Het Italiaanse kwartet RanestRane (gekke kikkers) streek tijdens hun Europese tour op 26 mei 2023 neer in het sfeervolle Parkvilla theater in Alphen aan den Rijn. Het was dubbel prijs voor het publiek. Niet alleen stond de integrale uitvoering van “Apocalypse Now” op het programma, een gulle selectie van ‘best of’-nummers uit het 25-jarige bestaan van de band vulde de tweede set.
Het mag inmiddels bekend worden verondersteld dat de Italianen van RanestRane nieuwe muziek componeren bij bestaande films. De originele filmmuziek laten ze hierbij links liggen. Hun laatste project is de film Apocalypse Now. Deze indrukwekkende anti-oorlogsfilm krijgt met de klanken van RanestRane een nieuwe dimensie. De integrale uitvoering van de gelijknamige cd van de band uit 2022 is ronduit indrukwekkend. Wat zeker meehielp was de uitstekende afstelling van het geluid in de zaal.
Na een stukje Walküre van Wagner verbeeldt het toetsenspel van Riccardo Romano op Saigon onmiddellijk de dreiging die zich dik een uur meester zal maken van het publiek. Massimo Pomo laat zijn eerste heerlijke gitaarsolo klinken. Er zullen er nog vele volgen. Broertje Daniele praktiseert de toch vrij ongebruikelijke combinatie zang en drums, ronduit naar behoren overigens. Zijn stem heeft de bekende Italiaanse emotie en hij kan helemaal opgaan in het verhaal.
In een van de korte nummers die volgen zijn gesproken fragmenten uit de film gemonteerd, dat gaan we nog vaker horen. Napalm, een prachtige epic van twintig minuten, is een van de hoogtepunten van het concert. Alle kwaliteiten van RanestRane komen hier samen. Zalige, slepende gitaarsolo’s, maar ook felle licks en tokkelwerk van Pomo, waar Romano prachtig toetsenwerk naast zet: Moog-solo’s, orgelspel, verfijnde pianostukken, een zweefsolo. Flarden uit de film vallen indringend samen met de muziek, kinderstemmen, sirenes, een helikopter. De iconische zin uit de film “I love the smell of napalm in the morning” ontbreekt evenmin.
Het is lekker rocken op Playmate, waarbij de meisjes op het podium (op het scherm) verschijnen om de mannen te vermaken. The Eden Cries is ook een lang nummer dat bol staat van de emoties. Kippenvel als je een ingesproken boodschap hoort van een moeder aan haar zoon, die ze nooit meer zal terugzien. Het verloopt overwegend rustig, maar met de nodige uitspattingen. Romano lijkt soms zijn klavieren te willen bespringen. Dan hebben we de uitspattingen van de band ook wel gehad. De gitarist lijkt op zijn plek te zijn vastgelijmd, bij basgitarist Maurizio Meo kan er af en toe een korte wandeling af en hij vestigt de aandacht op zich met het bespelen van zijn elektrische contrabas.
Daniele Pomo gaat wel eens staan achter de drumkit en verzorgt de verbindende praatjes. Dat was het wel, maar de band heeft geen capriolen op het podium nodig om hun muziek te laten spreken. Het zou ook alleen maar afleiden van de filmbeelden. De gedrevenheid, passie, speelplezier en de klasse straalt van dit gezelschap af.
De hele gevoelige passages zijn ook bijzonder smaakvol, Pomo kan hier al zijn, soms ingehouden, passie inleggen. In The Horror komt het personage Kurtz (Marlon Brando) nadrukkelijk in beeld, we krijgen zijn stem uitgebreid te horen. Toetsen en gitaar brengen weer zeer treffend de verschrikkingen ter plaatse tot leven. Toetsen die klinken als een trekzak of een doedelzak, een ronkend orgel, vertederend pianospel en een gitaar die huilt, om maar wat te noemen, komen voorbij. In slotakkoord Un Nuovo Dio geven Romano en Massimo het stokje weer op voorbeeldige wijze aan elkaar over, om zo voor mooie symfonische akkoorden te zorgen.
De pauze biedt de gelegenheid om even bij te komen van deze indrukwekkende vertoning. Dan komen in setjes van twee of drie nummers vier eerdere cd’s van de band langs. “A Space Odyssey, Vol.1” horen we via Materna Luna, dat weer prachtige combinaties van toetsen en gitaar in zich heeft. Daniele Pomo laat goed horen wat hij allemaal met zijn stem kan doen in Monolito di Tycho. In Sognerò Mai van “Starchild” laat Romano een van de wildste orgelsolo’s van de avond horen. Het stukje waarin de computer Daisy zingt met fraai orgelspel op de achtergrond is bijzonder. Stargate gaat richting het kwartier en bevat weer de nodige fraaie, goedgekozen overgangen, waar de band toch in grossiert, maar het meest bij blijft dat dit zo’n heerlijk gedragen nummer is.
De Italianen kunnen flink uitpakken, maar ook heel mooi klein uit de hoek komen. Veel piano en gevoelige zang herbergt Passerà Presto, het blokje “Nosferatu Il Vampiro” is aangebroken. Veel meer rockend is het ook korte Via da Wismar, Pomo’s solo is om te smullen. En dan weer terug naar de rust in L’Ultimo Incontro, dat eindigt met een zalig stukje symfonische rock. Tot slot is het griezelen geblazen bij twee nummers van “The Shining”. Het is bijna onmogelijk om niet in de ban van de spanning van de getoonde filmbeelden te raken, zeker bij Redrum. De geluiden, de stemmen en het opzwepende ritme brengen de filmbeelden nog eens extra tot leven.
Als toegift brengt de band ook nog een ode aan Pink Floyd, in 2020 brachten ze “The Wall” op de planken. Na een mooie vertolking van Comfortably Numb, met die twee dijken van gitaarsolo’s, was een langdurig applaus hun deel. Geheel terecht, want wat een prachtige cinematografische progrockavond hebben de mannen van RenaestRane verzorgd!
Betoverend mooi, bij vlagen…
Een bijzonder optreden van The Flower Kings (TFK), dat is wat werd aangekondigd enige tijd geleden. Onder de noemer King For A Day (vrij naar Gentle Giant?) werd gekozen voor een beperkt aantal optredens in Nederland, Duitsland en Noorwegen. Als bijzonderheid maakt hiervan, naast de bekende meet & greet en foto- en signeersessies, ook een matinee-optreden deel uit. Deze zou volledig gevuld worden door een akoestische set van de heren, in de avond gevolgd door het eigenlijke optreden, volledig elektrisch versterkt. Math Lemmen doet verslag van de exceptionele akoestische show terwijl Alex Driessen het avondconcert voor zijn rekening neemt.
Middagprogramma – Math Lemmen
Als gevolg van een warrige communicatie met betrekking tot de aanvangstijd van het middagprogramma heb ik de soundcheck, een T-shirt en een poster gemist. So be it.
Rond half drie begon de ‘akoestische set’ die helemaal geen akoestische set bleek te zijn. De Zweedse bloemenkoningen speelden gewoon een elektrische set, zij het op ingetogen wijze. Zeer relaxed en met de nodige humor kwamen de heren één voor één, zeer casual gekleed, het podium op. De zaal was gezellig ingericht met tafels en stoelen en wat sfeervolle lichtjes. Alle ingrediënten voor een sfeervolle ‘soiree-voorstelling’ zoals bandleider Roine Stolt het noemde, waren aanwezig.
Na excuses van zanger Hasse Fröberg voor het, eenmalige, gebruik van een tekstblad, waarbij hij zijn bril nodig had, werd Let It Be van The Beatles ingezet. Zoals gezegd een ingetogen, bijna reggae-achtige versie met een lekkere pianosolo van toetsenist van dienst Daniel Lantz en natuurlijk een smeuïge gitaarsolo van Roine Stolt. Met Train To Nowhere werd nog een ballad gespeeld. Stolt lichtte toe dat dit nummer eigenlijk gaat over de deportatie van de gevangenen in WO II, en linkte het daarmee aan de actuele ontwikkelingen in de wereld.
Vervolgens nog een track van het album “Let It Be”, Across The Universe, erg sfeervol uitgevoerd. Daarna ging het tempo iets omhoog met het fraaie Cosmic Circus, waar ditmaal helaas geen Babylon aan werd gekoppeld. Soon van Yes maakt dan wel erg veel goed met de prachtige zang van Fröberg en het geweldig sfeervolle gitaarspel van Stolt. De soiree-set werd vervolgens verrassend afgesloten met het slepende Ohio van Neil Young. Leuk was de opmerking vooraf van Stolt dat hij dit nummer vroeger fonetisch zong met de tekst: “poor daddy in Ohio”, totdat hij erachter kwam dat de werkelijke tekst was “four dead in Ohio”. Zo was er tussen de nummers door veel ruimte voor grappen en grollen.
Vervolgens werden alle aanwezigen, zo’n 70 in totaal, uitgenodigd voor een Q&A in een bioscoopzaal boven de concertzaal. De vijf bandleden zaten op een rijtje op stoelen onder het filmdoek en de bezoekers konden vanuit hun comfortabele bioscoopstoelen vragen op de bandleden afvuren, waarbij Stolt vooraf de opmerking maakte dat op persoonlijke zaken niet zou worden ingegaan.
Naar aanleiding van de vragen werd duidelijk dat toetsenist Zach Kamins had afgehaakt vanwege de exorbitant hoge kosten van vliegreizen en visumaanvragen. Hij wordt op deze fandagen vervangen door Daniel Lantz en tijdens de aankomende tour in het najaar door Lalle Larsson (Karmakanic en Agents Of Mercy). Bij navraag bleek dat de toetsen op het komende album door Lalle Larsson en Roine Stolt zelf zijn gespeeld. Verder werden er vragen gesteld over de muzikale voorkeuren van de vijf bandleden en of ze nog tijd hadden om naar nieuwe bands te luisteren. Dat laatste was vanwege tijdgebrek slechts zeer beperkt het geval.
Naar aanleiding van de vraag met welke muzikale grootheid Stolt nog graag zou willen samenwerken kwam hij na wat omwegen met het bizarre verhaal dat hij een paar jaar geleden op één en dezelfde dag was gebeld door Steve Hackett met de vraag om in zijn begeleidingsband basgitaar te spelen tijdens de geplande tour, en nog geen uur later door Jon Anderson met het voorstel om samen muziek op te nemen. Beide zijn musici waar Stolt als jonge muzikant een mateloze bewondering voor koesterde.
Op de vraag of hij bewust epics componeerde antwoordde hij stellig ontkennend. Sommige nummers groeien in de loop van de tijd uit tot epics. Andere blijven korter. Na ruim een uur met vragen en antwoorden in een zeer relaxte sfeer en met de nodige humor werd dit blok afgesloten en begaven de meesten zich naar beneden om een hapje te eten en zich op te maken voor het concert in de avond.
Avondshow – Alex Driessen
Het is een zonnige dag, het feit dat we lang moeten wachten op ons eten is een smetje (foei Brasserie!). De temperatuur ligt ruim boven de twintig graden, de sfeer is goed, de kleding is luchtig, prima omstandigheden om je een dagje koning te mogen voelen. Voor sommigen wordt dat een avondje, ook goed. De Zweden van The Flower Kings staan vrijwel altijd garant voor een goede show en hebben inmiddels een behoorlijke following opgebouwd. Op de dag af een jaar geleden stonden ze nog in Canada, aan het einde van een Noord-Amerikaanse tournee. Na een vol jaar afwezigheid staan ze nu weer op de planken van de Cacaofabriek in het Brabantse Helmond. Een beetje roestig nog, zoals zanger/gitarist Hasse Fröberg vooraf aangeeft. Maar de muzikaliteit en de professionaliteit spat er nog steeds vanaf.
