Mijn vriendin plaagt me er regelmatig mee: mijn verzameling cassettebandjes. Ik woon in een relatief klein appartement met dito bergruimte. Toch kan ik maar geen afscheid nemen van mijn geliefde collectie van ca. 500 cassettebandjes. Allemaal netjes in daarvoor bestemde bakken, gerubriceerd en wel, er moet ergens nog een Excel bestand zijn waarop ze allemaal vermeld staan.
“Speel je die dingen dan ooit nog wel eens af?” hoor ik jullie vragen, de stem van mijn vriendin galmt mee op de achtergrond. Nee, natuurlijk niet. Ze zijn onhandig in het gebruik, de tapes lopen vast en reduceren geliefde muziek tot onontwarbare spaghetti. Het is lastig om het gewenste nummer te vinden, ondanks uitgebreide notities en, nog later, de mogelijkheid om automatisch door te spoelen naar blanco stukken (werkt niet goed bij radio- en live opnames). En tot overmaat van ramp blijken ze na verloop van tijd hun inhoud te verliezen als gevolg van het gevreesde ‘door-magnetiseren’.
Inmiddels zijn er betere media, sneller, compacter en vooral van betere kwaliteit. Daar gaat het ook niet om, het vertegenwoordigt een tijdsbeeld, een belangrijke periode waarin muziek een steeds grotere plaats in mijn leven ging innemen.
Ik denk dan terug aan hoe het allemaal ontstaan is, die verzamelwoede. Het begon eigenlijk allemaal met de bootleg-verzameling van een vriend. Hij had een aantal witte elpees van Yes waar ik een moord voor had willen doen. Maar een opname op een cassettebandje was veel makkelijker, goedkoper en veel minder strafbaar. Dus de Akai, inmiddels in mijn bezit, bleek een groot goed en al snel kon ik me heerlijk laven aan, helaas vaak slechte, live opnames van mijn favoriete bandje. De ontdekking van het fenomeen platenbibliotheek versnelde dit nog eens. Minimaal één keer per week grasduinde ik opgewonden door de platenbakken bij de centrale bibliotheek aan de Bilderdijkstraat in mijn woonplaats Den Haag, op zoek naar die ene plaat waar het gestencilde exemplaar van het underground progblaadje Symphonic Credo zo enthousiast over had geschreven. Later werden de elpees cd’s. En de opneembare versie van die laatste zorgde er weer voor dat de cassettebandjes langzaam maar zeker naar hun huidige status werden verdreven: stof verzamelend in de berging van een flatje in Scheveningen. Maar ik ben ze dus nooit vergeten en kan maar moeizaam afstand van ze doen.
Mijn hart maakte dus een klein sprongetje toen ik recent een internet artikel onder ogen kreeg met de prikkelende titel ‘Cassettebandjes zijn nog immens populair: zo zou de nieuwe generatie eruit kunnen zien’. Gulzig nam ik de inhoud tot me, zou er dan toch nog hoop zijn? Mijn oude Akai was inmiddels al lang vervangen door een hightech Philips double-deck met DCC (digitale compact cassette, de opvolger van het analoge bandje) en alle denkbare toeters en bellen. Nog steeds aangesloten op mijn huiskamer stereo, klaar om de revival van de dierbare geluidsdrager nieuw leven in te blazen. Zou ik mijn Walkman nog hebben?
Maar helaas, ik kom bedrogen uit. Na een uitgebreid verhaal over de toegenomen populariteit van het fenomeen en de nieuwe ontwikkelingen op technisch gebied, spat mijn droom als een zeepbel uit elkaar.
Cassettebandjes met 100.000 MP3’s, C90 tapes met maar liefst 1 TB geheugen, de sky is the limit. Maar de schrijver maakt direct korte metten met elke vorm van euforie: er zit uiteraard geen shuffle-mode bij, de tapes zijn slechts tot een bepaalde hoogte bestendig tegen slijtage, extreme temperaturen en schokken. Met andere woorden: we zijn weer terug bij af. Ik moet me nog maar even tevreden stellen met mijn huidige collectie. En tegelijkertijd attent blijven op het moment dat mijn vriendin zich met enkele verhuisdozen richting berging begeeft, onderwijl roepend “ik ga even naar de bergruimte”. Cultuurbarbaar!