steeds hetzelfde herkenbare rondje draaien in melodie, harmonie en symfonische elementen, zonder naar een echt hoogtepunt te stijgen. Het zijn de toetsen die nog wel zorgen voor een aangename retro-sound uit die bevlogen jaren 70. Alleen de spaarzame gitaarsolos schudden de boel even wakker. En toch is er hoop. Abstraction bijvoorbeeld is een van de betere nummers van Apogee. Met het gebruik van een gedempt trompetgeluid als sample en een verrassend tegendraads ritme, is te horen dat er wellicht ooit eens een keer een echt goed progalbum van Apogee aan komt. We blijven het beluisteren. 
 
 
 
 

John Lees’ Barclay James Harvest – Relativity

Twaalf jaar na het laatste studioalbum “North” is daar dan eindelijk weer nieuw studiowerk van Barclay James Harvest (BJH) onder de titel “Relativity”. De groep die al sinds 1966 bestaat, heeft daarmee een langverwachte belofte ingelost. BJH is een van die bands waarvan er twee incarnaties bestaan; net als Yes (ooit) en Wishbone Ash (nog steeds) zijn er sinds 1998 twee verschijningen: één met bassist Les Holroyd als centrum en één met gitarist John Lees als middelpunt. Het album dat nu verschijnt, komt uit de koker van die laatste, de naam van de band is aldus John Lees’ Barclay James Harvest (JLBJH), om aan alle onduidelijkheid een einde te maken. Lees, inmiddels 78 jaar oud, is dus de drijvende kracht achter deze band. Hij rekruteerde in 1998 voormalig toetsenist Stuart “WoollyWolstenholme en verzamelde een aantal capabele musici rond zich, waarvan bassist Graig Fletcher en drummer Kevin Whitehead tot de dag van vandaag deel uitmaken. In 2009 voegde zich Jez Smith als tweede toetsenist bij het ensemble. Helaas overleed Wolstenholme in 2010 en sindsdien is het viertal bij elkaar en werd er ook nog een album opgenomen en regelmatig live opgetreden. Een mooi voorbeeld daarvan is het in 2023 uitgekomen livealbum “Philharmonic!”, waarop de band optrad samen met een volwaardig symfonieorkest. Nu is er dan eindelijk nieuw werk van het viertal. 
 
En het is ook nog eens een echt groepsalbum, alle vier muzikanten droegen in compositorisch opzicht bij aan het twaalftal nieuwe nummers die in totaal 78 minuten in beslag nemen. De verzameling liedjes is losjes gebaseerd op het concept van menselijke en kosmische interactie en relaties. In muzikaal opzicht is er niets nieuws onder de zon, de bekende, door toetsen (Mellotron) gedomineerde, muziek staat nog steeds fier overeind. Er zijn geen nieuwe iconische nummers als Child of the Universe of Mocking Bird meer te ontdekken, maar dat hoeft ook helemaal niet. Er blijft genoeg te genieten over. 
 
Vooral titelnummer Relativity, deel 1 is de opener en deel 2 fungeert als afsluiter, liggen dicht tegen de legendarische nummers uit het verleden aan. Symfonisch georiënteerde muziek, zwaar leunend op toetsengordijnen en een enkele gitaarsolo van Lees. Ook het door Lees gezongen Magpie ligt in het verlengde van songs die BJH zo kenmerken. Verder zijn er veel melodieuze composities die, hoewel solide van aard, van iedere tegenwoordige (rock)band afkomstig hadden kunnen zijn. Met een enkele uitschieter naar boven zoals het sterk aan The Moody Blues verwante, door Fletcher gezongen Love. Het negen minuten durende Snake Oil met Lees’ gitaarsolo in duet met het Hammondorgel van Smith, klinkt bijna als een Eaglesachtige song met Don Henley vocalen van Fletcher.  

ARVE Error: Invalid URL in url

Opvallend is verder de al eerder gememoreerde uitstekende zangprestatie van bassist Fletcher, zijn vocalen dragen de meeste composities. De stem van Lees klinkt, hoewel nog steeds uiterst herkenbaar, nog heser en omfloerster dan deze al was ten tijde van Hymn. De band speelt hecht en geconcentreerd, de ritmesectie Fletcher/Whitehead is solide en de akoestische gitaren, harmoniezang en smaakvolle toetsenpartijen van Jez Smith doen de rest. Lees had wat mij betreft nog wat meer nadrukkelijk aanwezig mogen zijn, zijn sologitaarpartijen zijn spaarzaam. De ervaren engineer Stephen W Tayler (onder andere Kate Bush, Rush, Howard Jones, Rupert Hine en Tina Turner) is verantwoordelijk voor opname en geluid, en dat laatste is dik in orde. 
 