Even na acht uur betreedt de band het podium. Het vijftal is stemmig gekleed in bloemrijke shirts, passend bij de bandnaam en de omstandigheden van een prachtige voorjaarsdag. Er zijn wat technische probleempjes, vooral met de gitaar van Roine, maar er wordt al snel afgetrapt op de reggaetonen van Ghost of the Red Cloud van het iconische “Stardust We Are” uit 1997. Het klinkt nog een beetje onwennig, dat zal snel veranderen. Stolt introduceert het volgende nummer, een rocker, toch niet helemaal het sterke punt van TFK. Dat hoeft ook helemaal niet, de herkenbare tonen van Paradox Hotel van het gelijknamige album uit 2006 zijn weliswaar rockend, maar hebben voldoende signatuur om de kwalificatie ‘prog’ mee te krijgen.
Na There Is More to this World volgt Big Puzzle van “Back in the World of Adventures” uit 1995, het oudste nummer deze avond, dat door Roine als ‘tricky’ wordt omschreven, lastig te spelen dus. Dat geldt zeker niet voor What if God is Alone, ook al van “Paradox Hotel”, met zijn heerlijke climax. Church of Your Heart en Compassion zijn beide al bijna twintig jaar niet meer gespeeld maar halen ruime voldoendes. Veel ouder werk dus ditmaal; “Paradox Hotel” (2) en vooral “Stardust We Are” (4) bepalen het leeuwendeel van de setlist. En met slechts acht nummers ligt de gemiddelde lengte ruim boven de tien minuten. Helaas geen The Truth Will Set You Free, Last Minute on Earth of In the Eyes of the World, maar nummers die al lange tijd niet meer op de speellijst konden worden aangetroffen, verfrissend.
Het gitaarspel van Roine Stolt is al jaren onovertroffen en ronduit indrukwekkend, maar ook zijn zang mag er zijn. Zijn eigen teksten zingt hij vanaf een muziekstandaard. De bandleider heeft het zichtbaar naar zijn zin, dat uit zich in lange introducties en anekdotes. Hij oogt zelfs een beetje emotioneel als hij terugkijkt op het begin van de band, ergens in 1994. Hij praat honderduit: over de eerste show buiten Zweden, in Stuttgart, weet broer Michael zich te herinneren. Over zijn monnikenwerk tijdens corona aan de remasters van de oude tapes om ze met de juiste specificaties op vinyl (en cd) te kunnen uitbrengen. En dat ze nooit in het Paradox Hotel zijn geweest, nooit zijn ingecheckt. Kompaan Hasse Fröberg laat wederom horen dat hij over een prima rockstem beschikt, hoewel ik het gevoel had dat er minder power van uitgaat dan in voorgaande jaren.
Geen Zack Kamins deze keer, zijn afwezigheid werd al eerder verklaard. Voor nieuwe/tijdelijke toetsenist Daniel Lantz is het bijna letterlijk een vuurdoop. Hij kwijt zich zo goed als mogelijk van zijn taak. Dat wordt bemoeilijkt doordat hij slecht hoorbaar is in de mix. Jammer, want de duetten tussen toetsen en gitaar zijn toch kenmerkend voor de muziek van TFK. Daar staat tegenover dat de bas van Michael Stolt weer veel te hard klonk, hoewel ik zijn ‘rough ’n ready’-stijl wel goed vind passen bij de muziek van de huidige band. Ook hij speelde een groot deel van zijn partijen vanaf een spiekbriefje op een muziekstandaard. Drummer Mirkko DeMaio had al snel na zijn komst zijn draai binnen de band gevonden en presenteert zich inmiddels als een gedegen en solide ruggengraat.
Geluid en licht zijn over het algemeen goed, op mijn opmerkingen over de mix na. Bovendien had ik graag wat meer spotlight gezien op hoofdrolspelers Roine en Hasse. De kleine technische onvolkomenheden (monitor, gitaar) zullen na verloop van tijd wel vanzelf opgelost worden.
Tot slot worden de ca. 250-300 enthousiastelingen in de Cacaofabriek getrakteerd op een super versie van Stardust We Are, alle delen komen voorbij. Met als hoogtepunt het laatste deel met een hoofdrol voor de stem van Fröberg, kippenvel. De heren musici keren nog even terug voor een onverwachte toegift: Let It Be van The Beatles wordt vanaf een briefje met leesbril gezongen. Dan zit het erop, na een kleine twee uur; het was voor de band en een deel van het publiek een lange dag. Ergens in september komt het nieuwe studioalbum uit, gevolgd door een uitgebreide tournee in september/oktober waarbij ook de Zoetermeerse Boerderij wordt aangedaan. Ik verheug me er nu al op.
Steve Hackett reist in 2022 en 2023 weer eens de wereld rond, deze keer om de 50e verjaardag van “Foxtrot” te vieren. Dit was het album waarmee Genesis definitief naam maakte als superband. De andere set is gevuld met hoogtepunten uit het solowerk van deze Engelse gitarist. Op 8 mei 2023 deed het gezelschap Tivoli Vredenburg in Utrecht aan.
Een winstwaarschuwing vooraf is op zijn plaats. Het vooraf eten en bier drinken beviel zo goed, dat ik met mijn gezelschapje pas laat bij de concertzaal arriveerde. Gevolg: bijna alle plekken bezet. Zo ongeveer achter het podium, nog net niet achter het doek, kijken wij toetsenist Roger King op de rug. Van Steve Hackett heb ik niet veel meer gezien dan zijn achterhoofd. Het geluid is op die plek niet op z’n best, om het voorzichtig uit te drukken. Met name het gitaarspel van Hackett kwam bij ons helaas vaak niet luid en duidelijk over.
Daarom niet getreurd, een concert van Steve Hackett bijwonen is hoe dan ook een belevenis. Alleen al om het onverslijtbare Genesis-materiaal én eigen werk dat hij voor het voetlicht brengt. En dan toch ook zeker vanwege de geweldige band waarmee hij steeds toert. Voordat de integrale vertolking van “Foxtrot” werd opgedist schotelde de maestro het publiek ‘highlights’ uit zijn solowerk voor. En dan heeft hij nogal wat te kiezen. Ace Of Wands van zijn solodebuut “Voyage of the Acolyte” zorgt voor een flitsende start, met direct heerlijk spel van Hackett zelf. Pompeus, met veel orgelklanken en dreiging is het vervolg op The Devil’s Cathedral van zijn laatste cd “Surrender of Silence”. Dit heeft een heel andere sfeer, ook mooi, met de zang van Nad Sylvan, die het voor de pauze niet druk had.
Hackett had voor de pauze aardig de praat en vertelde over de enerverende tijd rond het opnemen van “Spectral Mornings” in de Wisseloord Studios in Hilversum. Dit hemelse nummer volgde dan ook, net als de bijna-meezinger van dezelfde lp, die hij iedere dag speelt, Every Day. Het publiek deint hartstochtelijk mee. Terug naar het eerste solowerk van Hackett met A Tower Struckdown. Het contrast is groot door de veelheid aan dwarse ritmes en geluidseffecten. Basgitarist Jonas Reingold mag even in de schijnwerpers staan voor een solo. Wat mij betreft overbodig, die kijk-eens-wat-ik-allemaal-kan-op-mijn-instrument egotripjes. Enigszins verrassend is de keuze voor Camino Royale van “Highly Strung”, zeker niet een van Hackett’s topalbums. Hij doet dan iets wat hij beter aan Sylvan had kunnen overlaten: zingen. Dit nummer maakte op mij duidelijk minder indruk.
Jammer dat Amanda Lehmann niet mee is op tour, daarom kregen we de verkorte versie van Shadow of the Hierophant te horen, dus zonder het prachtige vocale eerste gedeelte. Sylvan waagt zich hier niet aan. Het blijft niettemin een schitterend epos, met uiteraard een glansrol voor de meester zelf. We hebben dan al uitgebreid kunnen genieten van het geweldige spel van King, maar de orkestratie op dit nummer is van de buitencategorie.
Na de pauze is het dan tijd voor een integrale uitvoering van “Foxtrot”. Het is duidelijk dat deze lp uit 1972 de tand des tijds goed heeft doorstaan. Watcher of the Skies is een van de langere nummers die Genesis vanaf “Nursery Cryme” begon op te nemen. Het lange toetsenintro is indrukwekkend, gevolgd door het ruigere Genesis-werk uit die periode. Het vrij onbekende Time Table is een ballad, die het lieflijke Genesis uit die tijd laat horen. Het als protestlied geschreven Get ‘em Out by Friday is weer veel furieuzer, maar ook met verstilde passages en mooi fluitspel van Rob Townsend, ook al zo’n vaste waarde in de band.
Can-Utility and the Coastliners is zo’n pareltje van Genesis, een waaraan Hackett zelf heeft meegeschreven. Naast een gezongen gedeelte bevat dit nummer een mooie gitaarsolo en prachtige instrumentale passages. Op Horizons kan Hackett even heel kort laten horen dat hij ook een uitstekende akoestische gitarist is. De rest van kant twee van “Foxtrot” wordt ingenomen door het weergaloze Supper’s Ready. Superlatieven schieten tekort, dit nummer herbergt zoveel moois in zich, het is dik twintig minuten bivakkeren op het puntje van je stoel.
De toegift kon je op voorhand wel invullen. Firth Of Fifth, misschien wel het magnum opus van Genesis, met zijn geweldige opbouw vanuit het bijna niets met de piano akkoorden van King, tot die ene fenomenale gitaarsolo, die iedereen wel kent. Dit verveelt écht nooit. Graig Blundell drumt beestachtig, en zijn solo getuigt hier ook van. Die loopt over in Los Endos van “A Trick Of The Tail”, altijd een waardige, instrumentale afsluiter. Zoals altijd gaat het publiek na afloop van een concert van Steve Hackett tevreden huiswaarts. Mijn tevredenheid zou ongetwijfeld groter zijn geweest als ik een betere plek had gehad.
Foto’s: Hans Ravensbergen
Welke elpee-kopende vijftiger, zestiger en zeventiger heeft als jongeling geen elpee met een cover uit de studio van Hipgnosis in handen gehad?
“The Art of Hipgnosis” is de eerste grote overzichtstentoonstelling ter wereld over de Londense ontwerpstudio Hipgnosis. Deze tentoonstelling is samengesteld door de directeur van het Groninger Museum, Andreas Blühm, samen met Hipgnosis-oprichter Aubrey Powell. Vanaf de jaren 70 hingen miljoenen tienerkamers vol met legendarische albumhoezen van grote artiesten. Meer dan bekend zijn de iconische platenhoezen van Pink Floyd, Genesis, Led Zeppelin en 10CC. Minder bekend zijn die van onder andere Peter Gabriel, Styx, AC/DC, UFO, The Scorpions, Paul McCartney And Wings en ga zo maar door. De Britse ontwerpstudio werd in 1967 opgericht door twee jonge grafisch ontwerpers, Aubrey “Po” Powell en Storm Thorgerson. Fotograaf, commercieel kunstenaar en muzikant Peter “Sleazy” Christopherson sloot zich in 1974 aan bij het duo.
