Rutherford, Mike

The Living Years, London: Constable, 2014

Info
"Mike Rutherford, The Living Years, London: Constable, 2014"

Uitgegeven in: 2014
Uitgever: Constable
Uitgever (weblink): http://www.bookdepository.com/publishers/Constable
Land van herkomst: Verenigd Koninkrijk
Gebonden, 256 bladzijden
ISBN 13: 9781472109811 ISBN 10: 1472109813

Het moet eind jaren tachtig geweest zijn dat de hoofdredacteur van Sym-Info (wat nu iO Pages is) zijn grote kans kreeg. Eerder had hij voor het vrijwillig gerunde blaadje al eens een interview met Tony Banks, de toetsenist van progreus Genesis. Nu kon hij ook de bassist/gitarist van de legendarische band voor de microfoon krijgen. Toen ik hem daar later een keer over sprak, zei hij met lichte teleurstelling: “Wat een verwaande kwast” (of woorden van gelijke strekking.) Dat heeft altijd sterk mijn beeld bepaald van Mike Rutherford.

Nu neemt Rutherford zelf het woord, in “De eerste Genesis memoires, The Living Years”. In dit boek beschrijft hij (met hulp van een tekstschrijver) de hoofdlijnen van zijn eigen leven. Dat wil zeggen, van zijn kinderjaren tot en met zijn laatste wapenfeit met Genesis, het slotconcert van de ‘Turn It On Again’-tour dat we nu kennen van de cd/dvd “When In Rome”. Ik zeg met opzet ‘over zijn eigen leven’, omdat hij met name de eerste helft van het boek ophangt aan de kapstok van de relatie met zijn familie, met name met zijn vader. Rutherford senior had zelf ook memoires nagelaten. Dat gaf junior niet alleen de mogelijkheid om diens overlijden op te voeren als boekensteunen aan begin en eind van zijn boek, maar ook om door de memoires van zijn vader de rode draad van zijn eigen verhaal te duiden (en van citaten en anekdotes te voorzien). De tweede helft van het boek slaagt er minder in om deze vertelstructuur vol te houden. De hoofdstukken worden dan ingedeeld per Genesis-album: “en toen namen we dit op en traden we hier op, en toen namen we dat op en traden we daar op”. De relatie met Rutherfords familie en hoe het verder ging met personen die eerder in het boek belangrijk waren (zoals Mike’s zus Nicky, of boezemvriend Anthony Phillips), is dan ver te zoeken.

Uiteraard geeft “The Living Years” een inkijkje in het reilen en zeilen van de band die een belangrijke bloedgroep van de symfonische rock zou definiëren: Genesis. Ik denk dat ik een redelijk geïnformeerde liefhebber ben en daarom vind ik het lastig te beoordelen of het boek voor andere lezers veel nieuwe informatie bevat. Het ontstaan van Genesis op een traditionele Britse kostschool, de ontdekking door Jonathan King, de achtergronden van het vertrek en werven van bandleden, de eindeloze debatten van stronteigenwijze tieners die hun zin wilden hebben over een stukje muziek, de financieel moeizame beginjaren en de uitzonderlijke groei naar de status van wereldsterren, het komt allemaal aan de orde. Het valt op hoe Rutherford benadrukt dat er weinig vooruit werd gedacht. Hij mag Genesis graag zien als de Britse kostschoolvariant van een garagerockband: gewoon een stel gasten die in een kelder wat op hun instrumenten willen doen wat hun grote voorbeelden ook doen, maar dan vooral anders dan alle anderen. In feite heeft hun complexe mix van rock, folk en klassiek daarin een gelijkenis met de simplistische punkbeweging: rebelleren tegen de bestaande (muziek)cultuur. Zowel de worstelingen van een beginnende band als de successen van een gearriveerde band, ze hangen van toevalligheden en stug volhouden aan elkaar.

Rutherford beschrijft dus graag hoe dat allemaal was, dat het min of meer vanzelf ging. Daardoor kom je ook verschillende dingen niet te weten. Misschien is het een bewust voornemen om de anderen het zelf maar te laten vertellen, maar in feite schrijft Rutherford niet zoveel over de samenwerking met de andere bandleden. Hij was bevriend met Anthony Phillips, hij waardeerde Peter Gabriel erg, Steve Hackett was en bleef een vreemde eend in de bijt, hij kon goed werken met Tony en Phil. Maar hoe dat dan werkte, of hoe zij dat vonden, daarover blijft Rutherford op de vlakte. Het gaat vooral over Rutherford zelf en zijn poging terug te blikken op zijn levensloop en loopbaan. Het thema van zijn eigen afstandelijkheid en de vervreemding van het (mega)muziekwereldje komt daardoor wel naar voren, maar diep gaat het niet. Het is soms ongelofelijk hoe ongevoelig hij kon reageren op personen en situaties in werk en privé. Hij benoemt dat het niet altijd netjes was, maar het lijkt hem niet erg dwars te zitten. Ook als hij zijn eigen beperkingen noemt als gitarist en als zanger, blijft voorop staan dat hij zichzelf een goede bassist en componist vindt. Opvallend vond ik dat hij lang niet altijd positief is over Tony Banks; hij vind zijn toetsenspel en akkoordenkeus vaak traditioneel en ‘vrouwelijk’. Wat ik dan weer niet wist is dat Rutherford intussen een aardige dope-neus was. Wat al jong begon met het roken van wiet en het volgieten met drank werd op een gegeven ogenblik aangevuld met het gebruik van cocaïne. Om wakker te blijven achter het stuur of om door een optreden heen te komen. Maar ook daarover is hij dan weer laconiek. Hoe het afloopt weten we niet, hoe zijn familie dat vindt ook niet. Het was kennelijk weer heel gewoon.

Dat roept aan het slot de vraag op: wat ben ik nu te weten gekomen over Mike Rutherford? Alles bij elkaar niet zoveel. Hij hield van het toeren, vooral in Amerika. Hij was graag op reis en een tourschema kon hem niet genoeg worden volgepropt met optredens. De vergelijking met zijn vader die als marineofficier de zeven wereldzeeën bevoer is leuk, maar niet meer dan dat. Die relatie geeft nou ook weer niet zo veel drama aan het boek als de achterkant of het nummer The Living Years suggereert. Is hij een arrogante kwast? Het boek bevat genoeg zelfreflectie om te zeggen van niet. Een warme man is echter ook weer teveel gezegd. Aan de vermelding van het ‘Abacab-incident’ in Nederland merk je dat hij zich kan ergeren aan kritiek. Rutherford lijkt vooral een muzikale knul die zich met zijn Britse kostschoolstijfheid ruimte verschafte om zijn ding te doen en nu begint te snappen dat het ook wel wat gekost heeft.

Het moet gezegd, het boek leest als een trein. Dat wil zeggen, ik heb het in het Engels gelezen en het kost geen enkele moeite om door de vlotte stijl en de korte hoofdstukken heen te komen. En het is regelmatig heel erg grappig. Rutherford heeft gevoel voor humor en het is knap dat ook leuk op papier te krijgen. Jammer dat niet die ene anekdote is opgenomen waar Nederlandse fans om kunnen lachen. Toen Rutherford met Mike And The Mechanics  (en IQ met Paul Menel in het voorprogramma) optraden in Vredenburg, kwam hij op met de uitglijder “Hello Brussels!”. Het boe-geroep leek hem niet erg te deren…

Bart Cusveller

Send this to a friend