De vergelijking met The Moody Blues zal altijd wel blijven bestaan. Niet voor niets schreef Lees ooit Poor Mans Moody Blues als felle reactie op een criticus die de muziek van beide bands met elkaar vergeleek. Vooral het karakteristieke Mellotrongeluid en de harmonieuze samenzang zijn hier debet aan. Maar zoals Wolstenholme fijntjes opmerkt tijdens de weergave van het nooit eerder uitgebrachte concert opgenomen tijdens RosFest, Pennsylvania, VS uit mei 2009, als bonus bij het nieuwe studioalbum misschien zien The Moody Blues hun muziek wel als ‘rich mans Barclay James Harvest’. Dat concert is overigens een heerlijk toetje, de bekende epische (Lees) nummers komen voorbij, For No One, Child of the Universe, Mocking Bird en Medicine Man. Met als extra toegevoegde waarde de aanwezigheid van Wolstenholme. Een mooie toegift bij het uitstekende nieuwe studioalbum van de band die ooit geen keuze kon maken uit de beschikbare namen en ze toen maar allemaal nam. 

De Mannen Broeders – Sober Maal

Progressieve muziek is lastig te definiëren. Zelf kader ik het in met wat het vooral niet is. Prog laat zich per definitie juist niet binden aan vaste structuren, tijdskaders en instrumentatie om een (muzikaal) verhaal te vertellen. In dit licht gezien is de reli-ambient muziek van De Mannen Broeders dus prog. Al zal het voor menig lezer een grote stap zijn om hiervoor uit zijn of haar progcomfortzone te stappen.

De Mannen Broeders is een samenwerking tussen de Belgische zanger Colin H. van Eeckhout, bekend van de Kortrijkse post-metalband Amenra, en de Nederlandse folkzanger Tonnie (Broeder) Dieleman uit Axel, die zingt over zijn Zeeuwse landschap en hun overleveringen met een bijbelse signatuur.

Met hun wederzijdse fascinatie voor symboliek, rituelen en vooral de donkere kant van het leven, met gemene delers als verdriet, rouw en pijn, vinden zij elkaar om muziek te maken. Gedurende de lockdowns van 2022 schreven zij en namen zij in iets minder dan vijf dagen hun 45 minuten durende album in de Doopsgezinde Kerk in Middelburg op. De albumtitel verwijst naar het eten van een eenvoudige maaltijd om dankbaarheid en nederigheid te tonen. En reken maar dat je karige kost krijgt voorgeschoteld.

De vier korte kerkelijke voordrachten (Asemruumte, Van Licht Ontdaan, Omer III, Ons Nu Voorbij) dienen als een opmaat voor het muzikale nummer dat daarop volgt. Diegene die daar niets mee hebben, adviseer ik deze preken over te slaan. De kracht zit namelijk in de vijf resterende, minimalistische nummers, waar soberheid, eenvoud, discretie en matiging zozeer beklijven dat de weemoedige sfeer je door de pure, minimalistische uitvoering onder de huid gaat zitten. De Vlaams-Zeeuwse tongval past dan ook perfect bij het geweeklaag dat over ons heen daalt.

ARVE Error: Invalid URL in url

Muzikaal horen we in Alle Roem is Uitgesloten een ambient opbouw van een dreigend orgel op de melodie van een lied van Johann Schop uit 1641. Het hoogtepunt is Verteere Heel. In een postrockachtige opbouw met alleen een kerkorgel, banjo en een kerkbank als percussie-instrument, hoor ik flashbacks naar het nummer Ótta van Solstafir.

Sterke duo-zang met banjo horen we in Grafschrift. Het is een epitaaf van een protestantse pastoor voor een katholieke priester uit de 18e eeuw, wat een schandaal was in die tijd. Meer historische onbaatzuchtigheid vinden we terug in de hoes van het album, waarop we zien hoe Vlaamse vluchtelingen tijdens de Eerste Wereldoorlog in de kerk sliepen.

