Ik weet niet wat er in het water zit in Spanje, maar op de een of andere manier lijken de Spanjaarden een bijzondere band te hebben met de muziek van Mike Oldfield. Het kan natuurlijk ook zijn dat de van nature al emotionele inwoners van het Iberisch schiereiland met name door de gevoelige en ontroerende lading van de muziek van de Britse maestro worden aangetrokken. De folkinvloeden en het gebruik van de akoestische (Spaanse) gitaar zal er misschien ook bij geholpen hebben. Een andere verklaring heb ik niet voor het feit dat er relatief veel Spaanse groepen de muziek van Oldfield hebben geadopteerd en er, in sommige gevallen, hun eigen interpretatie aan hebben gegeven. Dan heb ik het met name over de Asturische groep Tubular Tribute en Fadalack. Maar ook de Madrileense gitarist Manu Herrera kan er wat van. Ook de buren uit Catalonië hebben besloten een duit in het zakje te doen. In dit geval een modern orkest met als alma mater de universiteit van Barcelona. Het orkest noemt zichzelf Opus One.
Op 25 mei 2023 zond de Universitat Autònoma de Barcelona (UAB) gratis en open voor de hele wereld op haar YouTube-kanaal een concert uit ter ere van de 50e verjaardag van de release van het album “Tubular Bells” van de Britse muzikant Mike Oldfield, vertolkt door het Opus One-orkest, gedirigeerd door Xavier Alern. Deze professor doctor, UAB-docent Musicologie, is de grote man achter het project. Hij is verantwoordelijk voor het idee en de transcriptie en is bovendien als orkestleider, bassist en gitarist actief tijdens het optreden. Het evenement, een coproductie van UAB en Opus One, omvatte de medewerking van de ALBA Synchrotron-faciliteit om een unieke sfeer te creëren, die wetenschap en kunst combineert in een bijzondere setting.
Opus One is een muziekgroep met moderne instrumenten, bestaande uit zeventien muzikanten, waaronder verschillende docenten en alumni van de UAB. Het geheel wordt gepromoot door de al genoemde Alern, om hulde te brengen aan Mike Oldfield en de 50e verjaardag van zijn meesterwerk. De naam van de muziekgroep houdt verband met de oorspronkelijke titel van het album. Oldfield veranderde echter van gedachten toen hij tijdens een opnamesessie enkele buisklokken opmerkte, die hij later in zijn project verwerkte. Alerns plan bestond uit het aanbieden van een nauwkeurige interpretatie van “Tubular Bells”, zonder anachronismen en met het grootste respect voor de geest van de mythische opname uit 1973. En ik kan gerust vaststellen: dat is uitstekend gelukt.
De videostream van circa vijftig minuten begint met de voorbereiding voor het optreden, de set-up van de instrumenten in het schelpvormige, futuristische gebouw met de naam ALBA Synchrotron. Het gaat hier om een hypermodern laboratorium voor lichtbronnen. Tegen de achtergrond van dit moderne gebouw speelt Opus One zijn eerbetoon aan Mike Oldfield, badend in blauw licht. De hal is verder leeg, er is geen publiek aanwezig.
Het orkest speelt uiterst nauwgezet en blijft extreem dicht bij het origineel, met een hoofdrol voor muzikaal leider professor Alern op bas en akoestische gitaar. De prof zit relaxed met gekruiste benen, net zoals Oldfield zelf zat toen hij het live speelde voor de BBC, in november 1973. Daar doet de sfeer van het optreden ook een beetje aan denken. De orkestleden zijn gekleed in stemmig zwart, dat benadrukt nog een keer het plechtige en serieuze karakter van dit evenement. Maar liefst zes (bas)gitaristen moeten de complexe gitaarpartijen vertolken, daarnaast is een belangrijke rol weggelegd voor toetsen, dwarsfluit en percussie (pauken en klokken). Opmerkelijk: slechts een enkeling werkt met bladmuziek. De vijftien dames en heren musici zijn overduidelijk professionals en meer dan toegerust voor hun muzikale taak. Er wordt met veel liefde, toewijding en respect voor het origineel gespeeld. OK, er worden een paar minuscule foutjes gemaakt en soms is de mix niet helemaal correct. Maar verder is deze vertolking ronduit indrukwekkend en benadert het de perfectie.
Het geheel wordt goed in beeld gebracht, misschien wordt het soms een beetje saai. De spanning ligt in de muziek en is goed voelbaar. Acteur/zanger Xavier Lite is goed op dreef in zijn rol als MC. Het wat dromerige Peace is zeker zo sterk en de Caveman-sectie is precies goed. De overgang van het ingetogen einde van Part 2 naar het jubelende The Sailor’s Hornpipe is als altijd verrassend en verfrissend tegelijk. De mandoline van Alern speelt een hoofdrol. Het moet gezegd: een uitstekende, waarheidsgetrouwe uitvoering van Oldfields iconische debuutalbum. Muchas gracias, señores!
Voor alle duidelijkheid: Mike Oldfield was niet persoonlijk betrokken bij dit project.
Foto’s: Henk Bouwhuis
In 1989 richtte Dave Bainbridge, David Fitzgerald en Joanne Hogg de band Iona op. De drie kennen elkaar van de begeleidingsband van Adrian Snell, waar ze samen in speelden. Geïnspireerd door hun Christelijk geloof, Ierland en de volksmuziek uit dat land werd het eerste album “Iona” geschreven. De naam van de band werd gebaseerd op het eiland en tevens (nog altijd actieve) klooster Iona dat ten westen van Schotland ligt. Het was de eerste band die progressieve rock met Keltische invloeden wist te combineren. In 1991/1992 speelde onze landgenoot Frank van Essen de drums in de de band en hij trad vanaf 1998 opnieuw toe.
Na zeven studioalbums, vier livealbums, twee verzamelalbums en twee dvd’s komt er een einde aan de band. De reden hiervoor laat de band in het midden liggen. Op 22 november 2014 zag ik de band voor het laatst live aan het werk in Poppodium De Boerderij in Zoetermeer.
Tien jaar later krijgt Frank van Essen vanuit de organisatie van het Nederlandse Graceland Festival het verzoek of hij Iona voor een eenmalig optreden weer bijeen kan krijgen. Dat zit er helaas niet in, maar het zaadje is gepland. Het verzoek laat Frank van Essen niet los. En zo wordt The Wild Goose geboren. Een Iona tribute band. Op 4 augustus 2024 speelde de band haar eerste optreden in het kleine openlucht Bostheater van Gramsbergen (vlakbij Hardenberg).
Op deze warme zondagmiddag hadden ruim 175 mensen hun weg gevonden naar het sfeervolle bostheater. Om 15:00 uur trapte de band af met Today van het album “Beyond These Shores”. De toon was meteen goed. Het geluid was uitstekend afgesteld en de uitvoering bijzonder goed. Na dit nummer neemt Frank van Essen ruim de tijd om iedereen welkom te heten en te vertellen over het ontstaan van Iona. Zo krijgen we niet alleen de muziek van Iona te horen maar ook interessante achtergrondinformatie.