Op de regenachtige vrijdag 28 april 2023 reisde ik om 8 uur vanaf station Rotterdam Centraal met de trein af naar Groningen om deze tentoonstelling te bezoeken. Ook ik was een van die zestigers met nostalgische gevoelens. Op station Utrecht Centraal had ik afgesproken met mijn in Nederland woonachtige Argentijnse ‘broer’ en veertiger Gustavo. Onze verwachtingen waren hoog gespannen.
Het Groningen Museum ligt op een steenworp afstand van station Groningen. Naast de ingang van het markante en kleurrijke gebouw hing een groot billboard van deze tentoonstelling. “The Art Of Hipgnosis” beslaat acht grote zalen van het museum. In de gang naar de eerste zaal bestaat een van de muren uit een levensgrote zwart-witfoto van het pand waar het destijds allemaal begon, 6 Denmark Street in Londen. In een vitrine ligt een origineel fototoestel dat destijds werd gebruikt. Van de vaak zielloze volledig digitale ontwerpen van vandaag de dag was toen geen sprake. De tentoonstelling neemt je mee in het ontwerp, werkproces en de verhalen achter de ontwerpen. Op deze wijze krijg je een goed beeld van het ‘geheim’ van Hipgnosis. Dat er regelmatig ook wat mislukte, tonen de ontwerpen van enkele mislukkingen en een aantal afgewezen albumhoezen, zoals die voor het Rolling Stones-album “The Outtakes”.
In een van de zalen bevinden zich ontwerpen van Genesis (“The Lamb Lies Down On Broadway”) en Mike Rutherford, gebroederlijk naast die van Peter Gabriel, met ontwerpen van “Car” en “Melt”. Met name Peter Gabriel stond open voor de experimenten en ideeën van Hipgnosis en liet de heren geheel vrij. Het spreekt voor zich dat ontwerpen van Pink Floyd ruimschoots aan bod komen. In een van de zalen hangen aan de wand grote afbeeldingen van “Wish You Were Here” en “Animals” (inclusief een groot aantal niet gebruikte foto’s). De meeste ontwerpen zijn voorzien van achtergrondinformatie in drie talen. De grootste zaal is gereserveerd voor de meest iconische albumhoes, “Dark Side Of The Moon”. Een van de wanden in deze donkere zaal is volledig gevuld met een tientallen meters grote afbeelding van deze hoes. Aan de andere drie wanden hangen tal van ontwerpen en schetsen van de ontelbare heruitgaven van deze elpee.
Een zaal waar ik langer verbleef was die van 10CC. Op een van de enorme wanden was de binnenzijde van de hoes van het album “How Dare You” te zien. Het ontstaan en ontwerp van deze kleurrijke hoes, met daarin verwerkt de bandleden van 10CC, bewijst dat de mannen van Hipgnosis hun tijd ver vooruit waren. Ik lees daar ook dat 10CC geen keuze kon maken tussen de dame met de rode of de groene jurk op “Deceptive Bends” en dat Powell en consorten die knoop doorhakten.
De tentoonstelling kende voor mij ook verrassingen. Zo wist ik niet dat enkele albumhoezen van Paul McCartney And Wings ook afkomstig waren uit de breinen van Hipgnosis. Zo moest de hoes van het album “Band On The Run” het vertrek van Paul McCartney uit The Beatles symboliseren. Maar ook een schier eenvoudige hoes als die van het album “Venus And Mars” heeft zijn verhaal.
Een grappige en originele vondst in deze tentoonstelling is het commentaar dat jonge kinderen schreven bij het zien van de albumhoezen. Gezien door onwetende kinderogen maken hun reacties ondubbelzinnig duidelijk dat “The Art Of Hipgnosis” volstrekt uniek en uitermate progressief is.
Ik heb absoluut geen spijt van mijn lange reis naar ‘het hoge noorden’. Toch zijn mijn gevoelens gemengd. Ondanks de grootte van de tentoonstelling, waar je met gemak een uur kunt doorbrengen, had ik meer verwacht van met name de minder bekende ontwerpen. Tegelijkertijd besef ik het unieke van deze tentoonstelling. Het had zoveel mooier kunnen zijn, met meer bezoekers, als het een reizende tentoonstelling was geweest. Ongetwijfeld zullen er redenen zijn geweest dat niet te doen.
Voor iedereen die deze zeer fraaie tentoonstelling om welke reden dan ook niet gezien heeft, is er nog Spotify met een speciale playlist.
Het is de ultieme droom van menig symfonische rock-musicus om zijn muziek met een heus symfonieorkest uit te kunnen voeren. Procol Harum, The Moody Blues, Yes, Emerson, Lake & Palmer, Deep Purple en Dream Theater volbrachten dit huzarenstukje al eens in het verleden.
Zo hoopte Steve Hackett de muziek van Genesis ook een keer met een symfonieorkest ten gehore te kunnen brengen. Deze droom werd uiteindelijk verwezenlijkt op 4 maart 2017, toen Hackett met zijn band op het podium werd vergezeld door het Buffalo Philharmonic Orchestra onder leiding van de Canadese dirigent Bradley Thachuk. Laatstgenoemde had, tezamen met zijn tweelingbroer Steve, de arrangementen voor het orkest geschreven. Dit “one-off” evenement kreeg zoveel positieve respons, dat besloten werd het een vervolg te geven met een tour van acht concerten in Groot Brittannië in het najaar van 2018 met het Heart of England Orchestra. Tijdens deze tour werd het optreden in de Royal Festival Hall in Londen opgenomen voor een dubbel cd/blu-ray: “Live at he Royal Festival Hall”.
De Duitse “Rock meets Classic” organisatie smeedde het ijzer toen het nog heet was en wist Hackett & Thachuk te strikken voor drie concerten in 2020 in Wuppertal.
Als gevolg van de Covid-pandemie moest het concert echter tot drie keer worden verschoven. 14, 15 en 16 april van dit jaar was het eindelijk zo ver, Hackett met symfonieorkest en koor op het Europese vasteland.
De Historische Stadthalle in Wuppertal blijkt zijn naam alle eer aan te doen. Het interieur lijkt enigszins op ons eigen Concertgebouw, zij het in een iets kleiner formaat. De akoestiek blijkt uitstekend, de zaal is volledig uitverkocht, ‘also sind wir alle sehr gespannt’.
Hackett trapt af met Dance on a Volcano, dat een dankbaar stuk blijkt voor band en orkest. Het Sinfonieorchester Wuppertal voegt vanaf het begin een extra rijke klank aan de band toe, zonder irritant op de voorgrond te treden. Als arrangeur weet Thachuk met zorg zijn momenten te kiezen om het orkest te laten shinen. Op die momenten waan je je in de zevende Genesis-hemel en komt het filmische karakter van veel van Hackett’s muziek nóg sterker tot uiting. Met het koor weet hij daar nog een extra kleur bij aan te brengen.
Met die insteek voegen orkest (en soms koor) een extra fraaie dimensie toe aan heftige stukken als Out of the Body, The Steppes en El Niño, alle uit het solorepertoire van Hackett.
In die categorie vallen ook Serpentine Song en Shadow of the Hierophant. Het eerste laat hier tezamen met koor en orkest een erg zoete, musicalachtige indruk achter. Van het tweede wordt het eerste gedeelte jammer genoeg niet gespeeld omdat Amanda Lehmann haar stem volledig kwijt was. De tweede helft van Shadow of the Hierophant wordt gekenmerkt door de prachtige geleidelijke dynamische opbouw naar de climax aan het eind. Heel lang blijft het orkest hier enigszins op de achtergrond tot het in het laatste kwart uit de schaduw van Hackett’s band treedt en triomfantelijk naar het slot speelt. Magistraal!
Het wegvallen van de stem van Amanda Lehmann was niet het enige smetje op de avond. Hackett had die week zelf een ongelukje met zijn linkerhand gehad en was daardoor licht beperkt in zijn spel. Dat uitte zich af en toe in de snelle gitaarpassages waarbij de mimiek van de maestro niets aan duidelijkheid te wensen over liet.
Rob Townsend vormt ondertussen een niet te missen schakel in de band van Hackett. Zijn instrument, de sopraan-saxofoon, heeft natuurlijk sinds Branford Marsalis zijn vloeiende spel aan The Blue Turtles van Sting toevoegde, een ware revival beleefd. Townsend is echter een zeer veelzijdig muzikant en gaat in zijn speelstijl moeiteloos mee met alle etnische uitstapjes die Hackett in zijn muziek maakt. Luister maar eens naar zijn prachtige solo aan het eind van Out of the Body als overgang naar The Steppes. Geweldig zoals hij daarin beide nummers met elkaar verbindt. Naast zijn smaakvolle bijdragen op de diverse fluiten en percussie heeft hij een heerlijk droog Brits gevoel voor humor.
Toetsenist Roger King en bassist/gitarist Jonas Reingold kwijten zich onopvallend van hun niet te onderschatten taak. Drummer Craig Blundell heeft een krachtigere speelstijl dan zijn voorganger Gary O’Toole, waardoor de geluidsmensen in het begin van het concert tijd nodig hadden om de balans met het orkest in evenwicht te krijgen.
Ook bij de Genesis-songs zorgde arrangeur en dirigent Thachuk voor smaakvolle arrangementen: krachtig ondersteunend in de hectische passages, subtiel in de zachtere stukken, majestueus in de klassieke passages en afwezig wanneer dat nodig was.
Zo kreeg Firth of Fifth van alles wat, Blood on the Rooftops ‘slechts’ een subtiel ‘strijkje’ en vormden de koppel In That Quiet Earth en Afterglow de sublieme combi van proggy hectiek en heerlijke berusting, slechts gescheiden van elkaar door die alleszeggende drumbreak. Heerlijk dat koor erbij en het majestueuze kopergeschal in het laatste refrein. Daarna mocht Jonas Reingold zich in het instrumentale outro nog even uitleven op zijn basgitaar.
Absolute hoogtepunten waren voor mij Dancing with the Moonlit Knight en Supper’s Ready. De open mystieke sferen, extra kracht in de heftige proggy passages en de heerlijk warme inkleuring van de klassieke melodieën door koor en orkest geven deze mini-symfonieën van Genesis zoveel extra’s.
Na een overweldigend, niet aflatend applaus, moest de (geplande) toegift The Musical Box natuurlijk volgen. De eerste helft van deze toegift werd zonder koor en orkest gespeeld. Dat was even wennen maar halverwege voegden de Duitsers weer even fraai in voor de apotheose: kippenvel, oftewel Gänsehaut, zoals onze oosterburen plegen te zeggen.
Toen alle bandleden op het eind van het enthousiaste applaus van het podium waren gelopen liep Hackett in zijn eentje nog even naar koor en orkest om deze musici extra in het zonnetje te zetten. Sympathiek gebaar van een man wiens droom was uitgekomen.
Een concert van Steve Hackett en zijn band is meestal van een heel erg hoog niveau, al zijn er altijd mensen die twijfels hebben over het voortdurend herkauwen van die Genesis-klassiekers. Wanneer die klassiekers echter op een dergelijke wijze worden herschapen, met zo’n fraaie wisselwerking tussen band, koor en orkest, mag hij dat van mij vaker doen.