Onze Lieve Vrouwe kent gepast Carmen Gregorium koorgezang. Een gedragen eenstemmigheid die op en neer gaat in het vrije ritme, wat naast het dreunende orgel en de continuïteit van een draailier, een heel bijzonder gestrijk op een mandolinebanjo oplevert. Met het titelnummer Sober Maal sluit het album als instrumentaal outro stemmig af met kermende strijkgeluiden en een verstilde piano.

Dit “Sober Maal” met meditaties en lofliederen tot gregoriaanse zang en monologen, zal door de religieuze toonzetting en langgerekte schrale eenvoud niet van ieders gading zijn. Deze spirituele reis, waarbij het oud-kerkelijke geestesleven de basis vormt, wijkt voor de luisteraar op zoek naar zingeving erg af als belijdenis niet jouw ding is. Al zul je het belerend toontje van Neal Morse vanaf nu gaan koesteren en aanbidden. Onderga dit ritueel als een meditatie en nuttig de kerkelijke thematiek bij voorkeur met droog brood en lauw water. Laat je meevoeren met deze zielhelende klanken, voordrachten en sferen die verstrekt worden door de karakteristieke kerkakoestiek, met langzaam wegstervende voetstappen over een krakende kerkvloer, met galmende stemmen en omslaande bladmuziek.

 

CD:

LP:

 

Meteora – Broken Mind

Binnen de muziekwereld lijkt een verandering in marketing gaande. Na de overstap van fysieke tastbare dragers van muziek naar digitale streamingdiensten of downloads, krijgen we nu ook vaker singles of ep’s voorgeschoteld in plaats van complete, volwaardige albums. Ook de wederopkomst van vinyl heeft ervoor gezorgd dat albums een kortere speelduur hebben gekregen. Veertig minuten lijkt de max in plaats van de volle zeventig minuten die beschikbaar zijn voor een (enkel) album. Voor de progressieve muziekstroming die wij vertegenwoordigen is dit jammer te noemen. Wij houden toch van lange muziekstukken, die op een album samenhang vertonen. De opbouw en volgorde van de nummers is daarbij belangrijk, waarbij vaak een thema of concept wordt uitgewerkt. Blijkbaar hebben onze moderne consumptiegewoonten het releaseproces bij muzikanten veranderd. Ze brengen liever met enige regelmaat een paar nummers uit, dan – soms meerdere jaren – te wachten met een volwaardig album. 
 
De Hongaarse symfonische metalband Meteora heeft dit marketingconcept omarmd en werkt momenteel aan een trilogie van ep’s, waarvan de onderhavigeBroken Mind” de tweede in deze serie is. In augustus 2025 verscheen “In The Silence” en in het vroege voorjaar van 2026 zal het derde deel van deze trilogie op de markt komen. 
 
Alhoewel wij deze Hongaarse band nog nooit besproken hebben, bestaat deze al vijftien jaar. In 2010 is Meteora opgericht door Máté Fülöp en Atilla Király, in 2015 voegde de huidige leadzangeres Noémi Holló zich bij de band en in 2017 brachten ze hun debuutalbum uit. De huidige bezetting bestaat sinds 2024 en deze ep-trilogy is daarvan het eerste resultaat. Meteora is een symfonische metalband, die een breed bereik in een dynamische stijl heeft, melodieus, romantisch, met een verfijnde sound, maar ook zwaar, vol power en zelfs met death of black metal. Vergelijkingen met bands als LeavesEyes, Sirenia, Swallow the Sun, Kamelot en After Forever zijn gemakkelijk te maken, maar de meeste invloed is duidelijk gehaald bij Epica.  

Oké, en dan nu over op de muziek op deze ep. Deze begint met het titelnummer, dat – als onderdeel van hun releasestrategie – voorafgaand aan de ep in september 2025 werd uitgebracht. Het is een sterke theatrale opening met stevige ‘duivelse, dansende’ toetsen, donkere, stuwende gitaarriffs, felle energie en een grotesk dramatisch geluid. De heerlijke vrouwelijke vocalen van Holló, vermengd met de grunt-vocalen van Máté Fülöp, geven het nummer een emotioneel en melodieus gevoel. Met het pakkende, meeslepende refrein zou dit nummer zelfs airplay kunnen krijgen. 
 