Het tweede nummer wordt aangekondigd. Flight Of The Wild Goose van het debuutalbum uit 1990. Nu wordt het spannend. Dit is echt geen eenvoudig nummer en het behoort tot mijn favoriete Iona songs. Het instrumentale nummer wordt met verve gebracht. Thieme Schipper is een geweldige muzikant die op de saxofoon en diverse fluiten het hele optreden uitblinkt. Mocht Rob Townsend ooit bij Steve Hackett stoppen, dan woont zijn vervanger in Nederland. Ook Italiaanse Nederlander bassist Luca Genta maakt indruk, mede ook door zijn prachtige spel op cello.
Een ander hoogtepunt is het instrumentale Brendan’s Return van het album “Beyond These Shores”. Hier mag gitarist Jan Peter Beijersbergen in de schoenen van Dave Bainbridge gaan staan. Hij blijft hierbij goed overeind. Het stuk waarin de gitaar- en de fluitsolo (in het origineel zijn het uilleann pipes) tegelijk gespeeld worden, werd een handelsmerk van Iona. Het valt deze middag op dat de nadruk ligt op de eerste albums van Iona. De periode waarin Terl Bryant bij de band op de drumkruk zat. Klassiekers als Irish Day, Chi-Ro en Revelation komen allemaal voorbij.
De grootste schoenen om in te gaan staan zijn die van frontvrouw Joanne Hogg. In mijn ogen een van de beste zangeressen ooit en eveneens een zeer bescheiden en innemende verschijning. Die lastige taak was er voor Marlou van Essen. Dat was even wennen, want ze zong ietsje lager en ze had iets minder bereik. Toch zette ze een indrukwekkende prestatie neer. Met haar gracieuze voorkomen en hartelijke gastvrijheid wist ze al snel de harten van velen te raken en winnen. Alleen op Revelation lukte het niet om volledig te overtuigen, maar dat zal niemand haar aanrekenen. Ga er maar aan staan om dat nummer live te zingen!
En dan is er nog regisseur Frank van Essen. Hij is een stevige rots in de muzikale branding. Zijn drumspel is bijzonder goed en zijn kunsten op de viool zijn van de buitencategorie. Bij zijn viool improvisatie kon je een speld horen vallen. Mooi was het nummer Love dat hij schreef voor het Dew album “We Belong To The Day”, met die geweldige tekst uit de Bijbel uit 1 Korinthe 13 over de liefde. Hij heeft een prachtige zangstem. Je gaat je erdoor afvragen waarom hij nooit een duet zong met Joanne Hogg. Ik was blij dat hij ook nummers van zijn laatste soloalbum “Sanctum” speelde die in 2018 uitkwam, zoals het verstillende Healing.
Zo werd het een middag met een prachtige mix van muziek waarvan die van Iona de hoofdrol vertolkte. De wens is er om door te gaan. Laten we daarop hopen. De muziek van Iona is tijdloos en verdient het om levend gehouden te worden.
Dag drie van het Final Night of the Prog Festival 2024 is meteen ook de laatste dag van dit roemruchte festival ooit. Deze zondag 21 juli 2024 zal Big Big Train de laatste noten laten klinken. Een aantal verrassende optredens staat ons te wachten en niet alleen van emotie houden we het vandaag niet droog. Begin, voor een mooi totaalbeeld van het festival, eerst even met het lezen van deel 1 en deel 2.
OK Goodnight
De zondag begint dreigend én veelbelovend. Een uitgedeelde flyer maakt duidelijk dat áls het onweer losbarst, dit het voortijdig einde van het festival betekent. Het Amerikaanse, maar feitelijk uit vijf landen afkomstige gezelschap, maakt sfeervolle prog, met diepere lagen. Die lagen gaan een beetje verloren, omdat het geluid erg hard staat. Naast ingetogen stukken, met akoestische gitaar, duiken ze ook behoorlijk de metal in. In The Falcon laat Martin de Lima zijn gitaar werkelijk vlammen, de toetsen proberen hier nog bovenuit te komen. Zangeres Casey Lee Williams maakt indruk, ze heeft een stem als een klok; van heel klein tot vol uitpakkend met een geweldig strotje.
The Windmill
The Windmill, al eerder te gast op de rots, zet de goede lijn voort. Dit Noorse gezelschap is dol op epics. The Masque gaat al over de tien minuten. Een danseres (met masker…) begeleidt dit mooi opgebouwde nummer. De neo-prog heeft sporen van Camel en Alquin, dwarsfluit en saxofoon vieren hoogtij. Over de twintig minuten duurt Fear, van hun nieuwste schijf “Mindscapes”. Een goede rol ook voor de als kapitein vermomde toetsenman en de gitarist. Tempo- en sfeerwisselingen zijn niet van de lucht, zoals het een goede epic betaamt. Mooie stukken komen langs. De zang is redelijk, maar sommige momenten een beetje schreeuwerig.
Amarok
Dit Poolse gezelschap laat weer een heel ander geluid horen. Is het artrock, wereldmuziek, folk, ambient, elektronisch? Een beetje van alles. Michal Wojtal beschikt over een sterke stem en giet heerlijke gitaarsolo’s over het publiek heen. Met name dan komt even de naam Pink Floyd boven. Hij bedient ook kort een antiek uitziend harmonium en laat de theremin voor zingende zaag-viool spelen. Zangeres Marta Wojtas heeft een mooie set percussie-instrumenten tot haar beschikking en ze laat haar meterslange sjaal heel mindful in de wind wapperen. Ze spelen veel van hun laatste cd “Hope” en dat is van begin tot start boeiend en afwisselend. Typisch Pools en toch anders.
MEER
De eerste prijs voor meer-stemmigheid is voor…MEER! Johanne en Knut Kippersund zingen zeer harmonieus samen en dat levert de nodige heerlijke momenten op. Hun muziek bevat veel orkestrale elementen, niet in de laatste plaats door de aanwezigheid van viool en altviool. Hun tamelijk korte nummers hebben daardoor iets klassieks, maar popinvloeden zijn ook nadrukkelijk te horen. De zang en orkestraties overheersen. Het nummer Beehive heeft zelfs James Bond-achtige trekjes. Deze insteek maakt dat er verder net iets te weinig gebeurt in de nummers om van een spetterend optreden te spreken. Niettemin is dit een aangenaam en stemmig rustpuntje voor de apotheose van de dag. En het is nog steeds droog…
The Flower Kings
The Bad Luck Kings moeten een flink deel van hun speeltijd inleveren vanwege technische malheur. Toetsenist Lalle Larson moet het met een vervangende keyboard doen. Niettemin laat hij horen dat hij een topper is, zowel in de ondersteuning op piano als solerend. De Kings laten een vrij ingetogen set horen, met zang van Lasse Fröberg en lachebekje Roine Stolt. Mooie symfonische rock, waarbij laatstgenoemde uiteraard ruim strooit met de van hem bekende lyrische gitaarsolo’s. De instrumentale passage zijn het aantrekkelijkst, zoals op Big Puzzle. Waarschijnlijk is de onvermijdelijke epic Stardust We Are ingekort, tot slechts deel drie. En toch…krijgt deze muziek me nooit helemaal te pakken.
