The Guildmaster – Gathering Of Souls

The Guildmaster is een spin-off van The Samurai Of Prog, die zich veelal bezighoudt met het vermengen van authentieke volksmuziek met eigentijdse symfo. Grote roerganger in dit gezelschap is Rafael Pacha, die, ook voor dit album weer, een onvoorstelbare schat aan authentieke instrumenten bespeelt, maar ook op de elektrische gitaar steeds meer van zich doet spreken.

De titel voor hun derde album, “Gathering Of Souls”, beschrijft de samenwerking tussen de vier muzikanten. Ze zien het meer als een bijeenkomst van ‘zielen’ dan een simpele optelsom van vier musici.
Voor dit album putte het kwartet niet uitsluitend uit bronnen van de mediterrane cultuur zoals op de voorganger “Liber De Dictis”. Zo is de openingstrack bijvoorbeeld geïnspireerd door een kroniek uit 1320 over de tweede Zweedse kruistocht naar Finland. Het is eigenlijk een muzikale  drietrapsraket waarin de prachtige melancholieke melodie eerst op een authentieke fluit en kromhoorn wordt gespeeld, omlijst met piano en Mellotron. Na een fraai intermezzo op akoestische gitaar, wordt de melodie op fluit en synthesizer gespeeld, nu begeleid door een moderne ritmesectie. Als derde trap volgt een stevige gitaarriff waarover een variatie op de elektrische gitaar wordt gespeeld.

In het dansante Where Are You?, met een speelse melodie, horen we de eerste drie minuten louter authentieke instrumenten zoals diverse fluiten, bouzouki en bodhran. Heerlijk zoals de elektrische gitaar daarna wordt afgewisseld, en vermengd met deze instrumenten. Maar het muzikale decor verschuift nu toch echt richting symfo. Zeker wanneer de synthesizer ten tonele verschijnt. Na een rustig intermezzo met de prachtige heldere vocalise door Paula Pörsti (dochter van drummer Kimmo Pörsti) keert de symfo weer terug met op het einde een heerlijke Hackettiaanse gitaarsolo.
Het eveneens dansante Omnis Saltat Ad verwijst naar de gemeenschapszin en vertoont in zijn structuur veel overeenkomsten met de vorige track. Zelfs weer met dat door Hackett geïnspireerde gitaarwerk aan het slot.
Het prachtige Blood And Oblivion beschrijft de worsteling van een zieke misdadiger wanneer zijn herinneringen aan zijn misdaden hem in de steek laten. Wanneer Pacha de melodie op de fluit speelt, gaat die rechtstreeks naar je hart. Vervolgens geeft Yogi Lang (RPWL) er een fraai vocaal vervolg aan. Na een jazzy middendeel keert de melodie via een mooie overgang in een symfonische setting terug. Hoe mooi Lang dit ook zingt, bij mij kwam onwillekeurig de vraag opborrelen hoe dit geklonken zou hebben met de stem van John Wetton of Greg Lake?

Lo Prometido Es Deuda opent akoestisch met de viool en doet een beetje aan Focus denken. Na ruim drie minuten voegt de ritmesectie in en wordt het uiteindelijk stevig symfonisch met opnieuw fraai gitaarwerk van Pacha.
Met een Bachiaanse opening is Mary The Jewess een, door Nick Markham gezongen, ode aan de vrouw in vele opzichten. Ditmaal is het de progressieve rock die meer de klok slaat. Voor de zekerheid heb ik nog maar eens in het cd-boekje gekeken of Steve Hackett niet ergens in de kleine letters als gastmuzikant werd opgevoerd.

De Finse tekst van Luonto Puhuu, ‘De Natuur Spreekt’, is geschreven door de vrouw van Pörsti, Pirkko Pörsti. De Finse folkloristische sfeer wordt treffend verklankt in de meerstemmige zang, de percussie en de mistige klanken van de Mellotron. Ook de Chapman stick van Alfonso Romero wordt daarbij effectief ingezet. Via een vernuftige overgang weet het gezelschap zichzelf naar de huidige progressieve rock te transformeren om uiteindelijk weer terug te belanden in de Finse folklore.