Morningstar is een gothicnummer waarin de vrouwelijke cleane zang en de zware grommende grunts worden aangevuld met cleane vocalen van Király en een achtergrondkoor. Deze krachtig contrasterende zangstijlen zorgen voor een dynamisch en opwindend geheel, een symfonisch nummer met gelaagde instrumentatie. Op Elysion neemt Király de meeste vocalen voor zijn rekening; een folkachtig powermetalnummer, met sterke invloeden van Kamelot. Het nummer verhaalt over een stervende man, gebaseerd op zijn eigen gedachten bij zijn hartoperatie eerder dat jaar. 

Het meest epische en sterkste nummer van deze ep is zonder twijfel het slotnummer In My Name. Een krachtige afsluiter met wederom een duet van cleane vocals van Holló en Király, afgewisseld met de zware gruntstem van Fülöp. De wijze waarop dit klassieke, opera-achtige, symfonische metalnummer wordt neergezet, doet je direct denken aan Epica, met de conflicterende (of elkaar versterkende) vocalen van Simone Simons en Mark Jansen. Progressieve gitaarriffs, stevige drums, tempo- en stijlwisselingen maken dit tot een geweldig nummer. Het middenstuk is ietwat rustiger met het Meteorakoor wederom hoorbaar. De ritmische gitaar, met heerlijke piano en cellogeluiden en de daaropvolgende gruntvocalen, doen sterk denken aan After Forever in zijn hoogtijdagen of zelfs aan Nightwish. Met de betoverende zang van Holló eindigt deze – veel te korte – ep.  
Op naar het derde deel van deze reeks. 

Gazpacho – Magic 8-Ball

De naam Gazpacho wekt bij mij altijd een culinaire emotie op. En hoewel ik geen flauwe link wil leggen naar de Spaanse soep, is er toch een connectie met een ander product. De Noorse band staat in mijn beleving nagenoeg ook synoniem voor kaas. Naarmate kaas langer rijpt wordt het vaak beter. Steeds beter.

Het is niet meer nodig om de band bij het Progwereld lezerspubliek te introduceren, dus komen we gelijk ter zake. Het heeft vijf jaar geduurd voor de band weer een nieuw album afgeleverd heeft en dat kwam door een softe bandbreak. Geen ruzie, geen gedoe, maar gewoon even geen Gazpacho. Focus op gezin en loopbaan. Dat zorgt mijns inziens voor een wat vergezocht concept, volgens de band komen er verschillende thema’s bij elkaar: lot, keuzevrijheid, identiteit, herhaling en toeval. Het album refereert aan het gedachte-experiment van het Ship of Theseus: als je stuk voor stuk delen van jezelf verliest, ben je dan nog steeds dezelfde persoon? Een complex onderwerp, een ingewikkelde benadering en een bijsluiter van deze boeiende filosofie vind je dan ook in de omschrijving van de band zelf, onder de video van de titeltrack Magic 8-Ball.

Dat concept of die filosofie uit zich ook in de fragmentatie van het album, zonder dat je die omschrijving als negatief moet opvatten. De tracks hebben meer dan ooit een eigen identiteit en het verband tussen de nummers is minder vanzelfsprekend, iets waar de band bij eerdere albums zo sterk in was.

Opener Starling begint vertrouwd goed en sterk. De tragiek, maar ook de schoonheid spat van de ruim negen minuten durende track af. Het is daarmee ook het langste nummer van het album. We horen prachtig strijkwerk van Mikael Kromer, wervelende pianotoetsen van Thomas Anderson, de gevoelige zang van Jan Henrik Ohme. Ik heb het op deze site al eens eerder gezegd, maar de muziek van Gazpacho en een band als Kauan hebben veel overeenkomsten in meeslependheid. Beide bands zorgen ervoor dat je hun muziek intens kan beleven, in een melancholische carrousel van emoties: atmosferisch, cinematografisch en dromerig.