Steve Rothery Band
Het bekende recept van Steve Rothery: enkele solonummers en dan een veelvoud oude krakers van Marillion. Als donkere wolken zich nu echt samenpakken boven de Loreley, hou ik het zelf, foto’s nemend op luttele meters van het podium, niet droog bij het fenomenale Old Man of the Sea. Wat een gevoel weet deze bescheiden Brit in zijn spel te leggen! De hits Kayleigh en Lavender en het vreselijke Hooks in You volgen, iedereen brult mee op Heart of Lothian. Zeer aangename verrassing is Forgotten Sons van “The Script…”, met die geweldige gitaarsolo. Martin Jakubski verzorgt sterk en overtuigend de zangpartijen, terwijl toetsenist Riccardo Romano voor zijn doen ingetogen speelt. Mooi optreden, hoor!
Net voor het allerlaatste optreden staat de organisatie nog even stil bij de grote man van het festival, organisator Winfried Völklein. Helemaal terecht krijgt hij een ovationeel applaus van de enthousiaste menigte, die de regenkleding tevoorschijn heeft gehaald. Hij weet zich geen raad met de schijnwerpers zo op zich gericht en komt in zijn dankwoord niet verder dan het op zijn Hollands van link naar rechts bewegen. Deze man had een waardiger afscheid verdiend. En ook ‘zij’ die de bands altijd aan- en afkondigde, liet zich nog één keer zien.
Big Big Train
Onder aanvoering van zanger Alberto Bravin zorgt Big Big Train voor een passend slotakkoord, terwijl de regen nu met bakken uit de hemel komt. Alle goden, Apollo incluis, huilen. Natuurlijk speelt BBT werk van hun laatste schijf, waaronder titelnummer Oblivion, maar ook fraaie oudere nummers. Zo horen we het indrukwekkende East Coast Racer en het gevoelige A Boy in Darkness. Afscheid is er ook van gitarist Dave Foster, die nog een nummertje meespeelt. Het blaaskwartet schittert helaas door afwezigheid. Wat zou het mooi zijn geweest als zij de laatste adem van het instrumentale slotstuk Apollo hadden uitgeblazen, liefst met een strijkensemble. Maar nee, ook geen toegift, het festival is klaar…
En zo komt een eind aan het legendarische Night of the Prog Festival. Zeventien edities, 42 festivaldagen, 188 bands, 258 optredens… Noem mij een grote progband die er niet heeft gestaan. Met weemoed, maar vooral vol met geweldige muzikale herinneringen daal ook ik voor de laatste maal de 132 meter van de rots af naar de Rijn. Ik denk een lichte, bijzondere rimpeling in het water te zien. De Rijn weet…
Dit is deel 2 van het verslag van het Final Night of the Prog Festival 2024. Ook op zaterdag 20 juli betreden weer zeven bands het podium. Het kwik bereikt tropische waarden, maar de sfeer is weer als vanouds super ontspannen en de muziek bij vlagen bijzonder goed. Lees deel 1 er vooral ook nog even op na.
!Gerald!
Zware kost op de altijd lastige vroege morgen (zo voelt het om half twee) van de tweede dag. Het internationale gezelschap bouwt een muur van geluid op met bakken loodzware toetsen, ondersteund door straffe gitaarriffs. Experimenteel, surrealistisch en beangstigend, denk aan Gong, Magma en natuurlijk Fripp; tegendraads is their middlename. “Music for broken elevators” is in dit verband geen gekke cd-titel. Een enkel stukje zang zorgt ook niet voor rust. De enkele rustpuntjes bieden ruimte om het eerste biertje van de dag te scoren. Het klinkt zeker niet onaardig, maar in het donker, lampjes erbij, komt deze muzikale indringendheid, als trip, veel beter uit de verf. Och, arm hoofd…
Ritual
Progrockfolk uit de Zweedse bossen. Patrick Lundström, gehuld in zijn fraaiste jurk, leidt het publiek door The story of Mr. Bogd. Dat moet een onvervalste saga zijn, al heb ik het verhaal niet helemaal gevolgd. Het gebruik van veelal akoestische instrumenten betekent nog niet dat de aanwezigen de zo gewenste zaterdagmiddagrust gegund is. Ritual bestiert een progcircus, waarin het een drukte van belang is. We horen zang met een oosters tintje, getokkel, orgelklanken en gefluit. Maar ook niet onaardige samenzang in een set waarin de variatie groot is. Luidruchtig klinkt het als iedereen volle bak meedoet en dwarse klanken zijn ook niet van de lucht.
Karnataka
Dit gezelschap uit Wales dat symfo met Keltische- en folkinvloeden maakt, woont in hetzelfde straatje als Mostly Autumn. In mijn recensie van “Requiem for a Dream” schreef ik dat oprichter Ian Jones de nieuwe nummers duidelijk met de stem van Sartari voor ogen had geschreven. Deze absolute blikkenvangster van de band, gezegend met een prachtige stem, trekt ook de muziek iets te veel naar zich toe. Dat maakt de muziek wat vlakjes. Het prachtige slotnummer Forsaken van “The Gathering Light” maakt dan wel weer wat goed, met een fenomenale gitaarsolo, die maar niet ophoudt. Ze kunnen het wel. En ja hoor, we horen ook nog even het karakteristiek knerpende geluid van de uilleann pipes.
Vanaf het moment dat de hekken van het festivalterrein zijn opengegaan, is het bijna vechten om de schaarse schaduwplekjes. Iedereen kiest zijn eigen strategie om in de onbarmhartige zon (het is 32˚!) te overleven: petjes, parasols, sjaaltjes, dekens, water en vooral: veel bier! De rijen zijn iets korter, dus nu wél de ‘unieke’ shirtjes gescoord. Er zijn wat minder eet- en drinkkraampjes dan anders en op veel plekken kun je alleen cash betalen. Dit soort kleine ongemakken mag de pret niet drukken. Het dolce far niente-gevoel, dat onlosmakelijk met dit festival verbonden is, heeft onmiskenbaar de overhand.
Beardfish
Ik krijg nooit goed hoogte van deze Zweden onder leiding van Rikard Sjöblom, die in 2015 hun laatste album uitbrachten. Met And the Stone Said: If I Could Speak krijgen we direct een van hun kenmerkende epics voorgeschoteld. De muziek gaat een beetje alle kanten op. De tegendraadsheid van Yes en King Crimson zit er in, maar we horen ook klanken van Queen, terwijl ze ook richting hardrock koersen. Dat maakt de muziek voor mij wat ongrijpbaar. De zang van Sjöblom, je moet er van houden, draagt ook niet bij aan de toegankelijkheid. Hij krijgt wel gezelschap van een vocaliste. Prima muzikanten, maar wat te veel ondefinieerbare muzikale chaos, dat uitmondt in gefreak, voor mij.