Het fraaie, afsluitende, romantische Sea And Sky, met opnieuw een tekst van Pirkko Pörsti, wordt gezongen door John Wilkinson. Ook hier weer referenties aan Focus, maar ook aan The Moody Blues. Het nummer wordt afgesloten met een heerlijke gitaarsolo van Tony Riveryman.

Deze “Gathering Of Souls” is weer een prachtige reis van de oude, folkloristische muziek naar de ‘moderne’ symfonische rock geworden. En ook hier mogen we gerust weer de conclusie trekken dat deze beide muziekgenres niet zo erg ver uit elkaar liggen.

The Soundbyte – Still Quiet

Bij het lezen van deze bandnaam denk je wellicht: The Soundbyte heeft een naam als die van een populaire band: te snel, te vlot en eentje waar een marketingblok goed over nagedacht heeft. Bij zo’n naam denk je van tevoren niet aan een band die enigszins zwaarmoedige muziek maakt…

En toch is er wel degelijk nagedacht over de naam.

The Soundbyte, het soloproject van de Noor Trond Engum, is voor de voormalig gitarist van de doomband The Third and the Mortal een avontuurlijk en experimenteel muzikaal project dat naast die band is ontstaan. Sinds de oprichting in 1998 heeft The Soundbyte zich ontwikkeld tot een platform voor Engum om zijn visie op muziektechnologie, compositie en live performance te ontwikkelen. Inmiddels zijn we bij het vijfde studioalbum van The Soundbyte beland.

Dat Engum een sterke interesse voor muziektechnologie heeft, lijkt logisch: hij is universitair hoofddocent aan de muziekafdeling van de NTNU in Trondheim, Noorwegen. Hij houdt zich daar bezig met veranderende strategieën en procedures voor het componeren, produceren en uitvoeren van muziek met behulp van digitale muziektechnologie. Dat werpt gelijk een essentiële vraag op: kan hij de balans van toegankelijke muziek en technologie op deze cd behouden?

Vooraf moet je de volgende zin in het achterhoofd houden: Engum produceert progressieve metal, ambient, dark folk en elektronische muziek. Engum legt in zijn composities de nadruk op het live opnemen van alle instrumenten, inclusief elektronische geluiden, die direct worden gecontroleerd of verwerkt via zijn gitaar en de drums van Rune Hoemsnes – hij is een belangrijke partner van Engum in de muziek van The Soundbyte. Er wordt wel gebruikgemaakt van een gasttoetsenist en -bassist, maar die leveren maar een bescheiden aandeel. Er zijn twee vocalisten actief: Andreas Elvenes en Kirsti Huke. Die laatste is ook korte tijd de zangeres voor The Third and the Mortal geweest.

De eerste track van het album, Floating At Distance, is gelijk al een (bescheiden) voorbeeld van die techniek. De drums zijn herkenbaar, maar veel instrumentatie komt uit de gitaar. De stem van gastzanger Elvenes doet je denken aan verschillende artiesten en in combinatie met de muziek doet het wat aan Hail Spirit Noir denken, vooral aan het album “Eden In Reverse”. Diezelfde techniek hoor je ook in Will You Find A Way, zeker tijdens het intro en waarin je later de klanken van een kerkorgel kan horen. Over de hele linie heeft het album tevens sterke sfeeroverlappingen met een band als Venus Principle (When All Is Gone).

Je komt pas echt in aanraking met de vaardigheden van Engum in Will You Follow. Een track die gedomineerd wordt door drones, shoegaze en industrial sound en een donker en zwaarmoedig beeld oplevert. Met het donkere geluid van zanger Elvenes geeft dat een beeld van David Bowie-muziek. Of net zo makkelijk zijn er vergelijkingen te maken met Eric Clayton van Saviour Machine. Wanneer we wat verder zoeken op de naam Eleves komen we op de band Bingo Crowds, dat dit jaar een album heeft afgeleverd met knipoogjes naar jaren tachtig electro muziek.

De balans op dit album is wat Progwereld betreft precies afgemeten. De composities zijn sfeervol, toegankelijk en zonder compromis als zodanig te omarmen, hoewel je ook op smaakvolle wijze hoort hoe Engum en zijn collega’s nieuwe technologieën toepassen. Eigenlijk is dan de titeltrack van de cd een vreemde eend binnen het aanbod, Still Quiet is geheel akoestisch. Hoe dan ook past het totaalaanbod van het album prima onder de noemer “progressieve rock” en verdient het een plek op deze site.