Daarna zorgt Strangers ervoor dat je in een andere dimensie belandt. De elektronische benadering is nieuw voor de band en dat geldt ook voor de structuur en aanpak. Het is het gevoel van elektronica, gemengd met wat lichte tribaltechnieken. Wat betreft de productie heb ik wel wat aanmerkingen. En dat ligt gevoelig, want ik heb de producties van Gazpacho altijd smaakvol gevonden. Er zijn enkele keuzes gemaakt die naar mijn smaak wat minder uitvallen, hoewel het details zijn. Zo vind ik de vervormde stem van Ohme in Sky King niet helemaal lekker in de mix vallen. Dat nummer gaat over Richard Russell, een bagage-afhandelaar op een vliegveld in Alaska die in een opwelling een vliegtuig stal en vervolgens liet crashen. Hij werd een soort volksheld omdat hij de moed en ballen had om zijn eigen recht te pakken. Het staat volgens de band voor het gegeven dat elk individu op deze planeet gek genoeg is om te nemen waar hij recht op denkt te hebben. Maar dat we ook niet weten hoe we het leven moeten leiden en in dadendrang onszelf, maar ook een ander soms beschadigen.

Niet al het materiaal is even sterk, het middenstuk met nummers als Ceres en Gingerbread Men overtuigt na een paar luisterbeurten nog niet helemaal, hoewel Ceres wel een heerlijke melodie heeft. Het heeft schoonheid maar geen echte impact. Er zit een paar muzikale gimmicks in (Gingerbread, tussen minuut drie en vier), maar het sleept de luisteraar niet mee. En als je een specificatie van de fragmentatie van mij wil, is de single Magic 8-Ball daar dan toch ook een voorbeeld van.

Al vaker op deze site besproken is de rol van Ohme. Natuurlijk zijn ‘de voors en tegens’ door ons allemaal wel eens besproken; zijn kopstem, zijn meeslepende manier van zingen, of voor sommigen: een zeikstem. Maar ik wil nu en plein public wel eens een veer in zijn achterste steken, want zonder Ohme zou de muziek van Gazpacho minder een episch avontuur van emoties zijn. Waar de muziek van de band minder uitdagingen kent, zorgt Ohme daar juist en voor de scherpe randjes. De kippenvelbeleving. En waar er dan in de mix wordt gedraaid aan de zang, pakt dat gelijk ook minder geslaagd uit (Sky King). Gedurfd en gewaagd zijn de hoge noten in Unrisen. Het pakt net goed uit, al kan ik mij voorstellen dat er in de studio flink geoefend is met het inzingen van de intro.

Bijna klassieke neo-prog is Immerwahr. Tekstueel gaat de song over Clara Immerwahr, een scheikundige en feministe die getrouwd was met de chemicus Fritz Haber. Hij nam tijdens de Eerste Wereldoorlog de wetenschappelijke verantwoordelijkheid op zich voor de ontwikkeling van strijdgassen. Clara bestreed zijn werk in het openbaar en beschreef het als een perversie van de wetenschap en was zeer ongelukkig met zijn ‘succes’. Toen hij weer thuiskwam na een tijd aan het front, pleegde Immerwahr zelfmoord, wat Haber op zijn beurt emotioneel ogenschijnlijk weinig deed. Kort na haar overlijden ging hij weer strijdlustig naar het front om een nieuwe gasaanval te organiseren.

Muzikaal klinkt de song als een klassieke mix van Marillion, IQ, Pendragon, en bevat zelfs een “Collage”-fragment. Hoe dan ook; voeg er je eigen bevinding aan toe. De geweldige (piano) toetsen van Anderson zijn fantastisch, zoals die door het hele album een pluspunt zijn. De instrumentale finale van de track is weer atypisch, centimeters verwijderd van een wall of sound zoals we kennen in de postrock. Het zal mij niet verbazen als dit uitdraait tot mijn favoriete nummer van het album.

Hoewel, dat zou ook het laatste nummer kunnen worden. The Unrisen is een ouderwets hoogstandje en zorgt voor een euforisch “ik ben fan van Gazpacho!”-moment. Genialiteit, meeslependheid, melancholie, maar wel wat te kort. Had er nog even drie minuten van deze sprankelende klanken aan toegevoegd en dat had de zwakke momenten op de cd bijna goedgemaakt.