Lazuli
Altijd een feestje om deze Fransen met de sympathieke frontman Dominique Leonetti aan het werk te zien. De spelvreugde slaat onmiddellijk over op het publiek. Hun soms oosterse invloeden, het gebruik van Franse hoorn en uiteraard de zingende zaag-gitaar Léode van Claude Leonetti leveren altijd een uniek, mysterieus en heel fraai geluid op. Dominique leest traditiegetrouw weer charmant een stukje tekst in het Duits voor. Speelde Lazuli iets subtieler dan bij vorige optredens? Ik werd er in ieder geval iets minder door omver geblazen. Door de technische problemen aan het begin van het optreden moesten we helaas het altijd spectaculaire samenspel op marimba missen.
Pendragon
Pendragon is een van de grootste verrassingen van het festival. Niets nieuws onder de zon, juist niet! De set die zanger, maar vooral gitarist Nick Barrett, getooid in circusjas, en zijn band lieten horen was adembenemend mooi. De mindere beuknummers ontbraken. Veel oude krakers, waarop ook toetsenist Clive Nolan zijn klasse kon tonen en de ene na de andere slepende gitaarsolo uit de snaren van Barrett kwam. If I Were The Wind… was een fraaie start. Ik verguisde ooit het recente countrynummer 360 Degrees, maar op het podium werkt het. A Man of Nomadic Taits en Paintbox zijn klassiekers, King of the Castle was een mooi akoestisch rustpuntje, door merg en been gaan de gitaarklanken van Breaking the Spell. Best ever, wat mij betreft!
Steve Hackett
Hoofdact van het festival, uiteraard. Hackett is een meester en levert met zijn geweldige band altijd een fantastisch concert af, niet te verwarren met show. Na twee intense nummers van zijn laatste cd en de orgelklanken van The Devil’s Cathedral, volgt het tweede deel van Shadow of the Hierophant. De hoogtepunten van “The Lamb Lies Down On Broadway” trekken voorbij. Ik noem slechts The Chamber of 32 Doors en The Lamia. Drie keer bingo van “Selling England by the Pound”, met het briljante toetsenspel van Roger King in Cinema Show, als het tijd is voor de toegift. Firth of Fifth (met dé solo) kan niet uitblijven – geen Every Day vandaag – en Los Endos, na de kennelijk noodzakelijke drumsolo, is de traditionele afsluiting. Hackett in topvorm, schitterende (vooral Genesis-) muziek in dito ambience: genieten pur sang!
De zeventiende editie van het legendarische Night of the Prog Festival is tevens de laatste, het is bijna niet te bevatten…
Nog één keer beklimmen de toeschouwers de rots, hoog boven de Rijn, om het Loreley amfitheater te betreden. Maar liefst 21 bands in drie volle, bloedhete dagen trekken voorbij, voordat Big Big Train de laatste noten mag spelen. In drie delen doen we verslag van dit wederom bijzondere progspektakel, dat veel bezoekers trok. In deze update het eerste deel.
INHALO
Onze nationale trots op dit festival had de toch altijd ondankbare taak om het spits af te bijten. Zij deden dit energiek en stevig. De pittige muziek met de nodige dreiging deed soms denken aan Riverside en Opeth. Ondanks het ontbreken van toetsen wist het gezelschap interessante geluidsstructuren op te bouwen. Ze putten uiteraard uit hun debuut-cd “Sever”. Harde en bij tijd en wijle onheilspellende geluiden zorgen ervoor dat het al behoorlijk toegestroomde publiek direct goed bij de les is. Dat een lekkere gitaarsolo en afwisseling ook tot het repertoire behoren, bewijst INHALO tijdens het slotnummer Last Vestige.
Cheeto’s Magazine
Het feest begint al vroeg als de in gekleurde pakjes gestoken Spanjaarden van Cheeto’s Magazine het podium betreden. De groene maar vooral de blauwe toetsenman/zanger ontpopt zich tot een pias van formaat. Hij kronkelt over het podium en trekt de gekste grimassen. Vooral veel toetsen zijn te horen op muziek, waarbij Spock’s Beard Frank Zappa tegenkomt. Apart is zeker ook hun interpretatie van I Am The Walrus van The Beatles. Met alle gekheid op een stokje spelen ze bijna achteloos een fraai stukje symfonische rock weg, waarbij de toetsensolo’s niet van de lucht zijn. De eerste aangename verrassing van het festival staat genoteerd.
IZZ
Om een biertje te bemachtigen moet je lang in de rij staan, maar dat is nog niets vergeleken met de merchandise. Anderhalf uur queuen voor een festivalshirt in de volle zon, dat was pas een echte opgave. Daar hadden de Amerikanen van IZZ natuurlijk geen last van. Met mannen- en vrouwenzang en flink wat toetsenwerk kwamen zij niet zo goed uit de verf. De mix van symfonische rock met popinvloeden kwam tamelijk ingewikkeld over, met veel noten per seconde. Met name in het pianospel zal ook iets tegendraads, wat de toegankelijkheid niet ten goede kwam. Prima gemusiceerd, maar deze notenbrij kwam bij jullie recensent niet goed binnen.
Sylvan
Vaste waarde op het festival zijn de Duitsers van Sylvan. Onder aanvoering van zanger Marco Glühmann maken deze oosterburen prima te verteren prog en ze zetten dan ook een degelijke set neer. Uiteraard is een belangrijke rol weggelegd voor de frontman. Ze laten prachtige stukken horen, al zit er ook het nodige onbestemds tussen. Voor mij dan ook een mooi moment om even te bieren op het belendende terras met fantastisch uitzicht over de laaggelegen Rijn. Ik miste dus flink wat van hun optreden (want ook daar een rij…), maar het gedragen A Kind Of Eden en de fraaie instant klassieker Posthumous Silence pikte ik niettemin toch mooi nog even mee.
Alex Henry Foster
All the way from Canada laat Foster een verpletterende indruk achter. Zijn muziek is ronduit hallucinerend, bezwerend. Aan de uitgesponnen soundscapes lijkt geen einde te komen. Herhaling is de kracht van de reclame en dat levert soms een muur van geluid op. Foster bezweert het publiek ook in woorden, hij is bijna aan het preken als hij zijn toehoorders inpepert niet aan morgen en de problemen in de wereld te denken, maar vooral nu te genieten met de met de mensen om je heen en te onthouden dat je hier was. Hij gaat ver met zijn gitaar het publiek in en schraapt zijn instrument ook aan alles wat hij op het podium tegenkomt. Goed bezig, A.H. Foster!
Arena
Arena speelde geïnspireerd, en dat is weleens anders geweest. Zanger en performer Damian Wilson is hier voor een belangrijk deel debet aan. Hij bespeelt het publiek en zweept het op. Hij beschikt over een dijk van een stem en laat niet na deze ten volle in te zetten. Een glansrol is weggelegd voor Mark Bogert, die met gemak de grote schoenen van John Mitchell vult, die andere verplichtingen had. Hij krijgt alle ruimte om te soleren. Uiteraard speelt de band nieuw werk, maar het publiek is natuurlijk vooral gekomen voor krakers als The Hanging Tree en A Crack In The Ice van “The Visitor”. Als toegift gaat A State Of Grace, ook van die cd, er ook nog eens in als koek. Een sterk optreden, met ook een prima rol voor good old toetsenman Clive Nolan.