Ben je geïnteresseerd hoe de technologie zich binnen de muziek evolueert en wil je eens kijken hoe Engum experimenteert binnen zijn composities? Bekijk dan onderstaande video eens.

Oceanica – Try Not To Dwell On It

De Britse componist en multi-instrumentalist Ben Harris-Hayes is geen onbekende op deze website. Meeste bekendheid geniet hij met het inmiddels ontbonden Enochian Theory, waarvan het laatste wapenfeit dateert van 2012. Met zijn (nieuwe) project Oceanica timmert hij sinds 2019 stevig aan de weg.

Het debuutalbum “One Dark” uit 2019 voorzag collega Ruard Veltmaat van een recensie. Er verschenen enkele singles en het door ons niet besproken album “Panta Rhei” uit 2023. Vrij snel na dit album komt Harris-Hayes met een ep waarop slechts één nummer staat. Niet zomaar een nummer, een epic van ruim 21 minuten. Een zeer persoonlijk en emotioneel nummer dat ontstond na het verlies van een collega en vriend van Harris-Hayes. Dat ging zelfs zover dat hij er bijna door geobsedeerd raakte.

Destijds besloot Ruard Veltmaat zijn recensie van “One Dark”: “De muziek die Ben Harris-Hayes met zijn Oceanica laat horen is hoe dan ook een pure belevenis. Het project flirt met veel verschillende muziekstijlen, zoals metal, postrock, progrock, elektronica en vleugjes pop”. Deze muzikale lijn wordt op dit nummer doorgetrokken en verder verfijnd.

De intro is een donkere mix van ambient en atmosferische klanken, waarin de spanning langzaam wordt opgebouwd. Na een minuut of twee ontlaadt deze spanning in een eerste brute eruptie waarin harde en donkere gitaarriffs de hoofdrol hebben. Het symboliseert woede en frustratie. Qua intensiteit doet het denken aan Tesseract. De zang van Harris-Hayes is gedubbeld met die van een anonieme zangeres, die ik gemakshalve ‘The Lady’ noem. Slim gedaan want de zang van Harris-Hayes is niet zijn beste punt. Het geheel is intens en dringt door tot op het bot en zelfs de ziel. Dit is zware kost en verre van optimistisch.

Na een minuut of vier keert voor even de rust terug met fluisterende zang van ‘The Lady’, begeleid door kalm gitaarspel. Ook deze rust wordt ‘verstoord’ door een loodzware progmetalachtige passage. Halverwege het nummer horen we een overgang naar een toegankelijk en melodieus stuk waarin de nodige toetsen. De sfeer is gemoedelijk, zelfs vriendelijk, alsof de zwaar bewolkte lucht openbreekt. Ook dit is van tijdelijke duur. In het verdere verloop wisselen fraaie instrumentale passages af met vocale stukken. Als luisteraar wordt je meegetrokken in wisselende stemmingen.

Dit nummer is een ware kuitenbijter en laat zich na meerdere luisterbeurten op waarde schatten. Net als met Enochian Theory plaveit Ben Harris-Hayes met Oceanica zijn eigen weg. Een weg die zonder routebeschrijving lastig te volgen is. Maar volg je zijn weg, dan worden prachtige vergezichten je deel.

Phase Transition – In Search of Being

Prog en viool hebben een lange traditie, van Gentle Giant tot Mahavishnu Orchestra tot Kansas. Het Portugese progmetaltrio Phase Transition zet deze traditie voort, zijn mix van progressieve metal, klassieke muziek met catchy refreinen zorgt voor een unieke luisterervaring.

Phase Transition werd in 2018 opgericht door drie studenten om samen Dream Theater-covers te spelen, na zeven jaar is met ”In Search of Being” hun debuutalbum een feit. Is dit dan weer de zoveelste Dream Theater-imitatieband? Integendeel, Phase Transition weet met zijn debuut een verfrissende blik op de moderne progmetal te werpen.

