De laatste jaren gebeurt het me regelmatig: ik zet een CD op om relaxed te luisteren naar dat nieuwe album van die topartiest waar ik al zo lang naar heb uitgekeken. En heel vaak kom ik teleurgesteld uit zo’n eerste luistersessie. Het blijft allemaal niet meer hangen. Ik neem me dan voor om het niet bij die eerste keer te laten maar het album nog minstens een half dozijn keer te draaien. Om bijna altijd terug te keren naar het oordeel wat ik al had toen ik het nog maagdelijke exemplaar voor de eerste keer uit zijn hoesje haalde. Het overkomt me in toenemende mate bij artiesten die bekend zijn om hun onuitputtelijke output en dan denk ik met name aan Neal Morse, Roine Stolt, Robert Reed en Mike Portnoy. Maar ook bij andere, minder gerenommeerde namen doet zich dit merkwaardige fenomeen voor. En dan zijn het ook nog vaak dubbel albums, waarbij regelmatig ruim een uur tot vijf kwartier complexe muziek moet worden verteerd. Journalist Harry van Nieuwenhoven van muziekblad OOR zei het ooit al naar aanleiding van een nieuw Yes album in de jaren zeventig (“Tales From Topographic Oceans”): ‘tachtig minuten Yes muziek, dat is geen kattenpis.’ En gelijk had ‘ie.
Het blijft te weinig hangen allemaal, de vraag dringt zich op: hoe komt dat nu? Om die vraag te beantwoorden moet ik teruggaan naar ‘vroegâh’, mijn Haagse achtergrond verloochent zich niet. Ook in de jaren zeventig was er complexe muziek, me dunkt, denk aan King Crimson, ELP, en mijn favorieten, Yes. “Relayer “en “Tales”, dat was toch voorwaar geen lichte kost, zelfs niet voor ervaren OORtjes. Uren, dagen, weken dacht ik na over een nieuwe aanschaf. Als de keuze dan uiteindelijk was gemaakt lag zo’n kostbaar bezit, want dat was het, ook weer uren, dagen, weken soms maanden op de draaitafel. Ondertussen werden de teksten bestudeerd alsof het de bijbel was, de hoezen werden aandachtig bekeken alsof het een onontdekte Rembrandt betrof. Het was ook een Echt Bezit, de klaphoes, de tekstvellen, de fotobijlages, het werd door mij verslonden. Om daarna in een plastic buitenhoes en stofvrije binnen-hoes keurig op alfabet in de kast te worden geplaatst, naast alle andere ooit felbegeerde exemplaren.
Waar zit het hem dan in? Te veel aanbod, een te korte attentiespanne? Ben ik te oud, blasé, we hebben het immers allemaal al eens gehoord (en vaak beter). Natuurlijk, of je als zestienjarige, in die uiterst beïnvloedbare periode van je leven naar iets luistert, of pakweg veertig jaar later. Dat maakt verschil, geen discussie. Dan is er de wereld van internet die de muziek scene volledig op zijn kop heeft gezet: ‘download sex and download God’ zingt prog icoon Steven Wilson op Home Invasion, hij heeft gelijk.
Is de muziek kwalitatief minder tegenwoordig, worden er minder sterke melodieën aan het vinyl (ja ja, in toenemende mate) toevertrouwd? Ik weet het niet, het is voor muzikanten wel moeilijker geworden in een wereld waar alles al een keer gedaan is en de concurrentie hevig is. Er is sprake van ‘overkill’, we worden letterlijk overstroomt met nieuwe releases, de platenmaatschappijen doen hun best elkaar te overschreeuwen, het ene product wordt nog meer gehypet dan een ander, in een poging toch maar vooral bovenaan het lijstje van de potentiële koper te verschijnen.
Misschien is het ook wel een combinatie van zaken, ik kan mijn vinger er niet op leggen. Wat resteert is het fenomeen dat wij als recensent beroepsmatig soms wel zes á zeven keer moeten luisteren naar een nieuw album om uiteindelijk op te merken dat het maar matig blijft hangen.
Ach, waarschijnlijk ben ik gewoon een oude zak, met de attentiespanne van een goudvis. Laten we het daar maar op houden.