Riverside
De bloedhete vrijdag krijgt een spetterende finale met een sterk optreden van Riverside. Grote man is natuurlijk zanger Mariusz Duda, die met zijn basspel ook nadrukkelijk op de voorgrond treedt. Ze laten een mooie staalkaart van hun oeuvre horen, met de nadruk op recenter werk. Van het toegankelijke Friend or Foe van “ID.Entity” tot de gevoelige afsluiter Conceiving You van “Second Life Syndrome”. De muziek is als altijd gedreven, stevig en melodieus tegelijk en er gaat een aangenaam gevoel van dreiging vanuit. Ik heb het idee dat ze het overlijden van gitarist Piotr Grudzinski nog steeds niet helemaal verwerkt hebben. En dat daarom Duda zo de hoofdrol pakt en het prachtige, gitaargedreven nummer The Curtain Falls niet gespeeld werd. Riverside is eigenlijk altijd goed en het massaal toegestroomde publiek gaat dan ook tevreden naar de tent, camper of bus, die in tien minuten afdaalt naar de Rijn, die onverstoorbaar naar zee blijft stromen…
Foto’s: Marcel Boshuizen, Poppodium Boerderij
Het iconische album van Genesis, “The Lamb Lies Down On Broadway”, heeft Abraham gezien. Om dat te vieren heeft Steve Hackett zijn nieuwe tour ‘Genesis Greats, Lamb Highlights & Solo’ gedoopt. Hackett doet met zijn superband in de Europese tour liefst vier keer Poppodium Boerderij in Zoetermeer aan. Zo ook op zaterdag 6 juli 2024, als Oranje zich langs Turkije worstelt.
De eerste set bestaat uit solowerk van Hackett, te beginnen met een blokje van drie nummers van zijn laatste cd “The Circus and the Nightwhale”. In het stevige People of the Smoke toont hij direct zijn meesterschap met virtuoos spel. Na Circo Inferno, dat ook heftig is, neemt hij gas terug met het ingetogen These Passing Clouds. Kanjer op alles waar je op kunt blazen, Rob Townsend, soleert op dwarsfluit en saxofoon. Nad Sylvan maakt zijn opwachting op het fraaie The Devil’s Cathedral (“Surrender of Silence”), dat grillig is en Roger King orgelgeluiden uit zijn keyboards doet ontlokken. We hebben dan al kunnen vaststellen dat het geluid in de zaal heel goed is.
Niet te missen op een concert van Hackett is Everyday, hij speelt dit elke dag dat hij optreedt. Dat betekent meezingen en met de vingers de zalige gitaarsolo meespelen. Dit nummer krijgt gezelschap van het titelnummer van dezelfde plaat, “Spectral Mornings”. Dit is een instrumentale klassieker om heerlijk bij weg te zwijmelen, met ragfijn gitaargeluid van de maker. Jonas Reingold is een uitstekende bassist en ik gun hem de hele wereld, maar een solo, ik blijf het herhalen, is zó overbodig. Dat geldt ook voor die van Townsend in het aansluitende Casino Royale, hoe fraai ook uitgevoerd. Net voor de pauze volgt het imposante Shadow of the Hierophant van zijn debuut “Voyage Of The Acolyte” uit 1975. Helaas alleen het tweede deel, Amanda Lehman was er niet bij om het eerste deel te zingen. Wel mooi getingel aan het begin en die fraai opbouwende bombast. Dit levert de band een ovatie op.
Hackett zit niet op zijn praatstoel vanavond, hij vertelt nauwelijks iets tussen de nummers. We zien Nad Sylvan voor de pauze niet zo heel veel, tijdens de hoogtepunten van “The Lamb…” is dat wel anders. Bij dit magnum opus van Peter Gabriel past zijn stem uitstekend. Dit is zeker niet een van mijn favoriete platen van Genesis, te veel gefreak van Gabriel, maar om de mooiste stukjes zo achter elkaar te horen spelen, geeft toch wel wat kippenvelmomenten.
Het titelnummer begint met de bekende pianoklanken en Nad Sylvan is meteen in zijn element. Het fraaist vind ik hem zingen op The Chamber of 32 Doors, waar hij al zijn gevoel in kan leggen. Op het gedragen Fly on a Windshield laat Hackett een tamelijk wilde solo horen en op Hairless Heart laat hij zich van zijn emotionele kant zien. Carpet Crawlers is natuurlijk een kraker die om meebrullen schreeuwt. Een van de hoogtepunten is toch wel The Lamia, met ingetogen pianospel, bijpassend (dwars)fluitspel en dan de slotsolo van de meester zelf, die door merg en been gaat.
Al hoor ik Firth of Fifth voor de duizendste keer, ik blijf betoverd raken door dit fantastische nummer. Het pianospel van King, de hele opbouw en natuurlijk DE solo, ook dit keer weer perfect uitgevoerd, iconisch is nog zwak uitgedrukt. Nog meer “Selling England by the Pound” met het weergaloze Cinema Show, met dat indrukwekkende toetsenspel. Veel mooier gaat muziek niet worden…
In de toegift doet de band “A Trick of the Tail” eer aan met een mooie uitvoering van Dance On A Volcano. Beest achter de drumkit Graig Blundell mag nu een (lange) solo doen (ik zeg niks…) en dan sluit het gezelschap traditioneel af met Los Endos, waarin heel aardig stukjes A Tower Struck Down en Squonk zijn verwerkt.
Een concert van Steve Hackett bezoeken, betekent niet dat je naar een show kijkt zoals Genesis die er in de jaren 70 van maakte. Ik mis dit niet. Ik heb er genoeg aan om Steve Hackett te horen en hem en zijn band ingetogen en geconcentreerd bezig te zien. En dat is iedere keer weer een feest. Er zit nog totaal geen sleet op deze artiest, 74 inmiddels, en hij beroert de snaren nog met hetzelfde gevoel als in zijn begintijd. Muziek van een halve eeuw geleden, die nog niets aan kracht heeft ingeboet, die mij nog zo weet te raken en die op zo’n onberispelijke manier wordt uitgevoerd: ik had weer een ronduit geweldige avond en de andere liefhebbers van ontzettende goede muziek in de mudvolle zaal met mij…
Na de shows in België en Nederland kon ik een invitatie om de slotshow van de Classic Tales Of Yes tour in de veilige thuishaven van de Royal Albert Hall (RAH) in Londen bij te wonen natuurlijk niet afslaan. Een warm bad voor Londenaar Steve Howe en zijn (overwegend Amerikaanse) kompanen. Een bijzondere terugkeer ook: op de plek waar het allemaal begon in 1968, als voorprogramma voor het legendarische afscheidsoptreden van Cream. Overigens was niemand van de huidige bezetting daar indertijd bij aanwezig, ook Steve Howe niet.