De plaat opent met Dichotomy, waar we binnen twee minuten al scheurende gitaren, violen, grote akkoorden en technische drumpassages te horen krijgen, de toon is gezet. Phase Transition wisselt af tussen harde, technische explosies en melodische, zachte stukken. De sterke stem van Beco komt in beide uitersten van de band goed naar voren. Ook geeft haar vioolspel een interessante tweede laag aan de muziek. De combinatie van stevige metalriffs en violen zorgt voor een uniek geluid dat soms lijkt te verwijzen naar de prog van de jaren 70 (denk Jean-Luc Ponty).

Naast alle prachtige melodische refreinen is er genoeg ruimte overgebleven voor ijzersterke metalriffs, luister bijvoorbeeld maar naar de intro van Becoming, (R)evolution. Op alleen het laatste nummer The Other Side na wordt er niet gegrunt op deze plaat, alsnog is de stem van Beco sterk genoeg om bij de vaak zware muziek te passen.

In Shadows of Grief wordt duidelijk hoe sterk de songwriting van de band is, het nummer (en eigenlijk alle nummers op de plaat) is heel sterk uitgedacht en zit goed in elkaar. Waar sommige moderne progmetalbands soms last kunnen hebben van het moeilijkdoenomoeilijktedoen-syndroom, lijkt het dat alles in de songs van Phase Transition in dienst staat van het nummer.

Afsluiter The Other Side is het stevigste nummer op de plaat, na de verraderlijke akoestische intro breekt het los in een mengelmoes van harde riffs, grunts, blastbeats, een sterk refrein en gitaar- en vioolsolo’s. Ook hier wordt duidelijk hoe goed de sterke songwriting en het technische spel met elkaar samengaan.

“In Search of Being” is een sterk debuut voor Phase Transition, de band laat zien dat ze een plek in het moderne proglandschap waard zijn en genoeg hebben te bieden voor alle progfans. De band weet op een sterke manier melodische en zware stukken met elkaar te combineren tot een pakkend geheel.

Lux Terminus – Cinder

Vrij vertaald Eindigend Licht, ofwel Lux Terminus, is in 2016 opgericht door Vikram A. Shankar. Een groeiende naam in de progwereld. Toetsenist in bands als Silent Skies, Redemption (beide met Tom S. Englund) en live toetsenist van Pain of Salvation en Within Temptation. Hiermee gaan we nog veel van hem horen. Maar bovengenoemde bands klinken niet als zijn eigen in 2016 opgerichte band Lux Terminus. Die heeft hij opgericht met zijn muzikale vrienden Brian Craft op basgitaar en Matthew Kerschner achter de drums.

Als je al goed hebt opgelet, zie je dat Lux Terminus een progressieve rockband is zonder gitaren. Hierdoor hebben ze al meteen een eigen sound. “Cinder” is het tweede album, zeven jaar na de release van hun debuut “The Courage to Be”. Doordat de band geen gitaren heeft staan de toetsen letterlijk centraal. Waarbij The “Courage to Be” nog meer is gestoeld op de pianoklank en af en toe ook een jazzy randje heeft, word je op “Cinder” meegenomen met cinematische soundscapes, waarbij het geluid veel breder en grootser wordt neergezet. Zo doet het driedelige Jupiter zijn grootse naam eer aan, mede door de zang van het trio Espera, dat ook achtergrondzang verzorgt bij de band Sleep Token. Na deze sferische opening gaan we met Mosaic Mind meer naar het geluid van het debuutalbum. Ze vervangen hier, ten opzichte van het debuut, de staccato of pittige manier van spelen, door het meer in de breedte van het geluid te zoeken.

Op dit album mogen ook aardig wat gastartiesten hun opwachting maken. Zoals we op Jupiter het  al eerder genoemde trio Espera hoorden, is Catalyst het andere nummer met drie gastartiesten. Jørgen Munkeby, saxofonist en zanger bij jazz black metal band Shining, en twee zangers, in dit enige nummer met tekst, Jon Pyres en Ross Jennings. En vooral door de laatste klinkt dit nummer meteen als een Haken-nummer zonder gitaar.

Het volgende nummer, The Devil’s Eyes, start met een piano die we ook op een Pain of Salvation-plaat hadden kunnen horen en eindigt met de stevigste riff die we op deze plaat horen. En zo komen de invloeden van zijn andere bands ook terug.