De eindconclusie is weer als gewoonlijk. Een paar luisterbeurten is zoals gebruikelijk niet genoeg voor Gazpacho. Het concept is boeiend en doordacht en verdient jouw interesse en aandacht. “Magic 8-Ball” bedient de fan met vertrouwde elementen, aan de andere kant kent het ook vernieuwende elementen. Desondanks overdondert en ‘pakt’ deze plaat mij nog niet gelijk. Maar daar komt ie: als recensent moet je vertellen dat de muziek van Gazpacho tijd nodig heeft om te rijpen.

Maar ja, een kaas krijgt de tijd om te rijpen, een recensent moet altijd actueel zijn.

Smalltape – Tangram

In 2021 was Smalltape voor mij dé verrassing van het jaar. Het derde album van de sympathieke Duitser Philipp Nespital, “The Hungry Heart”, draaide overuren op mijn platenspeler en eindigde dat jaar op de eerste plaats van mijn jaarlijst. Nu is er “Tangram” — een muzikale puzzel van zeven stukken, die een ongekende diepgang en schoonheid blootlegt.

Na “The Hungry Heart” en diverse optredens (waaronder op Night of the Prog) zat Philipp Nespital er creatief behoorlijk doorheen. Hij dwong zichzelf weer met muziek bezig te houden via een zelfopgelegde challenge die hij One Tune a Day noemde: elke dag moest hij iets met muziek doen. Dat kon een stukje melodie zijn, een gitaarriff of een zanglijn. Zo ontstonden langzaam de contouren van een nieuw album.

Een tangram is een van oorsprong Chinese puzzel die uit zeven stukken bestaat. Ze kunnen samen één vierkant vormen, maar ook oneindig veel nieuwe figuren. Voor Nespital is dat een symbolisch beeld van het leven zelf: breekbaar, veranderlijk, maar vol potentieel. Die gelaagdheid hoor je ook in de muziek terug. Het album is zowel groots als minimalistisch, intiem én bombastisch, organisch en toch tot in detail uitgewerkt. In het interview dat ik met hem had, zegt hij: De afzonderlijke stukken zijn verschillend, maar ze passen uiteindelijk bij elkaar. Dat idee — van losse elementen die samen een nieuw beeld vormen — voelde heel waarachtig.”

Waar “The Hungry Heart” nog regelmatig deed denken aan Steven Wilson, is dat op “Tangram” minder het geval. De muziek is veelzijdiger en je hoort meer jazz- en filmische invloeden. Na het korte No Time (I) schiet Nespital met Goodbye meteen naar grote hoogten. Een enorme muur van geluid knalt uit de speakers en roept een bijna oergevoel op. Het doet denken aan de filmmuziek van Hans Zimmer in “Inception”. Nespital creëert deze sonische storm door lagen van toetsen, gitaren, orkestsamples en zelfs zijn eigen stem samen te voegen. Elke keer als die muur van geluid voorbijkomt, krijg ik kippenvel. Hij weet je als luisteraar volledig zijn muzikale labyrint in te trekken. En net als je denkt het nummer te doorgronden, gooit hij het roer 180 graden om met een akoestisch gitaarstuk dat knipoogt naar GenesisAisle of Plenty. Maar door de subtiel dreigende toetsen weet je dat er nog iets in het vat zit. Dat blijkt een zalige gitaarsolo van Flavio De Giusti te zijn, die alles openbreekt. Wat een geniaal nummer.

Het contrast met Phoenix kon niet groter zijn, maar ook hier maakt Nespital diepe indruk. De zang staat vooraan in de mix, waardoor hij letterlijk dichtbij komt. De saxofoon doet zijn intrede, net als de jazzy klanken van de Fender Rhodes (voor de liefhebber: Philipp Nespital gebruikt voor al zijn toetsen de Nord Stage). Het ingetogen karakter wordt plots opgeschud door een indrukwekkende, tegendraadse kakofonie van toetsen, gitaar en overdrive-saxofoon.

Het knappe aan deze plaat is dat je als luisteraar voortdurend op het verkeerde been wordt gezet. Wanneer je denkt een nummer door te hebben, komt hij met een wending die je niet zag aankomen. Dat is het duidelijkst hoorbaar in Selene. Tot halverwege voelt het als een warm bad, maar dan volgt er een passage met akoestische gitaar, stuwende percussie en jazzy toetsen. Het is zo anders dat je even moet schakelen, maar het past wonderwel.