Dus op naar het land van de groene heuvels, het verkeer aan de andere kant van de weg en de bijzondere humor. Een schier eindeloze reis met metro’s, bussen, vliegtuigen, treinen en uiteindelijk auto’s op weg naar mijn vaste pleisterplaats in Surrey. En grotendeels vice versa voor het optreden diezelfde avond in de legendarische RAH.
Dit magnifieke gebouw, daterend uit 1871, is een populaire en veelgebruikte zaal als het gaat om afsluitingen van tournees of meerdaagse shows. Yes is geen uitzondering op dat gebied. Ruim 5.000 bezoekers kunnen erin, die waren er helaas niet deze avond. En dat scheelt een slok op een borrel. Het gebouw mag dan imposant zijn, de zaal zelf eveneens, maar je zit toch in een soort van super-theater; lekker in het pluche, natje en droogje binnen handbereik. Toch heb ik in het verleden een andere ontvangst gezien voor Yes, met een elektrificerende sfeer. Die was deze avond helaas ver te zoeken, al deed de band zeker zijn best.
Om klokslag half acht nam de laatste show van de tour een aanvang, ongewoon vroeg. Met krek dezelfde setlist als de rest van de tournee, een uitstekend geluid en een mooie, relatief eenvoudige lichtshow. Maar ook met een enigszins teleurstellende reactie van het publiek, een beetje lauw, beleefd applaus voor de verrichtingen op het podium. Lag het aan de wisselwerking tussen band en publiek? Moeilijk te zeggen.
Maar zeker wel moet worden gezegd: Yes zorgde voor een goede show, de band klonk als een geoliede machine. Desondanks was er geen sprankeling, de vonk sloeg niet over, zeker niet na opener Machine Messiah en ook niet na It Will Be A Good Day. Hooguit na een schitterende versie van Turn Of The Century. Het spontane applaus halverwege het nummer voor zanger Jon Davisons vocale prestatie bracht hem zichtbaar van zijn stuk en daardoor miste hij een paar noten, aandoenlijk. De verplichte pauze van een half uur is er om de bierverkoop te stimuleren en hopelijk ook voor het flauwe publiek.
Lang niet iedereen heeft zijn plek weer ingenomen na de pauze als de band South Side Of The Sky al heeft ingezet, opnieuw is er sprake van enigszins rammelend samenspel tussen Howe en Downes. Het nieuwe werk in de vorm van Cut From The Stars wordt relatief goed ontvangen. De met enig aplomb door Howe aangekondigde Tales Medley zorgt wederom voor kippenvel en voor een aarzelende staande ovatie. Daarentegen lichten de mobieltjes in groten getale op tijdens de onvermijdelijke publieksfavoriet Roundabout. Het afsluitende Starship Trooper krijgt dit keer zelfs een mini-fragment mee van The Beatles’ I Feel Fine.
Steve Howe’s optreden is wederom sterk, geconcentreerd en gedreven. Jon Davisons zang is ok, zijn podiumpresentatie matig. Billy Sherwood is uitstekend op dreef, vooral zijn harmoniezang en melodieuze baspartijen zijn in de roos. Drummer Jay Schellen is onopvallend aanwezig, ondanks enkele rake klappen en Geoff Downes kan/moet gewoon beter, ik val in herhaling. Al met al een goed optreden van de Britten, helaas was de receptie van het publiek niet zodanig dat er sprake was van een spetterend einde van de tour.
Nog nooit stond ik zo vroeg weer buiten in de striemende regen, onderweg naar het metrostation, samen met honderden andere fans. De drukte in de metro op dit late uur in de metropool Londen is ontzagwekkend. De vraag werd vaker gesteld: zou je weer gaan in 2025? Misschien is drie keer te veel van het goede maar een optreden in Holland is toch een must. Ik blijf tegen beter weten in ook hopen op die speciale show waarin “Relayer” in zijn geheel wordt gespeeld. Het album is weliswaar uit november 1974 maar kan met een beetje goede wil ook tot 1975 worden gerekend. Wat een 50-jarig jubileum in 2025 zou rechtvaardigen. If only…
Foto’s: Alex Driessen
Ondanks dat Jadis een trouwe en regelmatige bezoeker is van Poppodium Boerderij, dateert het laatste optreden alweer van 8 november 2019. Het optreden van deze avond staat in het teken van het nieuwe album “More Questions Than Answers”. De Nederlandse ‘progtempel’ fungeert zelfs als podium voor de presentatie van het negende studioalbum. Hierna reizen de Britten door naar Duitsland voor nog twee concerten.
De groep, die in het verleden diverse personeelsmutaties kende, bestaat nog steeds uit zanger/gitarist Gary Chandler, toetsenist/fluitist Martin Orford en drummer Stephen Christey, maar basgitarist Andy Marlow mag zo langzamerhand ook tot de vaste bezetting gerekend worden.
Naar schatting 150 bezoekers hebben deze donderdagavond de gang naar Zoetermeer gemaakt om Jadis te zien en horen. Regelmatige bezoekers van een Jadis-concert weten uit ervaring dat ieder optreden van Jadis een feest is. Dat is deze avond niet anders. Het niet aflatende enthousiasme en de humor van Chandler slaan steevast over op de andere bandleden en de zaal. Zo memoreerde hij: “Is donderdagavond jullie uitgaansavond? Jullie hadden ook in de tuin kunnen zitten en luisteren naar de vogeltjes, maar jullie zijn hier!” Kortom, de sfeer zat er gelijk in.
Voor velen, waaronder uw recensent, is het een verademing om geen tijd te hoeven verspillen aan een voorprogramma. Voor Jadis een mooie gelegenheid om in ruime mate uit zijn inmiddels forse oeuvre te putten. Bij een albumpresentatie is het gebruikelijk dat het betreffende album volledig en integraal live wordt gespeeld. Jadis kiest daar niet voor, maar wandelt kriskras door zijn historie en begint met de (gouden) oude nummers No Sacrifice (van “Across The Water”, Asleep In My Hands (“Photoplay”) en Where In The World (“Understand”). Het begin is wat stroef, maar al snel valt alles op zijn plaats.
Vooral de fors zwetende Chandler (“Dat doe ik al vijftig jaar”) heeft het buitengewoon naar zijn zin getuige zijn met humor doorspekte praatjes tussendoor (“Weten jullie dat Martin Orford alles afweet van stoommachines? Nee, hij heeft nu een andere pet op…”). Daarna is het tijd voor Said And Done, een nummer van het nieuwe album, dat voor het eerst live wordt gespeeld. Handelsmerk van Jadis is het karakteristieke melodieuze gitaarspel van Gary Chandler. Dat gitaarspel openbaart zich voor het eerst goed op This Changing Face. Waar gitaristen regelmatig wisselen van gitaar, doet Chandler alles op zijn eigen, vertrouwde witte Fender Stratocaster. Met Questions Without Answers van het nieuwe album en aansluitend de fantastische vertolking van The Beginning And The End (van het eerste album ”More Than Meets The Eye” uit 1992) is het tijd voor een korte pauze. Volgens Chandler het eerste optreden van Jadis waar een pauze in zit (“We worden ouder en moeten ook naar het toilet!”).