Ondanks dat ik het debuut misschien net iets mooier vind, is dit nog steeds een geweldige plaat met veel afwisseling. Het album leunt minder op techniek en is meer verkennend in de soundscapes en het grote geluid.
Om Vikram A. Shankar nog te quoten van een post op Facebook, zag hij zijn 30ste verjaardag als een mijlpaal waarop hij zou bepalen of het leven als muzikant haalbaar is. In mei dit jaar postte hij “Well, today I’m 30, and I’m not going anywhere. So I suppose you all are stuck with me.”  Ik kijk nu al uit naar de muziek die we nog van hem mogen verwachten.

Us – Between The Apex And The Pinnacle

Onverdroten volgt het Nederlandse Us zijn eigen weg, gebaseerd op passie voor het genre waar onze site haar naam aan ontleent. Op album nummer dertien getiteld “Between The Apex And The Pinnacle” hoor je opnieuw jaren 70-prog verweven met wat jaren 80 neo-prog. De bij vlagen naïeve insteek van componeren is aanstekelijk en de instrumentbeheersing is kwalitatief verre van ondermaats. Dankzij de herkenbare sound van de logge Rickenbacker basgitaar, vele retro Moog-accenten en geknepen gitaarsolo’s heeft het een hoog Yes-gehalte, zonder dat niveau overigens te halen. Het is allemaal heel sympathiek gemaakt, als je bedenkt dat dit het hobby niveau ver overstijgt, waardoor je eigenlijk nooit teleurgesteld kan zijn, laat staan overweldigd.

Met uitzondering van de Asia-achtige rockstamper Alice en dankzij het ronkende Hammond orgel in het tweede gedeelte van het titelnummer, als  we even wat van DeWollf meekrijgen, is het verder in Pandoras Box en All We Call Fate, vooral compositorisch zoeken naar de rode draden, duidelijke terugkerende thema’s en refreinen, om houvast te vinden in de lange nummers. Het lijkt chaos troef. Leuke ideeën komen en gaan, terwijl men enthousiast en vooral luidruchtig met allerlei instrumenten in de weer gaat om er op een gegeven moment maar eens een eind aan te breien. Deze weifelende koers leert mij dat de makers er ongetwijfeld veel plezier in hebben gehad, maar niet naar de luisteraars hebben omgekeken, zodat wij ons moeten afvragen waar dit nu naar toe moet gaan.

Productioneel komt het ook nog eens statisch over. Het geluid is gortdroog en klinkt dunnetjes, doordat veel in het hoog zit. Marijke Wernars zingt als een Maggy Reilly die achter een dik gordijn is opgesteld, terwijl de mannelijke zangstemmen voor mij te vaak monotoon overkomen. Wat ook wringt is dat er in de mix niet gedurfd is om lastige keuzes te maken om iedereen toch maar een plaatsje op de eerste rij te gunnen. Daarmee klinkt de muziek nogal eendimensionaal en belandt het niet tussen de top en het toppunt zoals de albumtitel belooft, maar zweeft Us ergens in de luchtledige middelmaat.

Rest de vraag, moet onze lezer dit aanhoren? Jazeker, er zijn net zoals landgenoten Like Wendy en Dr.Coenobite nog Nederlandse progfanatici, die op hun eigen manier progressieve rock maken, die niet direct zichtbaar zijn en ergens verdwaald op een streaming site bivakkeren. Ooit komt Us met een album uit waar de kwartjes vallen zodra er geluisterd wordt naar de luisteraar. Voor nu worstelen we ons, net zoals we het bij “Tales From Topographic Oceans” moesten doen, door “Between The Apex And The Pinnacle” heen. Want in deze muzikale puzzelrit zonder cryptische kaartinstructies, herken ik daar toch het meeste van in.

Amazing Space – Parallel Dreams

De naam Amazing Space doet, in combinatie met de Noorse herkomst van deze band, vermoeden dat we hier te maken hebben met een spacerock outfit, met alle hallucinerende geluidseffecten van dien. Het tegendeel is minder waar!