Als ik dan één tip mag geven: Go West…………
Vrijdag (verslag: Alex Driessen, foto’s: Monica Duffels)
In het paasweekeinde is het dan eindelijk zover: de tiende editie van het inmiddels vermaarde progrockfestival Progdreams gaat weer van start, in Poppodium Boerderij in Zoetermeer. Na een gedwongen pauze van twee jaren (2020 en 2021) als gevolg van de pandemie, en een verkorte, tweedaagse variant in 2022, kan dan eindelijk het tweede lustrum gevierd worden. En dat doet de directie door middel van een terugkeer naar het beproefde format, met een driedaags evenement, startend op de vrijdagavond en eindigend ergens rond middernacht op zondag. Ditmaal valt het festival zoals gemeld midden in het paasweekend, of dat van invloed is op het aantal bezoekers moet nog blijken.
Op de openingsavond kunnen een kleine 200 enthousiastelingen geteld worden. Het aanbod is als altijd gevarieerd. Zaterdag laat onder andere het debuut op de Nederlandse podia zien van het verrassende Poolse Millenium en het Engelse, uit zijn as herrezen, Solstice. Zondag is het onder meer de beurt aan de cinematografische muziek van het Italiaanse RanestRane en de legendarische Australische drummer Donati met zijn band IceFish. Voor mij valt de keuze op de vrijdag, slechts twee bands maar zeker niet de minste: het oer-Hollandse (Haagse) Supersister Project en de Franse progrockformatie Lazuli. Ik ga er eens goed voor staan.
Supersister Project
Na de aankondiging van stagemanager Ron omstreeks acht uur blijft het even stil en donker op het podium; zou de Alzheimer nu al toegeslagen hebben? Vele soortgelijke grapjes zijn te horen als de heren na enkele minuten stilte dan toch het podium van de Boerderij betreden. Stips is de eerste om met de nodige zelfkritiek de verlate opkomst te verklaren: de instelling had ze te laat laten gaan. De krasse knarren zetten direct het eerste nummer in, Judy Goes On Holiday wordt geïntroduceerd als een vakantieliedje. Van het volgende nummer Memories Are New blijken volgens Stips wel vier versies te bestaan, immers herinneringen worden regelmatig vernieuwd. De aanvangstonen van She Was Naked zullen zelfs de niet met het repertoire van de band bekende aanwezigen bekend in de oren klinken.
Dat geldt in mindere mate voor A Girl Named You en het in de huidige omstandigheden uiterst actuele Energy (Out Of Future). Dat laatste is een zwaar symfo-stuk, een beetje UK-achtig, kippenvel, een absoluut hoogtepunt. En dan te bedenken dat het merendeel van de nummers inmiddels ruim vijftig jaar oud is. Dat geldt absoluut voor de medley van oudere nummers die hierna volgt. Frontman Stips memoreert het ontstaan ervan als een serie vergeten opnames uit de tijd dat het beginnende bandje nog in zompige kelders aan nieuw materiaal werkte. Éen van die tapes (Revox) dook enige tijd geleden op, en de muziek die erop werd aangetroffen kon er nog prima mee door. Verrassend genoeg blijkt het tegenwoordig een favoriet onderdeel van de optredens van Supersister Project te zijn, zowel voor band als publiek. Het jazzy I Am You Are Me/Transmitter is het voorlaatste nummer waarna het enige kleine hitje dat de mannen ooit scoorden, Radio, het korte optreden van het trio tot een einde brengt. Na een uur is de koek op.
Stips typeert de muziek van zijn band als ‘eigenwijs’, daar zou hij zomaar eens gelijk in kunnen hebben. Wat te denken van die abrupte eindes die het publiek constant op het verkeerde been zetten. Op sommige momenten bekruipt mij het gevoel dat ik naar een punkbandje zit te kijken dat graag prog en psychedelische muziek speelt. Waarbij aangetekend dat de gemiddelde punkband nog geen ons van de muzikaliteit van dit bijzondere drietal bezit. Het is vreemde, springerige en puntige muziek, met veel enthousiasme gebracht. Het onderlinge plezier op het podium is aanstekelijk, de geinige jongenskop van Robert Jan draagt daar zeker toe bij, net zoals zijn geestige introducties en anekdotes. Zijn spel op de toetsen is ongeëvenaard en zijn zang is nog steeds prima in orde, hoewel bepaalde hoge tonen vanzelfsprekend niet meer gehaald worden. Hij is zelf de eerste om dat toe te geven.
Drummer Leon Klaasse (Sweet d’Buster, Vitesse) is de jongste van het stel. Door de positie van zijn drumstel, recht tegenover toetsenist Stips, met Gerritsen tussen hen in, houdt hij het overzicht en veelvuldig oogcontact met de eerste. De veteranen genieten zichtbaar van elk optreden, ik zag ze vorig jaar nog succesvol concerteren in het Paard in Den Haag. De speciale Haagse humor gaat erin als koek. Maar voor mij is de ervaren bassist Rinus Gerritsen (Golden Earring) toch de verpersoonlijking van deze reïncarnatie van Supersister. Inmiddels, na vele shows ruimschoots binnen zijn comfortzone spelend, de paar foutjes zij hem vergeven, dit is complexe stuff. Zijn gezicht verraadt concentratie, het plectrum tussen zijn lippen verdwijnt af en toe in zijn mond om daarna weer te verschijnen. Een beetje zoals de onnavolgbare pijp-act van E. Oosting (Koot & Bie), geweldig! Circa een uur hebben we mogen genieten van de heren en hun bijzondere muziek, een mooie opener van het festival.
Lazuli
De Franse progrockers Lazuli hebben de eer om als slotact van de eerste dag van het festival te fungeren. En dat doen ze met verve. Met hun zojuist verschenen elfde album “Onze” onder de arm en de uitstekend ontvangen voorganger “Le Fantastic Envol De Dieter Böhm”, nog niet in Nederland gespeeld, verschijnt een gepokt en gemazeld vijftal op de planken van de Boerderij. Een plek waar de mannen al regelmatig stonden en die hun altijd goed gezind is geweest. Dat boezemt vertrouwen in en komt ook tot uiting in de energieke en intense live-set die aan de fans wordt voorgeschoteld. De keuze is inmiddels reuze voor de Fransen maar niet geheel verrassend wordt het leeuwendeel van de setlist bepaald door beide eerder genoemde albums.
Lazuli start de show met het eerste nummer van het nieuwe album “Onze”. Silloner Des Océans De Vinyles is een lofzang op de elpee en wordt op het grote scherm ondersteund door een kleurrijk animatiefilmpje. De melodieuze opener wordt gevolgd door het keiharde Déraille, wat een contrast. Weer een nieuw nummer, Triste Carnaval, een autobiografisch stuk over een gênante vergissing rond de datum van carnaval. Ook Qui D’autre Que L’autre is afkomstig van “Onze”. Dan is het tijd voor een selectie van nummers van het voorlaatste album, “Le Fantastic Envol De Dieter Böhm” uit 2020. Les Chansons Dont Des Bouteilles A La Mer krijgt een zware Léode-behandeling terwijl datzelfde instrument in Mers Lacrymales in een intrigerend duet verzeild raakt met de gitaar van Beyney. Dieter Böhm, Une Visage Lunaire en l’Homme Volant zijn de laatste nummers over de bizarre vlucht van Dieter. Live, in deze verkorte weergave van het album, komen de nummers nog beter tot hun recht dan op het studioalbum. Het publiek klapt zijn handen stuk.
De band vervolgt het optreden met een trits nieuwe nummers, te beginnen met Égoine, Frans voor zaag, de Franse hoorn van Romain Thorel speelt een hoofdrol. De introductie verloopt enigszins moeizaam, Nederlands blijft een lastige taal voor buitenlanders. Lagune Grise, Plureur Dans La Pluie, met slapstickfilmpje van onder andere Charly Chaplin en Buster Keaton, en een fantastische gitaar solo van Arnaud Beyney, passeren de revue.
Tijd voor een paar oude(re) liedjes: Un Linceul De Brume met Beyney op basgitaar en Thorel op zijn elektronische hoorn wordt gevolgd door Chronique Canine, een aanklacht tegen het achterlaten van huisdieren. Ook Mes Sembables is messcherp qua tekst en ook muzikaal. Na al dat geweld is Parlons Du Temps een heerlijk rustpunt, broer Claude deelt de zang met Dominique. La Bétaillière, de veewagen, staat in scherp contrast met zijn voorganger, compleet met filmpje; dit ligt dichter bij de oude Lazuli. Le Miroir Aux Alouettes komt van het vijfde album “4603 Battements” uit 2011. Arabische klanken, de marimba en trommel als begeleiding van de zingende zaag, de Léode.
Les Courants Ascendants is wel vaker een hoogtepunt tijdens Lazuli-concerten. Het nummer nodigt uit tot publieksparticipatie en net als op Loreley zingt het publiek ruimschoots mee, ook als het nummer al lang afgelopen is. Domi begeeft zich nog even tussen het publiek, de sfeer is optimaal. Terwijl de drie gitaristen de planken verlaten, demonstreren toetsenist Thorel en drummer Barnavol nog even wat voor ras-muzikanten zij zijn. Als duo, alleen op het podium, wijzen de kanonskogels van Barnavol en de virtuoze toetsensolo van Thorel de weg naar een swingend einde. Voor Les Mots Désuets verzamelen vier muzikanten zich rondom één microfoon. Domi speelt gitaar en zingt, de anderen zorgen voor harmonieuze achtergrondzang in dit bijna akoestisch nummer van “Onze”. Dan volgt het bijna traditionele sluitstuk van een Lazuli-concert: alle heren verzamelen zich rondom de marimba voor het rituele 9 hands around the marimba. Deze keer is het Beatles-nummer Here Comes The Sun het centrale thema.
Dat betekent meteen het einde van de show, na twee uur en een kwartier, rondom middernacht. De band is uitgelaten en blij met het warme applaus van het publiek. Slechts een kleine 200 diehards zijn tot het einde gebleven, waaronder opvallend veel vrouwen. Het blijft toch een beetje jammer, zo weinig bezoekers bij de 10e editie van het festival. De sympathieke Fransen zal het een zorg wezen, zij mengen zich na de show onder de bezoekers om hun merchandise te ondersteunen, handtekeningen te zetten en met de fans op de foto te gaan. Een mooi en passend eind van de eerste dag van ProgDreams X.
Zaterdag (verslag: Maarten Goossensen, foto’s: Ron Kraaijkamp)
De zon scheen op zaterdag 8 april uitbundig. Bijna zonde om de middag binnen door te brengen. Maar deze dag stond al lang in mijn agenda geblokt. De line-up voor deze zaterdag van de 10e editie van Progdreams was te goed om te missen. En dus stap ik op de fiets en loop een kwartiertje later Cultuurpodium Boerderij binnen. In de zaal staan wat statafels en er hangt een gemoedelijke sfeer.
For Absent Friends
Aan For Absent Friends de eer om de dag te openen. De band was heel wat jaren in ruste, maar ze zijn terug met hun nieuwe album “Disappear”. De ruggengraat van de band bestaat nog altijd uit Edwin Roes (gitaar), Ed Wernke (drums) en zanger Hans van Lint. In de volgende drie kwartier werd er een kleine dwarsdoorsnede van het oeuvre van de band gespeeld. Ze hebben meer dan genoeg eigen materiaal en daarom voelde het stukje Cinema Show van Genesis een beetje overbodig. Ik vond vooral Into Love erg sterk en dat kwam met name door het heerlijke gitaarspel van Edwin Roes. Zanger Hans van Lint klonk wat geforceerd en is niet meer zo goed als in de tijd van “The Big Room”. Al met al een aardige opwarmer voor de dag.
