“Goud van Woud”, zo heette de reeks bandjes in de auto van de familie Woudstra – het gezin waar ik me zo rond mijn vijfde levensjaar bewust werd van mijn eigen bestaan. Goud van Woud plus een nummer stond er op de grijze cassettes. Ik meen me nog een #16 te kunnen herinneren. Die oudere bandjes hadden al aardig wat doorstaan; tochten met de caravan naar Spanje, Portugal, Frankrijk – we hadden zelfs met het gezin bij de Wit-Russische grens gestaan; hitte, kou, demagnetisering door het vele afspelen en het rommelige wisselen van de bandjes tijdens het autorijden. Het eiste zijn tol op de weergave. Wat bleef was die 45 minuten afwisselende muziek. En dan omdraaien. Het lag aan de basis van mijn muzikale opvoeding.
Rond mijn veertiende ontwaakte ik als liefhebber van progressieve rock. Dat is een ander verhaal, maar tot mijn achttiende hoorde ik in de auto nog de Goud van Woud-bandjes van mijn vader. Langzaamaan begon ik te beseffen dat ik altijd al een fan van progressieve rock ben geweest. Ik was als zesjarige dol op dat mysterieuze geluidje in Nights in White Satin. Het psychedelische Being for the Benefit of Mr. Kite! van The Beatles vond ik mateloos fascinerend. Hoe gek de zang klonk in die coupletten, zeker op een overstuurd bandje. Dat intro-thema van Eight Miles High van Golden Earring deed iets met me. Ook de wat meer fantasierijke, symfonische vocale muziek als Inch Allah van Adamo en Cat Steven’s Matthew & Son pikte ik eruit als basisschooljongetje.
Mijn eerste conceptalbum-liefde was dan “Alfred J. Kwak” van Herman van Veen en het Residentie Orkest. Een elpee die ik als jongvolwassene ooit uit de kast van mijn vader meenam en nog steeds weleens luister. Op de een of andere manier doet het melancholische kindergeluk, gevangen in de melodieën van Eric van der Wurff, me denken aan die tedere sfeer van “The Snow Goose”. Zo ook aan “Rockpommel’s Land”. Mijn vader’s cd van “Tommy” van The Who hoorde ik ook graag. Op vakantie zongen we die liedjes tijdens het afwassen.
Mijn vader is inmiddels 73. Menig autodealer en hifi-specialist heeft zich intussen achter de oren gekrabd. “Of deze ook te leveren is met een cassettespeler? Dat moet ik even voor u gaan uitzoeken”. De tapes komen ondertussen weer terug. In een film als Guardians of the Galaxy vormen ze een muzikale leidraad. Mijn vader mag zich weer aardig hip voelen met zijn playlists avant la lettre – al vraag ik me af of hij daar zelf weet van heeft. Hij gaat voor zijn volgende vakantie gewoon weer een nieuwe tapen. Vol plezier plakt hij dan het verse labeltje op het plastic omhulsel: “Goud van Woud #23”. Wat daar op staat zal ik waarschijnlijk nooit te weten komen. Maar ja, dat zich niets realiserende ‘proggie’ jochie van toen is ondertussen zijn eigen weg ingeslagen.