Philipp Nespital is sound designer van beroep. Hij ontwerpt muziek, maar ook specifieke geluiden voor films, series en commercials. Die expertise hoor je op Tangram terug. Het album is exceptioneel goed geproduceerd: alles klinkt kraakhelder en perfect in balans. Let bijvoorbeeld op de drums — het is alsof Nespital met zijn drumstel bij je in de kamer zit. Gold Digger klinkt geweldig door de lichte beat, en ik vind het prachtig hoe je zijn vingers over de snaren van zijn akoestische gitaar hoort schuiven. Productioneel vormt Behind the Glass het hoogtepunt. Ik luister het nummer steevast met ingehouden adem. Het klinkt als een liefdesliedje, maar het gaat over een stalker die van buiten naar binnen gluurt. De manier waarop de ‘camera’ als het ware langzaam van binnen naar buiten beweegt, is fenomenaal gedaan.

Tijd om de balans op te maken: bij een groots album horen grootse woorden. “Tangram” is een album uit de buitencategorie. Deze muzikale puzzel, opgebouwd uit zeven stukken, is net zo veelzijdig en intrigerend als zijn Chinese naamgenoot. Een meesterwerk dat laat horen dat Smalltape tot de absolute top van de moderne progressieve muziek behoort.

Je bestelt het album via Burning Shed of Just for Kicks.
Lees vooral ook het interview dat ik met hem had over deze release.

 

Jonas Lindberg & The Other Side – Time Frames

Mijn eerste kennismaking met het werk van Jonas Lindberg was het album “Miles From Nowhere” uit 2022, waarover mijn collega Maarten zo te spreken was. Deze Zweedse multi-instrumentalist en componist maakt enthousiaste prog die het best is te vergelijken met Neal Morse (Band), Spock’s Beard en Pattern Seeking Animals. Dus lekkere symfo die de jaren 70 eert maar modern klinkt. Complexiteit en toegankelijkheid wandelen hand in hand. Plus een aantal zalige ‘zwevende’ toetsensolo’s waar veel progliefhebbers graag de repeatknop voor gebruiken. Jonas Lindberg zingt en speelt bas, diverse gitaren en toetsen. Hij wordt hierbij ondersteund door The Other Side, een keur aan musici en een zangeres en zanger.

Met End of the Road heeft Lindberg een opener te pakken die lekker je speakers uitknalt. Het doet mij denken aan Neal Morse Band ten tijde van “Innocent & Danger”. De muziek is episch, maar fris en open. Er gebeurt lekker veel. Soms is het relaxed, maar een moment later gaat het meer de hardrockkant op. Het symfonische hart gaat open met een fijne toetsensolo. Steeds staat de melodie centraal. Net als bij Morse zijn zowel Genesis en Yes, alsmede The Beatles nooit ver weg.

Someone Like Me is een mooie progpopsong. Niet heel opvallend, maar wel leuk om naar te luisteren. Het derde nummer is het geweldige Faces of Stone. Lekker stuwend, afwisselend en melodieus. Achtbaansymfo waar ik erg van houd. Die term geldt ook voor het zeer sterke Running Out of Time. Mooie zanglijnen, lentefrisse instrumentatie, een aangename lichtheid en met name een zeer symfonisch instrumentaal stuk maken dit tot, in mijn ogen, het hoogtepunt van “Time Frames”. Met name het neo-progachtige instrumentale gebeuren vind ik zeer fijn.

Uiteraard ontbreekt een epic niet op dit album. Afsluiter The Wind klokt ruim zeventien minuten en wederom komt Neal Morse wel heel nadrukkelijk om de hoek kijken. Ik vind het zeker mooi, maar tjonge jonge, het is bij tijd en wijle wel erg bombastisch. Verschillende stijlen komen langs en worden ‘aan elkaar geplakt’. Het is mij ook wat te veel een epic ‘volgens het boekje’. Bij de kortere nummers (die dan ook al zo’n zeven à acht minuten klokken) heeft Lindberg mij te pakken, maar nu verliest hij zich wat in de epische maalstroom. Of beter gezegd wellicht: hij verliest mij.

Hoe dan ook, ik zet “Time Frames” met veel plezier op. Muzikaal is het dik in orde. Met name voor liefhebbers van achtbaansymfo vind ik dit album een aanrader.

Send this to a friend