Ebony Buckle
Op papier voelde dit als een vreemde eend in de bijt. Ebony Buckle maakt singer-songwritermuziek die niets met prog te maken heeft. Toch was dit na Solstice het beste optreden van de dag. Ze maakt deel uit van de liveband van Solstice en maakt dus ook samen met haar partner Nick Burns wonderlijk mooie muziek. Met haar frisse uitstraling en geweldige gevoel voor humor (‘mijn muziek gaat vaak over space, dat is ook heel proggy’) pakte ze direct de zaal in. De kleine liedjes klinken prachtig, vooral op de momenten dat ze samen zingen.
Karfagen
Na een wat langere pauze waarin je een sateetje kon verorberen, mocht Antony Kalugin met zijn Karfagen de avond inluiden. Hij heeft met zijn formaties Karfagen en Sunchild ruim vijftien albums in net zo veel jaar uitgebracht. Deze formatie uit Oekraïne maakt symfo van de bombastische soort, een beetje in de hoek van Erik Norlander en The Samurai Of Prog. Hij zette direct de toon met een episch aanvoelende ouverture die iedereen meteen bij de les bracht.
De band heeft met de jonge Anton Barsukov een sterke gitarist in de gelederen die soepel de ene na de andere solo weet te produceren. Met Mariya Panasenko en Olga Rostovska beschikt de band ook over twee uitstekende achtergrondzangeressen. Ik heb nog nooit iets van Antony Kalugin gehoord, dus liet me verrassen. Met name de toetsenliefhebbers komen bij zijn muziek aan hun trekken. In elk nummer zit wel een lange toetsensolo. Het viel me op dat hij zo graag in het middelpunt van de belangstelling wilde staan, dat het mij ging irriteren. Hij springt, roept, zweept op, gaat in het publiek staan en trekt met overdreven armbewegingen en gezichtsmimiek alle aandacht naar zich toe. Toen hij de bandleden had voorgesteld, snauwde hij Panasenko nog toe dat zij hem niet moest vergeten voor te stellen. Beetje sneu.
Muzikaal gezien is het best in orde, maar na drie nummers valt wel op dat alles op elkaar lijkt. Daarbij is Antony Kalugin een uitstekend toetsenist, maar een matige zanger. Alles wordt op dezelfde toonhoogte gezongen en bevat geen enkele emotie of diepgang. Ik was dan ook zeer verrast én verbaasd dat toen Panasenko een song alleen mocht zingen, ze dit perfect en met overtuiging deed. Als je zo’n goede zangeres in de gelederen hebt, waarom laat je haar dan niet meer zingen?
Millenium
Ik had uitgekeken naar dit optreden. Het Poolse Millenium maakt al meer dan twintig jaar albums, maar ze hebben nog nooit eerder in Nederland opgetreden. De band had na “The Sin” afscheid genomen van zanger Lukasz Gall omdat hij geen zin had in optredens. Nieuwe zanger David Lewandowski zag dat wél zitten. Hij is ook te horen op het laatste album “Tales From Imaginary Movies”. De band heeft met de ingetogen Piotr Plonka een uitstekende gitarist in de gelederen en de net zo rustig ogende bassist Krzysztof Wyrwa weet wel raad met pakkende basloopjes. Bandleider Ryszard Kramarski had een fors toetsenarsenaal bij zich waar hij zich heerlijk op uitleefde.
Zanger David Lewandowski had het niet makkelijk. Na een half uurtje ging zijn stem met het nummer verder achteruit. Hij moest alle zeilen bijzetten om alles te kunnen halen. Daarbij duwde hij met zijn vrije hand constant tegen zijn oordopje, kennelijk was ie bang dat dit eruit zou vallen. Het leek net of hij tijdens het zingen ook naar huis aan het bellen was. Bij het nummer Madman had hij een dwangbuis aangetrokken en kregen we er ook wat overbodig acteerwerk bij. Het oogde een beetje sneu. Daarbij kondigde hij elk nummer aan met ‘het volgende liedje is…van het album…’. Iets meer interactie met het publiek was leuk geweest. Aangezien de rest van de band erg ingetogen overkomt, bleef het allemaal wat statisch.
Er werd relatief veel ouder werk gespeeld en dat sprak mij persoonlijk minder aan. Ik baalde ervan dat er maar één song van “The Sin” werd gespeeld en dat het, in mijn ogen beste Millenium-album “The Web”, compleet genegeerd werd!
Solstice
Het uit het Verenigd Koninkrijk afkomstige Solstice mocht als headliner de avond afsluiten. Deze legendarische band draait al mee sinds 1980. Ik mocht hun laatste album “Light Up” bespreken en het draait nog altijd dagelijks rondjes in mijn cd-speler. In de live setting bestaat de band uit acht personen. Drie oude rotten in het vak (zeg ik met heel veel respect): Andy Glass (gitaar), Steven McDaniel (toetsen) en drummer Pete Hemsley, aangevuld met jong(er) talent.
Tijdens de soundcheck was het al genieten. Toen zangeres Jess Holland even haar microfoon moest testen, viel mijn mond open van verbazing. Dat er zoveel power uit zo’n tenger meisje kan komen! De enorm sympathieke Andy Glass had nog wat problemen met zijn gitaar, maar besloot dat er gewoon begonnen moest worden. Al de andere bands waren eerst van het podium afgegaan om zich te laten aankondigen, maar Solstice begon gewoon. En hoe! Er werd afgetrapt met Shout van het voorlaatste album “Sia”. Een technisch complex nummer dat moeiteloos meteen de toon zette. Je voelde meteen aan: dit gaat bijzonder worden.
Bij het eerste nummer werd pijnlijk duidelijk wat ik bij (bijna) alle andere optredens had gemist: beleving! Deze band leeft muziek. De passie en liefde voor en het plezier in de muziek spatte er vanaf en werkte enorm aanstekelijk. Achtergrondzangeressen Ebony Buckle en Jennifer Sanin stonden te dansen en te zingen en hadden de grootste lol met elkaar. Ook dat werkte aanstekelijk. Hier werd geen muziek gemaakt, hier werd muziek geleefd!
Tegen het einde van het eerste nummer werd duidelijk dat de gitaar van Glass het niet ging halen. De elementschakelaar was lam. Gelukkig was er een crewlid van de Boerderij die hulp kon bieden. Aan de zijkant van het podium ging hij met zijn gereedschap aan de slag. De sfeer bleef positief. De twee zangeressen verzonnen spontaan het liedje Fixing His Guitar en daarna besloot Hemsley om een drumsolo op het publiek los te laten. Het lukte het crewlid om de gitaar weer tot leven te wekken (past prima in een paasweekend) en de band kon nu op volle sterkte verder.
Ik voelde de pijn van het lange staan niet meer. Het lessen van mijn dorst moest maar even wachten. Dit optreden wilde ik maximaal meemaken. Wat een geweldig gezelschap om aan het werk te zien en horen! Acht topmuzikanten die genieten van wat ze samen mogen spelen. Alles is ok. Het is prima als je met je basgitaar bescheiden in een hoekje wilt staan (Robin Phillips) of als violiste – en ook uitstekend zangeres – (Jenny Newman) geconcentreerd je deel wil doen. Maar ook als je als zangeres dansend uit je dak wilt gaan is dat prima. Mooi om te zien dat die drie jonge meiden dansen en lachen en dat gitarist Glass en zijn maat McDaniel met een brede grijns goedkeurend staan te kijken.
Ik vond de muziek op de plaat al indrukwekkend, maar live wordt het allemaal nog beter en intenser. Bulbung Tarang en Cheyenne vond ik geweldig, maar vooral A New Day (album “Sia”) maakte diepe indruk. Zangeres Jess Holland is ongekend talentvol en ook hartelijk en benaderbaar. Met haar enorme vocale bereik en power weet ze iedereen te overtuigen.
Jammer dat best veel mensen al vertrokken waren, dit had je niet willen missen. Iets na twaalven kwam er een einde aan een zeer indrukwekkend optreden. Ik hoop van harte dat de band nog eens als volledige act wordt geboekt. Dit soort optredens vergeet je niet snel.
En zo was het een interessante dag waarbij de vrouwen het meest indruk maakten.
Zondag (verslag en foto’s: Friso Woudstra)
Na een verleden van veelvuldig links en groen stemmen is deze poptempel in Zoetermeer de enige boerderij die ik nog durf te betreden. Gelukkig ben ik niet de enige, want om half drie hebben zich al zo’n honderd man verzameld. Bij binnenkomst blijk ik zelfs dubbel welkom te zijn. Dit omdat ik zowel ‘crewlid’ ben van Yuval Ron als dat ik op de gastenlijst sta voor Progwereld. Desgevraagd leg ik aan de beveiliger bij de ingang uit “dat ik beiden aanwezig ben”, waar hij – waarschijnlijk mede vanwege het prettige lenteweer – nog wel een glimlach voor over heeft. Op dag drie van Progdreams is het programma gevuld met Yuval Ron, Kyros, Ranest Rane, het Nederlanse Galaxy en afsluiter Icefish.
Yuval Ron
De in Berlijn gevestigde groep rondom de Israëlische gitarist Yuval Ron zag ik vorig jaar voor het eerst bij Calling Occupants in Den Bosch. Bij dit optreden maakte de band veel indruk op me; zo met hun complexe fusion spacerock die toch ook genoeg beeldende kwaliteit heeft om op het podium een belevenis te zijn. De band is gehuld in de iconische witte NASA-pakken en geeft aan zojuist geland te zijn. In het publiek is er dan ook iemand in astronautenkostuum gehuld; die wil eerst even een selfie met de band. Daarna kan het trio van start met het titelnummer van het laatste album. Deze keuze vind ik niet zo sterk; het nummer wijkt vanwege een aantal digitale loopjes en de woordloze vocalen erg af van de andere en is bovendien geen fijne track om erin te komen voor de band.
Vanaf het tweede nummer, Wifi In Emerald City, volgt dan een optreden vol avontuurlijk, abstract en buitenaards plezier. De band speelt mee met een tape waarop de toetsen en geluidseffecten staan, wat ervoor zorgt dat elk optreden wel enigszins hetzelfde is. Het geeft de band hier wel de controle om ook in de Boerderij een goede klank te krijgen. De gitaarstijl van Yuval Ron laat zich het beste vergelijken met die van Allan Holdsworth, al klinkt Yuval Ron iets minder fluïde staccato en iets meer metalachtig. The Discovery Of Phoebe vormt het melodische hoogtepunt van de set, in deze mystieke atmosfeer komt de bassolo van Victor Nissim ook bijzonder muzikaal uit de verf. Met I Believe in Astronauts lanceert de band een dusdanig heroïsch thema dat er bijna gesproken kan worden van een liefdesbaby tussen Star Wars en fusionband Return To Forever.
Het publiek is van tevoren geïnstrueerd en zo krijgt de band het voor elkaar dit te laten meeklappen in een maatsoort van zeven tellen per rondje. Dat publiek blijft trouwens, ondanks dat dit toch voor velen misschien té experimentele muziek is, bijna gehypnotiseerd staren naar het podium gedurende dit optreden. Als de band gebruik zou maken van interludes en het praten tegen het publiek achterwege zou laten, zou het zijn publiek wellicht nog verder kunnen laten onderdompelen in deze buitenaardse wateren.
