De laatste tijd valt het me in toenemende mate op: de rol van de toetsen in het muzikale spectrum van de progressieve rockmuziek lijkt tanende. Steeds vaker beluister ik albums waar de toetsenist nauwelijks aanwezig lijkt te zijn geweest bij de opnames. Of op zijn best een prettig in het gehoor liggende achtergrond aan de rest van de band verschaft.

Toegegeven, ik ben opgegroeid met legendes als Keith Emerson, Tony Banks en Rick Wakeman. Echte goden van het toetsenbord, in niets onderdoend voor hun illustere snaren-beroerende collega’s en in de meeste gevallen ook nog flamboyante en dominante persoonlijkheden die hun stempel vet op de muziek van hun bands drukten. Dat kwam niet alleen tot uiting in de composities van de (vaak) heren, maar vooral in de solo’s die de muziek zo herkenbaar maakten. Echte solo’s, met kop en staart, integraal onderdeel uitmakend van de sound en kenmerkend voor individuele nummers. Wie kan niet de iconische solo’s uit Lucky Man, Firth Of Fifth of Awaken mee-neuriën?

Tegenwoordig lijkt het een uitstervend ras. Op een enkeling na is de toetsenist gedoemd tot een nietig bestaan in de schaduw en/of coulissen of is helemaal niet meer aanwezig zelfs. En als ze er dan nog zijn is hun rol beperkt tot het produceren van geluidsgordijnen waarop de rest van de band zo lekker kan soleren.

Natuurlijk ze zijn er nog de Riu Okumoto’s (Spock’s Beard), Jordan Rudess’ (Dream Theater), Manfred Mann’s  en Eddie Jobson’s van deze wereld, maar ze zijn al van een oudere generatie, steeds moeilijker te vinden en worden als eerste afgedankt als de laatste cd niet het gewenste succes heeft. Next.

Dat maakt het rijke palet aan tonen en klankschakeringen binnen ons geliefde genre er niet beter op. Een goede toetsenist hoort erbij, al is het maar als tegenwicht voor het enorme ego waar de gemiddelde gitarist mee is behept. En als ze dan beiden kans zien om een goed evenwicht te produceren is het ook direct genieten geblazen en versterkt het de aantrekkingskracht en de melodische zeggingskracht die progressieve rockmuziek nu eenmaal kenmerkt.

Er gloort weliswaar enige hoop: de laatste Transatlantic en vooral Lifesigns laten een prachtig ouderwets toetsengeluid horen, waarbij de balans tussen snaren en ivoor goed in evenwicht is. Daarnaast brengt Rob Reed een ode aan dat typische jaren tachtig geluid op een van zijn laatste albums en heeft zelfs de legendarische JM Jarre recent een nieuw live-album uitgebracht. Multi-instrumentalist Pete Jones (Tiger Moth Tales) begeleidt zichzelf op de vleugel op zijn meest recente album. Ik vergeet voor het gemak Antony Kalugin (Karfagen) en Luca Zabbini (Barock Project), maar het is te weinig, te laat ook. Het is vijf voor twaalf voor deze met uitsterven bedreigde muzikanten soort.

Dus (wederom) een oproep aan alle pianisten, klavierbespelers, kortom toetsenisten, onder ons: verlaat dat conservatorium, die tochtige zolderkamer en die vochtige kelderruimte. Laat die handige buurman een rek in elkaar zetten om 43 al dan niet werkende klavieren in te monteren, als je er niet bij kunt, neem dan een keukentrapje. Vraag je tante of ze die goudlamé carnaval cape van haar wil aanpassen aan jouw maat. Of draag voor mijn part een roze tutu met een leren jack, kan niet schelen. Leen het messenblok van je moeder en oefen net zo lang liggende op de grond met dat oude RiHa orgeltje van je vader op je buik tot je blindelings in spiegelbeeld kan spelen. Zorg wel voor een veiligheidsbril. En tenslotte: roep je ouders, je broers en zussen, je vrienden en vriendinnen bij elkaar, kom eindelijk uit de (Leslie) kast en zeg tegen ze: ik moet jullie iets bekennen: IK BEN EEN TOETSENTOVENAAR!!