Amazing Space, een samenkomst van muzikanten uit illustere bands die ik geen van alle ken (Mighty Magnolias? Casiokids? Strange Hellos?), maakt muziek die zich bevindt in het grotendeels onontgonnen grensgebied tussen Krautrock en Amerikaanse Westcoast, met hier en daar een vleugje shoegaze. Als je denkt dat dat buitenissige muziek moet opleveren, ben ik hier om je te vertellen dat dat reuze meevalt. “Parallel Dreams” is een zeer toegankelijk album dat, ondanks een paar nummers van ruim zeven of acht minuten, eerder doet denken aan Fleetwood Mac of Echo & The Bunnymen dan aan Hawkwind. Persoonlijk vind ik dat geen slechte zaak, maar het roept wel de vraag op of – en in welke mate – we hier met prog te maken hebben.

Ondertussen is “Parallel Dreams” een zeer fraai album vol schitterende samenzang, lekker ouderwetse synthesizerklanken en een zeer verzorgd, bijna fluwelen geluid. De liedjes, met teksten van zanger Emil Nordtveit, zijn gepolijste composities met bijna direct meezingbare refreinen. Dat wil niet zeggen dat de muziek te gladjes is, afsluiter My Rubicon heeft bijvoorbeeld een minutenlang doordreinende gitaarsolo. Je zou kunnen zeggen dat de composities en de arrangementen de band een beetje gelikt maken, maar dat de uitvoering, met overstuurde gitaren, soms bewust valse synthesizers en sonore basgitaren, er toch een rauw randje aan toevoegt.

De band is erg goed in het schrijven van prettige liedjes die klinken alsof ze al in de jaren 70 of 80 van de vorige eeuw bedacht zijn. Ook daar speelt het vintage instrumentarium een belangrijke rol, maar ook de zanglijnen, akkoordenschema’s en ritmes ademen voorbije tijden. De warme gloed die van “Rumours” zo’n speciaal album maakt, tref je hier ook aan. Toch denk ik te horen dat de new wave bands van de jaren 80 en de indie bands van de jaren 90 een grotere invloed op Amazing Space hebben gehad. Hoe dan ook, het zijn sterke liedjes, knap uitgevoerd.

Als we het bijbehorende persbericht moeten geloven (en waarom zouden we daaraan twijfelen, niet waar) heeft de band inmiddels vijf van de acht stukken als single uitgebracht, met als resultaat dat “Parallel Dreams” op de Noorse nationale radio een favoriet is geworden. Dat snap ik goed, met zulke gemakkelijk in het gehoor liggende stukken, die bovendien het voordeel hebben dat ze getuigen van een authentiek, écht bandje. Afgezien van de al genoemde en verdekt opgestelde krautrockelementen heeft de band met progressieve muziek echter niks te maken. Gewoon lekkere kwaliteitsmuziek, ook wel eens fijn.

Mihrax – Rox

“Rox” is het tweede album van de Duitse groep Mihrax. Toetsenist Tobias Graef kwam in 2016 met het instrumentale soloalbum “Mihrax”. Drie jaar later werd dit album opnieuw uitgebracht met zijn broer Thomas op basgitaar en Frank Zibner op drums en zang. Voor het album “Rox” hebben de gebroeders Graef versterking gekregen van een nieuwe zanger, drummer en gitarist.

De mannen uit Berlijn presenteren hun muziek als een blend van neo-prog, rock, pop en hardrock.  Zeg maar een band in de lijn van Arena. Dat moet mij op voorhand liggen, toch?! Om maar met de deur in huis te vallen: Mihrax maakt dat maar ten dele waar. Tenminste, de stijl klopt wel, maar drie zaken zorgen ervoor dat het album “Rox” mij niet heel erg kan bekoren. In de eerste plaats is dat de zang van Boris Elfert. Die doet heel geforceerd en schreeuwerig aan. De beste man wil graag wat theatraal klinken, maar moet daar hard voor werken. In mijn oren te hard. Nu weet ik ook: de zang moet je liggen. Maar in de nummers van Mihrax drukt de zang van Elfert nogal een stempel op de muziek. Het tweede punt is de muziek zelf. Die is niet wereldschokkend, ook niet slecht. Maar zelf mis ik een bepaalde diepgang. Het is mij wat te eendimensionaal. Ook kennen veel nummers veel herhalingen.