Kyros
Bij het betreden van het podium van het Engelse Kyros slaat eerst even de verbazing toe; ik meen me te herinneren dat dit een groep was bestaande uit vier of vijf heren. Het is echter al snel duidelijk dat de charmante Shelby Logan Warne in haar zwarte leren jurkje, visnet panty en half-om-half zwart/blauwe haar hier de show komt stelen. Met haar sierlijke bewegingen, zichtbare plezier achter de keyboards en de expressie op het gezicht bij het zingen is het onmogelijk om je afzijdig te houden van dit optreden. Hoe zit dit nu? Er is geen sprake van een personeelswissel, maar sprake van een dame in transitie die met een (voor ons) nieuwe identiteit de band een nieuw gezicht heeft gegeven.
Een toch unieke en frisse verschijning in het door mannen gedomineerde progressieve genre. De transitie van de albummuziek naar het podium verloopt helaas minder soepel; de band worstelt met de techniek die de gitaarklanken automatisch zou moeten mee laten veranderen met de verschillende passages binnen de liedjes. Dit zorgt voor een hakkelend begin en daarmede ook wat ongemak op het podium. Daarnaast straalt de band, die met voorloper “Synaeshtesia” meegerekend, toch al vier albums op zijn naam heeft staan, nog weinig senioriteit uit op het podium.
Dit zit hem meer in de presentatie dan in het muzikantschap, want de band is duidelijk zeer getalenteerd. Zo speelt bijvoorbeeld de klein uitgevallen, doch langharige gitarist Joey Frevola, een soort fusionmetal teddybeer, met gemak zijn snelle solo’s en loopjes. De heren uit de band mogen dan wel iets meer trots, branie en interesse in het publiek gaan tonen wat mij betreft. Misschien kan er eentje een vuige tatoeage laten zetten.
De muziek van Kyros is een moderne crossover van neo-prog met synthpop en heeft zo’n hyper geproduceerde klank als bijvoorbeeld Frost* dat ook heeft. Eigenlijk verwatert hier veel van en is het volle elektronische geluid van de band niet goed mee te krijgen in de Boerderij. Als ik tijdens het schrijven een eerdere liveshow in London uit 2021 van de band bekijk (een aanrader trouwens!), hoor je hoe punctueel de band live te werk kan gaan. Het mag dan even niet helemaal meezitten, maar de band heeft desalniettemin een snaar geraakt bij het publiek dat na elk liedje enthousiast zijn waardering laat blijken. Na het laatste nummer, met een lager tempo en een grotere dramatische opbouw, weet de band veel applaus te oogsten. Al met al kunnen we hier spreken van een geplaagde en toch ook geslaagde expositie van Kyros. Ik zou de band graag nog eens zien op een avond waarbij de techniek geen stempel drukt op het geheel.
Ranestrane
Het Italiaanse Ranestrane weet recentelijk steeds meer mensen voor zich te winnen met de laatste release Apocalypse Now. Vanaf de eerste noten is het duidelijk: ouwe rotten, klasbakken, veteranen. Dit staat. De band weet deze dag ook het beste geluid te krijgen in de Boerderij; het is simpelweg perfect. Gitarist Massimo Pomo bewijst toch maar wederom dat een paar pedaaltjes en een grijze Fender Twin Reverb, een versterker die in 1965 het levenslicht zag, nog steeds garant staan voor de meest tot de verbeelding sprekende gitaarklanken. De digitale podiumproducties moeten het toch écht afleggen tegen deze analoge klanken. Voor liefhebbers van Steve Rothery of David Gilmour is dit waarschijnlijk dé gitarist van de dag.
Drummer Daniele Pomo is ook de zanger en waar dat bij aanvang een hindernis lijkt, is niets minder waar. Hij is een goede frontman die tijdens intropassages met elektronische drums gaat staan. Vervolgens weet hij met zijn Italiaanse zangstem die heerlijke gepassioneerde zuidelijke voordracht van bands als PFM en Le Orme op te roepen. Mocht er in Italië ook een versie van The Passion worden opgevoerd, wil ik hem alvast voordragen als de perfecte Jezus. Het leuke is dat zijn performancekunst ook afstraalt op zijn manier van drummen. Hij weet met zijn fysiek duidelijk te maken wat hij denkt, wat hij doet en waarom. Een kunst die niet veel drummers gegeven is. Ook de bassist en toetsenist bewegen mee met de muziek. Het publiek reageert dan ook erg positief op Ranestrane, er is een soort van opluchting; deze band klopt. Dit is af.
De band baseert al zijn muziek op films en toont daarvan ook de beelden op de achtergrond. De eerste helft van de set is zodoende gebaseerd op de albumtrilogie rondom de Stanley Kubrick klassieker 2001: A Space Odyssey. Laat dit grote kunstwerk van de twintigste eeuw nu nét een van mijn favoriete films zijn. Ja, het is niet anders, maar aan zo’n monumentale film kun je je alleen maar vergalopperen. De beelden van David Bowman, the computer HAL en dat iconische ruimteschip Discovery One worden door Ranestrane voorzien van mooie melancholische neo-prog, maar dat vind ik dus helemaal verschrikkelijk. Juist de zakelijke, fenomenologische en documentaire-achtige stijl van Kubrick maakt deze film zó indrukwekkend. Er hoort helemaal geen muziek bij die de gevoelens van de kijker stuurt.
Hierna komen stukken over Nosferatu en The Shining aan bod en hiervoor geldt grotendeels hetzelfde, al weet één stuk wel aan te sluiten bij het bekende “Here’s Johnny!” met sinistere, duistere klanken. Beter richt ik me gewoon even niet op de backdrop vanmiddag.
Ranestrane klinkt erg goed, roept fijne muzikale associaties op en ziet er gaaf uit op het podium. Finaal is het een topband die nog op zoek is naar het topliedje, iets wat de generieke massa ontstijgt en een eigen gezicht en gevoel heeft. Dan kunnen de filmbeelden ook gerust uitblijven, want er is al meer dan genoeg spetterend muzikantschap te zien op het podium.
Galaxy
De nieuwe Nederlandse belofte van seizoen 2022/2023 trekt de zaal zo vol als hij zal worden op de zondag van Progdreams. Het verhaal van die vijfentwintig jaar oude plaat die dan tóch werd uitgebracht maakt nieuwsgierig. Evenals deze nieuwe muzikale omgeving rondom zanger Bart Schwertmann, die met zijn stem de laatste Kayak-formatie tot nieuwe hoogte wist te doen stijgen. Kortom, zaaltje gezellig vol, gunfactor alom aanwezig, de belofte van een integrale uitvoering, vinyl en cd’tjes mooi uitgestald; wat kan er nog misgaan?
Een van de eerste dingen die opvalt is dat het speelplezier en de individuele klasse van Schwertmann als zanger zich ook naadloos vertaalt naar zijn werk als bassist. Natuurlijk neemt dit ook wat ruimte in, zo zonder handen vrij, maar het is tijdens de instrumentale stukken echt een verrijking. Met name wanneer hij ingewikkelde riffjes met gitarist Niels Linkbeek doubleert, ontstaat er een heerlijk opzwepende klank. Laatstgenoemde speelt ook verdienstelijk gitaar met mooie solo’s, al klinkt de gitaar een tikkeltje snerpend. Dit kan een keuze zijn, want je hoort eigenlijk wel goed wat hij écht speelt aan melodische solo’s. Tijdens de begeleidende partijen roept de band associaties op met Queensryche, Journey en zelfs het Nederlandse Marathon. Toetsenist Ard Offers staat er als een vrolijke makelaar bij achter de keyboards, hij mag het ontroerend goed verzorgen van de muziek. Dit doet hij met herkenbare en geliefde neo-prog klanktapijten, waarin ook ruimte is voor Marillion-achtige, tot bezinning oproepende ernst.
Galaxy draait echter niet om drama, de band is vrijwel altijd aan het opbouwen richting dat catchy, opluchtende refrein. Het laatste nummer, Runaway Man, is het meest gelaagd en bevlogen. Hiermee laat de band zien dat hij ook met een langere, broeierige opbouw veel te bieden heeft. Een ander opvallend nummer uit de setlist is het instrumentale Gallery Play, aangekondigd als een nummer dat voor de band een hele kluif is om te spelen. Ook hierin weet de band een feestje te maken van progressieve hardrock door ritmisch te pompen, van muzikale scènes te wisselen en de verschillende instrumenten een voor een naar de voorgrond te brengen. Ook sluipt er zo nu en dan een beetje Deep Purple & Rainbow- achtige rock ‘n roll – of zeg gerust gewoon seks – de muziek in.
Dus. Wat kan er nog misgaan? Helemaal niets. Galaxy is een progfeestje, een totaal niet pretentieuze, noch bijzonder originele, maar zeer genietbare symfonische rockband met de klemtoon op rock. Rock als in energie, energie en stralend tonen wat je kan. Zet je ze in de biertent op het lokale dorpsfeest van Lutjebroek, dan zullen ze ook daar voor een nietsvermoedend poppubliek gewoon een deuk in een pakkie boter slaan, gok ik zo. Als ik thuis het “Runaway Men” album luister dan groeit wel meteen het verlangen naar een cd van de integrale live-uitvoering van dit album. Met de jaren is de zang van Schwertmann nog wel iets indrukwekkender geworden en ook de enthousiaste podiumdynamiek van de band verdient het om eens zorgvuldig ingeblikt te worden. Mocht de band ook in de studio opnieuw toeslaan, dan zouden de internationale podia toch binnen bereik moeten zijn.
Icefish
De band Icefish bestaat uit carrièremusici die onder andere met Allan Holdsworth, Steve Vai, James Labrie en Jordan Rudess hebben gespeeld. De internationale progressieve metalformatie laat er dan ook geen twijfel over bestaan; met overmacht spelen ze hun toch erg complexe en stevige materiaal. Qua klank valt de diepe bas van zanger Andrea Casali op, die samen met de zware gitaar van Marco Sfogli de band voluptueus laat klinken als ware er twee gitaristen. Zijn zang is foutloos, vol sterke uithalen en totale controle.
De toetsen van Alex Argento vallen een beetje weg in de mix, al komen zijn Moog-solo’s goed uit de verf. Toch jammer, want de sci-fi-omlijsting in de muziek van Icefish geeft de band nét dat beetje extra. De muziek van Icefish is in de kern vrij abstract en ‘out there’, al zijn de refreinen melodisch. Als luisteraar ervaar ik dan ook meer ontzag dan betrokkenheid jegens de muziek van Icefish. Dit type technische metal kan echter wel op zijn eigen fanschare rekenen, er heeft zich dan ook een gedeeltelijk ander publiek in de zaal verzameld. Dit juicht en gromt enthousiast na elk slotakkoord.
Na een paar nummers van debuutalbum “Human Hardware” te hebben gespeeld geeft de band een beetje lacherig aan een nummer van Yes te gaan spelen. Dit blijkt dan Owner Of A Lonely Heart te zijn. Hoewel ik het origineel nauwelijks ken, lijkt Icefish er toch genoeg in te hebben gevonden om het op Gojira-achtige wijze te updaten.