Na een pauze van een kwartier gaat het verder met View From Above (van “Medium Rare”). Na dit nummer verdwijnen Marlow en Christey van het podium en spelen en zingen Chandler en Orford het mooie nieuwe nummer Do You Know? (een ingekorte versie) en het ‘oudje’ More Than Meets The Eye. De prachtige uitvoeringen laten de zaal even stilvallen.
Daarna pakt Jadis enthousiast de draad weer op met achtereenvolgens Understand en het nieuwe Fading Truth. Chandler kruipt niet alleen steeds meer in zijn rol van showman, maar zijn gitaarspel groeit met ieder nummer. Het enthousiasme en de reacties van het publiek werken op hem en de groep kennelijk als een katalysator. Dat wordt bevestigd wanneer na het nieuwe nummer Wood Between The Worlds, een dampende uitvoering wordt gespeeld van Just Let It Happen. Het heavy gitaarspel van Chandler, die nu volledig los is, knalt loepzuiver de zaal in. De flow houdt aan in In Isolation (van “Across The Water”) en het geweldige Holding Your Breath. Het lange nummer met fantastisch gitaarspel van een uit zijn dak gaande Chandler zorgt voor kippenvelmomenten. Daarmee lijkt de koek op en verdwijnt het kwartet onder ovationeel applaus van het podium.
De laatste kruimels, in de vorm van een toegift, zijn het gouden oude Sleepwalk en een verrassing uit de hoed van Chandler, te weten Solsbury Hill van Peter Gabriel. Niet nadat hij het publiek op humoristische wijze uitvoerig vertelt dat Jadis de volgende dag aantreedt (en optreedt) op een besloten bruiloftsfeest en daar covers gaat spelen (“De moeder van de bruid zal raar staan te kijken, die kent ons niet”).
Na tweeënhalf uur, inclusief pauze, is de koek echt op en vertrekt een groot deel van de aanwezigen naar de merchandise om een exemplaar van “More Questions Than Answers” aan te schaffen (inclusief keycord, plectrum en poster met handtekeningen).
Om in stijl met een vraag te besluiten: was iedereen vanavond getuige van de grote Gary Chandler Show?
Foto’s: Ron Kraaijkamp
Zul je altijd zien: net wanneer de band die een van de sterkste progmetalalbums van 2024 heeft gelanceerd, helemaal vanuit het Australische Brisbane naar Nederland komt, is uw recensent ziek, zwak en misselijk. Om mezelf enigszins te sparen voor de hoofdact, sla ik met pijn in het hart voorprogramma Four Stroke Baron over.
Gelukkig red ik het wel om op tijd in de hoofdstedelijke Melkweg te zijn voor The Hirsch Effekt, een ouderwets powertrio met gitaar, basgitaar en drums. En power leveren ze zeker. De band groovet, raast en beukt in een mix van Mastodon, Devin Townsend en The Dillinger Escape Plan. Beide zangers zijn niet altijd even toonvast, maar dat past wel bij de ruwe rand aan de muziek. De Duitse zang is een moedige keuze, zeker omdat het niet uit nood geboren lijkt: de heren blijken tussen de nummers door uitstekend Engels te spreken. Het optreden doet ongepolijst en (mede daardoor) ontzettend sympathiek aan. Een prettige kennismaking, en niet alleen voor mij. Als bassist Ilja Lappin het publiek vraagt of iemand The Hirsch Effekt kent, wordt er vol overgave “Now we do!” terug geschreeuwd. Ik sluit me daar van harte bij aan.
Caligula’s Horse laat vervolgens zien wel van structuur te houden. De reguliere setlist opent en sluit net als album “Charcoal Grace” met The World Breathes With Me en Mute als boekensteunen, vergezeld door singles Golem en The Stormchaser van datzelfde album. Daartussen worden we meegenomen in wat zanger Jim Grey met gepaste trots een reis door de tijd noemt. “Bloom” (2015), “In Contact” (2017) en “Rise Radiant” (2020) worden in chronologische volgorde “afgewerkt” met twee of drie tracks per album. Die tijdreis lijkt misschien een gemakzuchtige keuze, maar werkt verbazingwekkend goed. Het geeft structuur en logica aan de show, die daardoor beter werkt dan een willekeurige selectie Greatest Hits. Het biedt daarnaast gelegenheid om drummer Josh Griffin en bassist Dale Prinsse in het zonnetje te zetten bij de albums waar de heren hun debuut maakten.
Caligula’s Horse illustreert ook wat een luxe het toch is om een echte frontman aan boord te hebben, want Jim Grey is zoveel meer dan enkel de zanger. De man zweet charisma, en zijn rocksterposes doen nergens gekunsteld aan. Ook tussen de nummers door eet het publiek uit zijn hand. Hij maakt soepel contact met de zaal door zijn relaxte houding en onderkoelde (en soms heerlijk lompe) Australische humor. “Don’t mistake this for a democracy, darling” is zijn gevatte antwoord op de afgezaagde schreeuwverzoekjes om specifieke nummers.
Het contrast met gitarist Sam Vallen kon niet groter zijn. Die verblijft het grootste deel van het concert in zijn eigen wereld, ergens achter zijn gesloten oogleden. Hij staat met een glimlach op zijn gezicht te genieten en concentreert zich op zijn sublieme gitaarspel. Tel er nog een boomlange bassist met een stoïcijnse droogklootuitstraling en een vrolijke bal energie op de drumkruk bij op, en je hebt een prachtig setje complementaire karakters op het podium.
De bandleden kwijten zich muzikaal uitstekend van hun taak, maar het zou fijn zijn als een van hen Grey af en toe zou kunnen ondersteunen. Zijn vocale acrobatiek is indrukwekkend, zeker in het karakteristieke hoog dat hem ook live gemakkelijk lijkt af te gaan. Maar je mist het volle geluid van de harmonievocalen wel hier en daar, zeker in de bombastische meezingrefreinen. Op die momenten heeft Grey het zwaar om op te boksen tegen het muzikale geweld, ook al omdat de drums vrij stevig in de mix zitten.
Het blijft zonde dat deze categorie bands niet de mogelijkheden heeft om live flink uit te pakken met additionele muzikanten. Een tweede gitarist heb ik daarbij eerlijk gezegd niet eens gemist. De solo’s van Vallen lijken juist wat meer ademruimte te krijgen zonder ondersteuning van een slaggitaar. Maar ik ben wel zo ouderwets dat het stoort dat de prachtige dwarsfluitpassages in Mute en de toetsen uit een digitaal doosje komen, al valt die (financiële) keuze de band natuurlijk niet aan te rekenen.