Blackstar is de opener van het album, is hiervan een goed voorbeeld. Dit nummer van ruim elf minuten over het verval van een artiest is direct een van de betere songs. Maar op een gegeven moment heb ik het wel gehoord, omdat de heren eigenlijk weer opnieuw beginnen. De volgende songs zijn Intoxication en What You Gonna Do? In deze nummers komt de hardrockkant van Mihrax sterk naar voren. Stel je het zo voor dat de hardrock een stevige basis legt, de zanglijnen wat poppy zijn en de gitaren en toetsen in de muzikale intermezzo’s voor een portie symfo zorgen.

Met Unknown Yet neemt Mihrax wat gas terug en komt men met een aardige popsong. Met Stench gaat het tempo weer wat omhoog, met wat hardrock en Gary Moore-achtige blues, gemixt met wat symfo. Het wat pastorale muzikale stukje is best mooi gedaan. Maar natuurlijk moet het refrein nog wel een keer herhaald worden. Herhaling, dat is een woord dat zich steeds maar blijft herhalen als het gaat om deze muziek.

Hang It Up is een energiek en instrumentaal nummer in de stijl van het al eerder genoemde Arena. De muziek klinkt best goed, maar ik vind wel dat het te weinig haakt. Daarvoor heb je, in mijn ogen, toch een nummer nodig met zang en meer een kop en een staart. Stuck in a Maze is wederom een song waarin pop, symfo en hardrock elkaar vinden. Het toetsenriedeltje doet mij herinneren aan No Limit. Het simpele refreintje maakt dat ik het vooral irritant begin te vinden. Met If The Music Dies komt een einde aan dit album van Mihrax. Het vleugje Genesis, dat ik al eerder wist te ontwaren, doet mij goed.

Kortom, hoewel de Mihrax in de basis goede muziek maakt, zorgen de geforceerde zang, vele herhalingen en te weinig aansprekende nummers ervoor dat ik er helaas, helaas niet veel meer van kan maken dat ik niet heel erg onder de indruk ben van dit album.

Mirror Mirage – Missing Pieces

Mirror Mirage is een nummer van het album “Master Device & Slave Machines” van Armed Cloud, maar ook de naam van het nieuwe project van hun voormalige gitarist, Wouter van der Veen. Daarnaast verwijst Mirror Mirage naar iets wat je ziet, maar niet echt is. Een metafoor voor dromen, hoop en ontbrekende stukken, passend bij de thematiek van de ep. De debuut-ep heet dan ook “Missing Pieces”, omdat Van der Veen deze nummers al geruime tijd had liggen: “Het voelt alsof het de ontbrekende stukjes van mijn repertoire zijn die nu eindelijk uitkomen.

Dat de invloeden van Armed Cloud duidelijk hoorbaar zijn op deze ep mag geen verrassing zijn. Wouter van der Veen was in 2011 medeoprichter van deze band en heeft zo’n zeven jaar een flinke stempel op het geluid ervan gedrukt. Dit mede doordat een groot deel van de muziek door Van der Veen is geschreven. De nummers op deze ep lijken dan ook bij voorbaat geschreven voor Armed Cloud, maar zijn uiteindelijk in zijn eigen project opgenomen.

Het album start met Too Close To The Sun, een rustig en toegankelijk nummer. Ik vermoed dat dit nummer het bij Armed Cloud niet goed gedaan zou hebben. Met name door de (te) rustige passages. Nu toch als openingsnummer op deze ep. Als ballad en om airplay te krijgen overigens een perfect nummer.

For All The Missing Pieces zorgt weer voor de stevige metalsound. Hier zijn duidelijk de invloeden van Armed Cloud hoorbaar. Van der Veen, die ook dit tweede nummer qua zang voor zijn rekening neemt, heeft hier een rauwere zangstem neergezet en komt daarmee redelijk dicht in de buurt van Daan Dekker. Het typische zanggeluid van zijn voormalig bandmaatje weet hij niet te evenaren, maar hij komt daar toch dichtbij, Van der Veen heeft een iets zachtere, minder schreeuwerige, melodieuzere zangstem.

Op het derde en laatste nummer Law Of The Jungle horen we Frank Leemhuis de vocalen voor zijn rekening nemen. Met Leemhuis nam Van der Veen zijn vorige album “No Dimensions” op onder de naam Steelyard. Wederom een stevig nummer, dat zwaar wordt neergezet. Invloeden van  traditionele heavy metalbands als Dio, Black Sabbath en Judas Priest zijn hier hoorbaar. Aan het eind horen we metal-rap (zoals Limp Bizkit of Linkin Park) en vervolgens een heerlijke gitaarsolo die in het rijtje Yngwie Malmsteen, Steve Vai en Joe Satriani niet zou misstaan.