Voor een band als dit ben ik eigenlijk de verkeerde recensent; ik hoor en zie vooral de begaafdheid van de bandleden. Dat maakt indruk op me. Sterker nog, het maakt me stikjaloers als gitarist, maar ik mis gewoon het (beeld)verhaal in de muziek. Of zweverig gezegd; een muzikant die je laat meegluren in zijn of haar ziel. In tijden van oprukkende kunstmatige intelligentie lijkt Icefish eigenlijk de perfecte soundtrack voor deze abstracte entiteit waarover de discussie nog veelvuldig zal losbarsten. Leeft hij of leeft hij niet. Voelt hij of niet. Ook de albumtitel “Human Hardware” lijkt hier op aan te sluiten. Deze plaat zou een fan van technische metal overigens niet mogen overslaan, ook daar spat de professionaliteit van af.
Deze avond – na een lange dag Progdreams – voelde ik het vanwege mijn persoonlijke voorkeuren even niet. Icefish zal echter zonder twijfel een hit moeten zijn op een festival als Progpower dat zich focust op het (zware) progressieve metal segment.
Kort samengevat: de tiende editie van Progdreams is er weer één om bij te schrijven in de analen. Van de krasse knarren op vrijdag, de uitblinkende dames op zaterdag tot astronauten en filmmuziek op de afsluitende zondag. Wederom schotelde de directie van de Boerderij ons een uiterst gevarieerd programma voor met een aantal kleine juweeltjes maar ook wat teleurstellingen. Het wordt lastig om elke keer weer een interessante groep artiesten bij elkaar te krijgen, de concurrentie ligt op de loer en de bezoekersaantallen houden niet over. Desondanks houden ze het vol, complimenten aan staf en medewerkers, op naar de elfde editie!
Je hebt van die dagen dat alles tegenzit. Vanuit mijn woonplaats is het ruim een uur en twintig minuten rijden naar Nijmegen, maar op 6 april 2023 heb ik maar liefst drie uur nodig om van mijn huisadres naar poptempel Doornroosje in Nijmegen te komen. Die vertraging komt vooral door een kapotte vrachtwagen op de A50 en daarnaast zorgt parkeergarage Keizer Karel voor een ondergrondse opstopping van ruim drie kwartier. Afijn, ik zal je de details besparen, maar deze recensent kwam pas op de plek van bestemming nadat het voorprogramma, Shores Of Null uit Italië, hun set al had gespeeld.
Deze relatieve nieuwkomer was de support-act voor een potentieel geweldige avond met de metal-toppers het Zweedse Draconian en het Finse Swallow The Sun. Bij binnenkomst is het al lekker druk en gezellig. Een ruime schatting is dat er zo’n 500 bezoekers aanwezig zijn en redelijk opvallend is het grote aantal dames dat zich in de zaal bevindt. Het zijn dus niet alleen langharige en bebaarde mannen die deze muziek weten te waarderen. Een aantal dames gaat ook helemaal uit hun dak, vlak voor de bühne.
Draconian
Draconian start voortvarend, hoewel de show wat statisch op gang komt. De bandleden blijven tijdens de eerste nummers vooral op hun plek. De van oorsprong Zuid-Afrikaanse zangeres Heidi Langhans is inmiddels vervangen door de eerste zangeres van Draconian, Lisa Johansson. Er worden drie, respectievelijk vijf nummers gespeeld van de laatste twee albums “Sovran” en “Under A Godless Veil”. Toen was Langhans nog verantwoordelijk voor de zang. Johansson brengt haar aandeel echter met passie en zij overtuigt met haar loepzuivere zang. Waar het geluid van Langhans veel overeenkomsten heeft met Sharon Den Adel van Within Temptation, heeft de Zweedse Johansson vooral een ander geluid en andere galm en toch is elke noot raak. Ook tekstschrijver en grunter Anders Jacobson presteert prima; hij is zelfs tijdens liveoptredens goed te verstaan.
Hoewel het begin dus wat statisch aanvoelt, weet de band het publiek goed op te warmen en ontstaat er een prima vibe. In het midden van de zaal is het geluid niet perfect. Uiteraard overdrijft de bediener van het mengpaneel met de zware bastonen, waardoor je medelijden krijgt met de bezoekers die hun oordoppen zijn vergeten. Niet de gehele show, maar naarmate de setlist vordert (Dishearten, Pale Tortured Blue) overstijgen de bastonen het draaglijke niveau. De band ontvangt na de laatste song een overtuigend applaus en gevoelsmatig was de set net iets te kort.
Swallow The Sun
Headliner van de avond is Swallow The Sun. Stiekem ook de act waar dienstdoende recensent het meest naar uitkeek. De band treedt op zonder parttime toetsenist Aleksi Munter (en Jaani Peuhu) en dat merk je in het complete geluid van enkele nummers. Voor alle duidelijkheid; Munter en Peuhu zijn al jaren niet meer officieel verbonden aan de band, maar de fijnproever mist ongetwijfeld een sferische sound in het geluid bij enkele songs.
De band begint matig, de eerste twee nummers Enemy en 10 Silver Bullets komen niet comfortabel uit de speakers. Tevens komt zanger Mikko Kotamäki niet sterk voor de dag, al heeft het geluid daar een groot aandeel in. Ook hier zijn de bastonen een aanslag op de oren. Natuurlijk is het basgeluid bepalend voor het totale beeld en de beleving van de band, maar het moet wel draaglijk zijn voor de bezoeker. Toppunt van die zware bas was tijdens Woven Into Sorrow. Het geluid was op dat moment ondraaglijk en zorgde ervoor dat veel bezoekers hun oren dicht stopten ter bescherming van hun cochlea, ofwel het slakkenhuis in het oor.
Wat betreft beweging moet je niet veel verwachten van een band als Swallow The Sun. Uitgezonderd wat headbangen zijn bassist Matti Honkonen en bandleider Juha Raivio de enigen die voor het aanjagen van het publiek en de beleving zorgen. Zanger Mikko Kotamäki zorgt voor weinig bezieling, hij staat veelal statisch te grunten en te zingen. Performen zit niet in zijn aard, hij kondigt de nummers aan en af, gevolgd door een “thank you” tijdens deze show. Leadgitarist Juho Räihä heeft af en toe wat uitdagende poses aan de rand van de bühne maar valt vooral op door prima gitaarspel. De set wordt afgesloten met nummers waarin de cleane vocals geen ruimte krijgen, Descending Winters en Swallow (Horror, Part 1), beide afkomstig uit de beginperiode van de Finse band.
In eerste instantie zou The Praradox Twin in september 2022 een dubbelconcert geven samen met Esthesis. De band moest toen op het laatste moment afzeggen omdat Danny Sorrell corona had. Gelukkig bleef het concert in het vat zitten en werd er een nieuwe datum gevonden. Die avond in september kon ik zelf niet, dus ik was wel blij met het verschuiven.
Tot mijn vreugde was de zaal prima gevuld deze avond. Iets meer dan de helft van de zaal was vol en de sfeer was relaxed. Het Nederlandse Casual Silence mocht het voorprogramma verzorgen, maar ik was te laat binnen om daar iets zinnigs over te kunnen zeggen.
Om 21.45 uur trapte de band af met Prism Decent van het laatste album “Silence From Signals”. Zangeres Nicole Johnson was niet van de partij. In haar plaats was Sarah Bayley gevraagd. Zij is sinds kort ook de zangeres van Cairo, de band van Rob Cottingham (Touchstone), waar ook The Paradox Twin-drummer Graham Brown in speelt. Ook gitarist Leland Freeman was niet aanwezig. Zijn plaats werd ingenomen door ‘special guest’ John Mitchell (Arena, Frost*, Lonely Robot). Hij is toevallig ook platenbaas van White Star Records waar The Paradox Twin huist. Hij speelde voornamelijk slaggitaar én een heerlijke solo op het einde van Moonblood.
Ik was erbij toen de band zijn eerste optreden gaf in Nederland op 20 september 2019 tijdens de achtste editie van het Progdreams Festival in de Boerderij. Toen heersten er vooral zenuwen. Dat was nu duidelijk anders, als band zijn ze echt wel gegroeid. Danny Sorrell stond er met meer vertrouwen bij, ondanks het feit dat hij een paar foutjes maakte en daar vooral zelf heel erg van baalde. Het geluid was deze avond spot-on, complimenten!
Zangeres Sarah Bayley was een uitstekende vervangster van Nicole Johnson. Alleen op Wake Vortex hoorde je iets van klassenverschil. Ze moest hier alle zeilen bijzetten en bracht het er goed vanaf. Deze dame heeft een prettige (rustige) uitstraling en zingt erg sterk. Het zou mij niets verbazen als ze door de band ingelijfd zou worden. Ze zouden er goed aan doen.
De ritmetandem van de band is geweldig. Dat komt in eerste instantie door drummer Graham Brown die lekker gedreven speelt en helemaal in de muziek opgaat. Bassiste Diane Fox geniet ook overduidelijk en speelt strak en gracieus. Veel verantwoordelijkheid ligt bij frontman Danny Sorrell. Het gros van de gitaarpartijen, maar ook de samples en het sporadische toetsenspel, neemt hij voor zijn rekening. Geconcentreerd en gedreven gaat hij te werk. Interactie met het publiek leidt hem daarvan nog teveel af, dus dat deed hij minimaal. Als ik hem zo aan het werk zie moet ik denken aan Danny Cavanagh (Anathema), ook hij is altijd zo gedreven en perfectionistisch.
En laten we niet vergeten dat Danny Sorrell een briljante muzikant is. Het debuutalbum “The Importance Of Mr. Bedlam” was bijzonder goed en het tweede album “Silence From Signals” steeg daar nog flink bovenuit. Als hij deze groeicurve weet door te zetten, gaat deze band nog heel groot worden.
De setlist was een aaneenschakeling van hoogtepunten. Van het debuutalbum werd het titelnummer gespeeld, net als Cycles en het geweldige Planeta (op het album nog gezongen door Kim Saviour van Touchstone). Voor mij sprong I Am Me. I Am Free van het laatste album er met kop en schouders bovenuit. Wat een briljant nummer is dat! Een eenvoudig gitaarloopje vormt de rode draad en daaromheen is een geweldig progressief geheel gebouwd dat sterk aan Anathema en Porcupine Tree doet denken. Je wordt helemaal in het nummer gezogen en voor je het weet ben je alles om je heen vergeten.
Na krap anderhalf uur was het helaas afgelopen. Danny Sorrell beloofde dat ze, ondanks het Brexit-drama, terug zullen komen. Ik kijk daar nu al naar uit. Er wordt aan een nieuw album gewerkt. Ik heb hoge verwachtingen.
Met dank aan de mensen van de Boerderij die steeds hun nek uitsteken om dit soort bands, die nog geen volle zalen trekken, een podium te bieden.
Het optreden van John Mitchell was al een aantal keren verplaatst, COVID-19 was de boosdoener de afgelopen jaren. Maar nu was het dan eindelijk zover: de Britse zanger/gitarist/producer treedt weer eens op in de fameuze Boerderij in Zoetermeer, waar hij al vele keren op het podium heeft gestaan.