De hoogtepunten zijn talrijk. Het energieke Golem blijkt er live veel meer uit te springen dan op plaat. Het publiek gaat lekker los, al blijkt het lastig om bij dit soort complexe muziek met zijn allen in de maat te springen. Het levert een mooi chaotisch schouwspel op. De meer opgewekte tracks van “Bloom” en “Rise Radiant” zwepen het publiek op, maar persoonlijk ben ik vooral blij dat het melancholische The Hands Are The Hardest voorbij komt, een track die na de release van “In Contact” blijkbaar niet meer live gespeeld werd.
Helaas moet ik fysiek afhaken voor de toegift (“Bloom”s Daughter Of The Mountain, naar verluidt), maar ik kan me niet herinneren ooit zo tevreden met koorts, hoofdpijn en een dubbele dosis paracetamol mijn nest in gerold te zijn. Het was Caligula’s Horse’s eerste keer in de Melkweg en hopelijk niet de laatste. Het geluid was helder, de sfeer uitstekend, en qua concertervaring gaat er toch niks boven dit soort intieme zalen met optimaal contact tussen band en publiek. Al met al een mooie “tour package” met een verrassend voorprogramma en een hoofdact die laat zien de complexe muziek ook live moeiteloos waar te kunnen maken.
In hun Cinematic Tour 2024, met een bescheiden aantal optredens, doen de Italianen van RanestRane op 25 mei 2024 Nederland aan. In Poppodium Boerderij in Zoetermeer, krijgen de bezoekers een The best of… voorgeschoteld. En het klonk heel best, deze bloemlezing uit het werk dat dit gezelschap in 25 jaar op de plaat heeft gezet.
Toen ik las dat het een seated concert zou zijn, hield ik mijn hart vast. Dat betekent namelijk: weinig bezoekers. De sfeer is als een gevolg hiervan gemoedelijk, bijna huiselijk in de Boerderij, waar rijen stoelen voor het podium staan opgesteld. De hooguit honderd bezoekers krijgen zo wel de mogelijkheid om als in een bioscoop naar het cineconcert van RanestRane te kijken. Eigenlijk de ideale omstandigheden en wel zo relaxed.
De band trapt af met twee stukken van de epic Napalm van de laatste cd “Apocalypse Now”. Direct horen we mooi, scherp gitaarspel van Massimo Pomo en de eerste van de vele solo’s die door merg en been gaan. Met het expressieve toetsenspel van de enthousiaste Riccardo Romano (ook Steve Rothery Band) roept dit werk direct de beklemming op van de verschrikkingen van de oorlog. De emotionele stem van, tevens drummer en bandleider, Daniele Pomo (de broer van…) doet de rest. De emotie spat ook af van Cuore di Tenbra part II. Een geweldige start!
Meer slepend, bijna ontspannen is de muziek van hun debuut uit 2009, “Nosferatu Il Vampiro”. De drie korte nummers die ze spelen spreken veel minder tot de verbeelding. Hier waren ze echt nog zoekende en je hoort duidelijk hoe de band is gegroeid sinds deze cd. Kijkend naar de beelden, komt de muziek wel meer tot leven.
De korte praatjes van bandleider Danny Pomo doet hij in aandoenlijk Engels. De volgende film die de band van een cineconcert gaat voorzien is “The Elephant Man” van David Lynch. Het is zo nieuw dat het korte Intro nog geen titel heeft. We horen gedragen muziek met mooi gitaarwerk.
De spannende ontwikkelingen in de film “The Shining” krijgen een extra laag in de muziek. Ora nessun nemico passerà is ook weer vooral sfeervol, In fuga net labirinto is het meer uptempo vervolg, met een heerlijke, messcherpe gitaarsolo. Vittima de se stesso levert het fraaiste toetsenwerk van de avond op, als we zien dat slechterik Jack Nickolson het loodje legt. Maurizio Meo heeft dit keer zijn elektrische contrabas thuisgelaten, toch altijd spectaculair op het podium, en maakt af en toe een korte wandeling over het podium. Gitarist Pomo verlaat zijn toegewezen plek van een vierkante meter niet.
Na de pauze kunnen we even goed gaan zitten voor Semi van “A Space Odyssey – Monolith”. In deze epic van dik een kwartier zit alles wat de muziek van RanestRane zo mooi maakt. Deze halve Abraham maakt duidelijk dat hij zijn muzikale mosterd uit de jaren 70 haalt. Lees ook vooral even wat hierover in het interview met Danny Pomo staat. We horen de (fluister)stem van Steve Hogarth op een bedje van lichte, zwevende muziek. De talloze tempo- en sfeerwisselingen en solo’s maken dit tot een van de hoogtepunten van het optreden.
Danny Pomo spreekt nog maar eens zijn blijheid en dankbaarheid uit voor de samenwerking met de twee grootheden van Marillion, Steve Hogarth en Steve Rothery.
We gaan weer in space met een blokje uit “A Space Odyssey – H.A.L.”. Mooi ‘ruimtelijk’ toetsenspel en heerlijk slepend gitaarwerk begeleiden de film, waarbij de ondeugende computer het ruimteschip overneemt. We horen veel dialogen uit de cockpit, voordat Pomo de ontwikkelingen bezingt. Vooral in het stuk Sono come morte komen zalige symfonische vergezichten voorbij en het pianowerk in Buio atterno, in combinatie met de hele hoge stem van Pomo, doet me de rillingen over de rug lopen.
Pomo spreekt van ‘een grote familie’ die we met z’n allen zijn. Het is heel lastig om als muzikanten die dit soort muziek maken tegen de stroom van de huidige mainstream muziek op te roeien. “È difficile, ma possibile, grazie!” Het is moeilijk, maar mogelijk, dankzij jullie, bedankt dat jullie er zijn! De volgende epic dient zich aan. Stargate, met aansluitend Prometeo tra le stelle, uit “A Space Odyssey – Starchild” klokt ook een kwartier. Prachtige tempostukken, gitaargetokkel, belletjes, snijdend gitaarwerk, mooie orkestraties, Pomo die er lustig op los drumt en weer het buitenaardse gevoel dat de muziek oproept. Aan het slot maakt gitarist Pomo nog eens goed duidelijk waarom hij zoveel emotie kan leggen in en oproepen met zijn snarenspel, in een lange solo. Ook dit is weer een heel fraai werkstuk.
“I am a fucking good singer,” slingert Pomo aan het eind van het concert de zaal in. Hij heeft namelijk keelpijn en dan is zingen geen sinecure. Hij bracht het er nochtans goed vanaf, vond hijzelf, want hij haalde zelfs de hoogste nootjes. Het publiek was het hartgrondig met hem eens. Voor de toegift was de stem wel op en beperkte de band zich tot een kort instrumentaal stuk van “H.A.L.”, waarbij de nadruk op het toetsenspel lag.
Even elf uur is het klaar. Het is iedere keer weer een belevenis en een genot om RanestRane vol passie te zien optreden met bijpassende filmbeelden op de achtergrond. Hun cineconcerts ademen de sfeer van de jaren 70 zonder gedateerd te klinken. Deze sympathieke Italianen verdienen zoveel meer dan een – weliswaar hele sfeervolle – setting met honderd bezoekers!