Gelukkig heeft Wouter van der Veen zijn gitaar niet in de wilgen gehangen na zijn vertrek bij Armed Cloud. Het album met Steelyard was een leuke tussenpauze, maar met dit (solo-)project kunnen we wederom genieten van zijn muziek en gitaarwerk. Deze ep smaakt zeker naar meer.

Nosound – To The Core

Giancarlo Erra, de belichaming van Nosound, zegt het zelf al: “Ik speel een nummer, hoe kort ook, liever nog een keer omdat het mooi is, dan me af te vragen waarom het zo lang duurt zonder iets nieuws te zeggen.” Dat kan ik doodslaan door te zeggen dat dit bij Nosound een waarheid is als een koe. Want “To The Core” is de eerste nieuwe muziek van de band sinds 2018 en ze gaan gewoon verder in hun eigen ingeslagen weg van traagheid en weemoedigheid. Lang duurt het nieuwe album met exact twintig minuten ook al niet en veel nieuws is er ook niet onder de Italiaanse zon, maar dat is bij Nosound geen straf. Alles luistert weer gestroomlijnd weg met dezelfde songstructuren als uit eerdere releases.

Sinds de oprichting in 2005 heeft Nosound een reputatie opgebouwd met ontroerende muziek die ambient, rustige postrockelementen en wat artrockinvloeden combineert. Hun gedragen werk wordt wel eens vergeleken met dezelfde gezellige sfeermakers als Sigur Rós, Steven Wilson en Gazpacho, ik vind het vooral als Nosound klinken, waarmee ze hun groepsnaam eer aandoen. Het is unieke minimalistisch muziek waar de kunst van het weglaten verheven is tot levenswijze. En dan niet zozeer door een noot teveel weg te halen, maar die ene noot precies daar te plaatsen en uit te voeren waar die net nodig is om dat ene trilhaartje in je oor in een permanente transcendente status van mistroostigheid te brengen.

Wat we horen op “To The Core” is met wat postrock gitaarerupties in The Nothing We Gave meteen het stevigste nummer van dit album. Dit moet je wel in perspectief zien als je weet waar Nosound voor staat. Alleen klinkt het begin productioneel niet lekker en loopt het ritme versus akkoordengetokkel wat vreemd. Dat is weer in ere hersteld in de liefdesverklaring die in het titelnummer To The Core wordt uitgesnotterd. Met verstilde piano en cello vloeien de tranen zo makkelijk dat de Po ervan over zou stromen. Gelukkig volgt er hier ook een kreunende gitaarsolo die van mij wel langer mocht duren.

Met een even briljante als treffende titel is Worn-Out Parts weer zo’n betoverend mooi klaaglied dat versterkt wordt door Erra’s hunkerende zang, aangevuld met vrouwelijke gastvocalen van Louise Pigott. De terugkeer van de gitaarstrijkstok op het juiste moment is er weer een van een perfect getimede schoonheid. Met het korte Interrupt en Closure als veelzeggende titels is het feestje waar geen gast voor lijkt te komen opdagen alweer voorbij.

En dat is mijn enige kritiekpuntje bij deze plaat. Het door Erra volledig geschreven en geproduceerde album mist voor mij de urgentie om er meer uit te halen dan er geleverd wordt, hoe goed hij ook weer gebruik maakt van organische instrumentengeluiden, zoals gitaaraccenten, zachte drums, gevoelige strijknuances, verstilde piano en wat ijle synthesizers.

De zang en muziek van Erra snijden in ieder geval weer in je ziel. Je moet er zo van janken dat je even overweegt van de brug af te gaan springen, om op tijd te bedenken en er ook gelijk achter te komen dat het uitzicht vanaf de brug eigenlijk fenomenaal is en er hoop in de verte ligt. Hierdoor blijft je turen totdat de zon onder gaat. Eenmaal huiswaarts gekeerd zit er niets anders op dan met smart te wachten op het volgende werk van Nosound en voorlopig dit album tot in de kern tot je te nemen.

Send this to a friend