Het voorprogramma krijgt nog een last-minute wijziging te verduren: het geplande optreden van gitarist Eddie Mulder (Leap Day, Flamborough Head) kon helaas geen doorgang vinden als gevolg van jicht. Goede raad is duur, maar het telefoontje van directeur Arie Verstegen naar Mark Bogert deed wonderen. De talentvolle gitarist van Knight Area, de band die inmiddels ter ziele is, werd bereid gevonden om als stand-in op te treden. Weliswaar zonder band, dat lukte even niet op die korte termijn, maar wel met behulp van zijn MacBand zoals hij zijn digitaal meelopende backingtracks noemde. Bogert startte om half negen en liet een aantal nummers horen van zijn soloalbums. Zijn gitaarstijl is sterk beïnvloed door Steve Vai en Joe Satriani maar er zijn ook flarden van Guthrie Govan te beluisteren, toch niet de minste musici. Geconcentreerd en foutloos spelend, zonder pedalen of ander instrumentenpaneel, wekte hij bewondering en goedkeuring met zijn melodieuze, instrumentale hardrock. Zijn fabelachtige snelheid en techniek, gekoppeld aan een subtiel gevoel, leverden keer op keer een groot applaus op bij de aanwezigen. Hulde aan Mark en beterschap voor Eddie.
Omstreeks half tien is het tijd voor de hoofdact van de avond, John Mitchell’s Lonely Robot. De band zet direct in met Airlock, een heavy instrumentaal nummer van het eerste album van de band, “Please Come Home” uit 2015. God vs Man ligt in het verlengde van de opener en klinkt vooral heel hard, bovendien lijkt het alsof Mitchell’s stem moeite heeft met de hoge tonen. Zelf zal hij tijdens de afkondiging reppen over zijn ‘heavy metal start’.
Recalibrating, openingsnummer van het laatste album “A Model Life”, noemt hij dan weer een ‘weepy 80’s ballad Phil Collins-style’. Hoe komt-ie erbij? Het is tijd voor een melodieus rustpunt en dat is How Bright Is The Sun?, begeleid door een prachtige video en vuurrode belichting, majestueus. Lonely Robot is daarentegen weer weinig subtiel en Mitchell laat qua zang hier en daar wat steken vallen.
In Digital God Machine staat de snaardrum van topdrummer Craig Blundell centraal, het klinkt als pistoolschoten in dit nummer, een aanklacht tegen sociale media, Roger Waters en Donald Trump. The Island Of Misfit Toys, ook al van het laatste album, wordt gevolgd door het prachtige Oubliette, opgedragen aan zangeres Kim Seviour (ex-Touchstone), blijkbaar ernstig ziek. Het nummer bevat een mooi solostuk voor zangeres Sarah Bayley. Het daaropvolgende Crystalline is als altijd melodieus met een gitaarsolo die aan Steven Wilson refereert.
Icarus wordt ingeleid door een stukje volkstoneel van Mitchell waarbij hij tracht InsideOut platenbaas Thomas Waber in het Duits te imiteren. Mitchell noemt het nummer ‘zijn disco song’. Verstilde klanken tijdens The Red Balloon, met alleen toetsen en Mitchell’s kenmerkende rauwe vocalen, het thema is adoptie. The Boy In The Radio, het enige nummer dat ooit een klein hitje is geweest, klinkt poppy, hoe kan het anders, terwijl het zeer toepasselijke Species In Transition uiterst melodieus klinkt. En ook meteen het einde van de reguliere set betekent, na circa anderhalf uur musiceren (inclusief heel veel conversatie). Maar niet voordat de zanger/gitarist een heel referaat houdt over (gebrek aan) de noodzaak van de toegift, hij zit behoorlijk op zijn praatstoel deze avond.
In Floral Green laat dan eindelijk dat ruimtelijke melodieuze geluid waar Lonely Robot voor staat, de duozang en gitaarsolo scoren hoge punten. De drumsolo van Craig Blundell is indrukwekkend, maar ook een tikkeltje obligaat en gaat naadloos over in Sigma, het laatste nummer van de show. Het is een dynamisch nummer met als hoogtepunt het vocale duet tussen John en Sarah. Dan is het voorbij, na een uur en drie kwartier bedankt de band een enthousiast publiek voor zijn onvoorwaardelijke steun.
Dit was niet het beste optreden van Mitchell cs, ik heb hem persoonlijk wel beter gehoord, zoals in 2015. Het klonk zelfs bij tijd en wijle een beetje plichtmatig. Zelfs Blundell, vaak uitbundig, deelde in de malaise en was bijna onopvallend aanwezig. Zestien nummers deze avond, het leeuwendeel kwam van het eerste album, “Please Come Home” (6) en het laatste “A Model Life” (4), terwijl het duo Mitchell/Blundell inmiddels vijf albums onder de naam Lonely Robot heeft afgescheiden tussen 2015 en 2022.
Maar het meest ergerde ik mij toch aan het geluid, dat veel te hard stond afgesteld. Voor het eerst vond ik het noodzakelijk om mijn traditionele plekje voor het podium in te ruilen voor een plaatsje aan de zijkant. Dat is grotendeels te wijten aan de eigen geluidsman die Mitchell had meegenomen uit Engeland. We zien dat wel vaker, die persoon kent het geluid van de band wel goed maar niet de specifieke akoestische uitdaging die de lokale hal biedt. Alle subtiliteit verdween in het zware bas- en drumgeluid en het hoge volume; de toetsenist was vrijwel niet te horen en zelfs Mitchell’s gitaar had moeite om er bovenuit te komen. Tel daarbij op het feit dat de frontman matig bij stem was en je hebt een groot deel van het probleem al benoemd.
Pas tijdens de tweede helft klonk het iets beter, of waren mijn oren inmiddels aan al dat geweld gewend? De producer/vakidioot die Mitchell is kan toch niet tevreden zijn geweest met het geluid? De karakteristieke ruimtelijke, goed gebalanceerde sound van de albums was ver te zoeken deze avond. Desondanks waren toch circa 250 bezoekers, grotendeels mannen, afgekomen op het beloofde spektakel, eigenlijk te weinig voor een artiest van het kaliber John Mitchell. Op zijn eigen Facebook-pagina vermeldt hij dat een aantal optredens was afgelast als gevolg van tegenvallende kaartverkoop.
Het oorspronkelijke optreden stond alweer ruim drie jaar geleden gepland, door bekende oorzaak afgelast. Persoonlijk vond ik het jammer dat hij niet had gekozen voor een meer eclectische setlist met nummers van It Bites, Kino, Lonely Robot en covers, zoals vorig jaar februari in Londen. Maar een avond met louter Lonely Robot is ook niet versmaden, maar dan moet het geluid wel een stuk beter dan deze avond. Anders vrees ik voor de kaartverkoop bij toekomstige optredens.
Als je in onze database zoekt op concertverslagen, dan ontdek ik dat we van IQ elf concertverslagen hebben gemaakt en van Mostly Autumn tien. Opvallend is dat die tien verslagen bijna allemaal door verschillende recensenten zijn geschreven. Er zijn dus veel liefhebbers binnen ons team. De folky progrock met Pink Floyd-invloeden van dit Britse gezelschap kent veel fans. Wat ook meespeelt is dat de band erg productief is, niet alleen met het uitbrengen van materiaal, maar vooral ook met concerten. Iedereen weet inmiddels dat december staat voor kou, oliebollen en Mostly Autumn.
De Boerderij was gezellig druk op deze spekgladde koude avond en het viel mij op dat er opvallend veel Engelsen in het publiek stonden, waaronder familie van drummer Henry Rogers.
Nu ben ik Mostly Autumn altijd blijven volgen, maar de laatste keer dat ik ze live zag, maakte de veel te vroeg (in 2017) overleden gitarist Liam Davison nog deel uit van de band. Ik moest dus even schakelen toen het leek dat de broer van Bryan Josh achter de toetsen plaats nam, maar dat dit een langharige Ian Jennings was. En de man die van een afstandje op Bruce Soord leek, de ‘nieuwe’ gitarist Chris Johnson.
De band trapte af met het pakkende Tomorrow Dies van het album “Sight Of Day”. Olivia Sparnenn-Josh gaf direct haar visitekaartje af. Wat een dijk van een stem heeft deze vrouw toch! Ogenschijnlijk moeiteloos gooit ze de ene na de andere hoge noot eruit. Daarbij zorgt haar elegante uitstraling en stijlvolle kledingkeuze voor een prachtig geheel. Van mij zou ze best meer de rol van bandleider mogen pakken. Iets meer interactie met het publiek zou haar sieren.
De eerste vier nummers worden aaneengesloten gespeeld. Erg leuk om ‘oudjes’ Nowhere To Hide en The Spirit Of Autumn Past te horen. Drummer Henry Rogers had er echt zin in deze avond en zijn enthousiaste gedrevenheid werkte aanstekelijk. Daarbij heeft zijn spel een heerlijke schwung. Zijn dubbele baspedalen zorgden vaak voor een intense beleving. Het lijkt of bassist Andy Smith altijd even moet acclimatiseren. In het begin speelde hij vooral in zijn eigen hoekje, zijn hoofd diep weggestoken in zijn hoody. Maar naarmate het optreden vorderde liet hij zich steeds meer zien en trad hij af en toe zelfs op de voorgrond. Zijn stijl is bijzonder om te horen én om te zien. Mooi hoe hij aanvalt op zijn snaren, alsof hij een wild beest wil temmen.
Chris Johnson vond ik een revelatie. Net als zijn geliefde voorganger Davison, is hij de bescheidenheid zelve. Maar alles dat hij doet, doet hij geweldig. Zowel op slag- als akoestische gitaar zorgt hij voor het cement tussen de muzikale bouwstenen. En mijn verbazing wordt groter als hij feilloos het nummer Gaze zingt op dezelfde toonhoogte als Heather Findlay dat deed. Later verzorgt hij ook de vocalen op Changing Lives en maakt dan wederom indruk. Wat een geweldige stem heeft hij. Als ik Bryan Josh was, liet ik hem meer vocalen voor zijn rekening nemen.
Angela Gordon is die andere stille kracht. Ik zag haar eerst niet eens staan. Net als Andy Smith is ze tevreden met een plaats een beetje achter op het podium. Ze speelde ondersteunende toetsen, maar maakte vooral indruk met haar spel op de dwarsfluit. De samenzang met Sparnenn-Josh komt minder uit de verf, maar met Chris Johnson matcht haar stem bijzonder goed.
De setlist was een prima dwarsdoorsnede van hun indrukwekkende oeuvre, maar kende ook geen verrassingen. Heart, Body and Soul vond ik persoonlijk een wat zoutloos nummer dat maar voorbij kabbelt. Dat geldt ook voor het eerste deel van Mother Nature waar maar geen vaart in lijkt te komen. Gelukkig maakt het tweede deel heel veel goed.
Absoluut hoogtepunt vond ik de epic White Rainbow van het gelijknamige album uit 2019 dat werd opgedragen aan Liam Davison. Wat mij betreft het beste nummer dat de band tot nu toe maakte. De opbouw is geweldig, maar het is vooral Olivia Sparnenn-Josh die hier de show steelt. Live zingt ze minstens zo indrukwekkend als op de plaat. De overgang naar het laatste deel is wat geforceerd, maar past toch goed in het geheel. Uiteraard ontbrak Heroes Never Die niet in de setlist, maar ik heb Bryan Josh hier wel eens beter horen soleren. Dat maakte hij ruimschoots goed bij de Pink Floyd cover Comfortably Numb en bijvoorbeeld in This Endless War.
Na de covers van (dus) Pink Floyd, maar ook van The Pogues en Chris de Burgh kwam er na drie uur spelen (met 20 minuten pauze) een einde aan een memorabel Mostly Autumn avondje.
De stand IQ – Mostly Autumn is met 11 tegen 11 weer gelijk.