Sinds 1977 kan men in het Friese Sneek de maandelijkse borrel bezoeken van Progclub Sneek, die van origine eigenlijk ‘Oerfal, Oanfal en Fjochtsjen’ heette (naar het nummer Robbery, Assault and Battery van Genesis). Deze samenkomst vindt sinds haar conceptie plaats in Café ’t Skûtsje, een bruin café met een plakkerige toog, zigeunerschilderijtjes aan de muur, een paar uitgerangeerde gokkasten en een vergeelde foto van het bezoek van Doctorandus P. in april 1981. Op die ene donderdagavond in de maand loopt symfonisch gezind Snits uit om de liefde voor Yes, Rush en Jethro Tull uit te dragen. Vroeger nam oprichter Wiebe de tapes zelf op voor de avond, tegenwoordig houden ze samen, in commissie, een Spotify-lijst bij. Deze is ook online te vinden onder de titel ‘Prog hits Snits’.
PC Sneek heeft als kern het weerbarstige drietal van Wiebe, Siebe en Jelmer. De vrouw van Jelmer, Jikke mag hier tegenwoordig eigenlijk ook toe gerekend worden. Een viertal dan. Door de democratische inslag van het genootschap leidde haar toevoeging aan ‘de kearn’ tot aanvullingen als I Can’t Dance en Owner of a Lonely Heart op de afspeellijst, wat in 2018 heel wat stof deed opwaaien volgens Wiebe. Daar kan ik me als recensent – een positie die uitlokt dat mensen hun sentimenten jegens het genre met je gaan delen – zo wat bij voorstellen.
Ik ben een dagje uitgenodigd om mee te denken, omdat ik van het Progwereld team ‘de meast Fryske namme’ had. En toegegeven; als Woudstra voel ik me best thuis in deze windstreken waar mijn grootouders elkaar vonden. Dat gebeurde toen mijn grootvader, een dienstweigeraar (voor de Duitsers), onderdook bij de boerderij van de ouders van mijn grootmoeder. De vonk sloeg over tussen de Friese velden en naar verluidt hebben ze in de oorlog heel wat afgelachen. Mijn oma zou na de oorlog nog jaren ‘Tjits de Blitz’ genoemd worden, omdat ze zo snel leugens kon verzinnen in gesprek met de Duitse soldaten.
Maar goed, terug naar PC Sneek. “Net alles is goed yn it fredeskamp”, begint voorzitter Wieke terwijl hij half voorover hangt over het tafeltje waaraan het enigszins norse, doch uiterst aimabele viertal is gezeteld. Het is een uur voordat de formele koersborrel gaat beginnen. Wiebe legt uit dat het ledental wat gestagneerd is de afgelopen jaren. Het begon in 2012 toen een fractie zich dreigde af te scheiden van de progclub toen duidelijk werd op de koersborrel dat de progressieve metal toch écht niet gedraaid zou gaan worden. Siebe legt uit dat ze hier achteraf spijt van kregen, want eerder waren er ook wat jongeren geweest die de maandelijkse avonden bezochten. Jelmer kijkt leeg voor zich uit en zucht: “Ik hâld net fan grommen”. In 2016 had de kroegbaas van ’t Skûtsje vanwege het teruglopende bezoekersaantal om een aanvullende bijdrage gevraagd voor de avonden, wat ervoor zorgde dat er ook toegang gevraagd moest worden. In 2018 speelde dat eerder genoemde debacle rondom de popnummers die op de afspeellijst kwamen en sindsdien begon de klad er aardig in te komen.
Met interesse hoor ik hun bekommernis aan. Kort daarna komt de aap uit de mouw. “Kinne jo net skriuwe in moai artikel foar die IO Pages”, stelt Jelmer voor. “Progwereld, it giet oer Progwereld”, voegt Wiebe snel toe. De vier knikken me vriendelijk toe terwijl ze de geschiedenis van hun club opsommen en ervoor zorgen dat de 0.0 biertjes blijven komen. Op dat moment heb ik nog geen ‘ja’ gezegd, maar omdat het viertal zo aandoenlijk en gedreven uit de hoek komt, besluit ik het maar gewoon op te pakken.
Op de koersborrel loopt het café toch nog aardig vol; ik denk dat er zo’n twintig man aansluiten. De bandshirts zijn duidelijk al vaker gewassen en inderdaad; de jeugd ontbreekt. Een man van begin veertig draagt een t-shirt van Opeth, maar hij wordt desalniettemin leuk meegenomen in het geheel. Een aantal gezichten komt me bekend voor; die heb ik al eens bij concerten gezien. Mij wordt gevraagd een woordje te spreken en ik vertel over het reilen en zeilen van Progwereld en hoe ik mijn werk als recensent invul.
Dan komt het agendapunt ‘progressieve metal’ aan bod. De sfeer slaat om; de man in het Opeth-shirt heeft zijn armen nu strak over elkaar en achterin verlaat een oudere muziekliefhebber het café. Ineens kijkt iedereen mij aan en ik voel dat ik nú iets moet doen. Nu. En ik zou liegen als ik zou zeggen dat ik zelf een enorme liefhebber ben van progmetal. En liegen, dat doe ik niet zo makkelijk als mijn grootmoeder in de oorlog deed. Veel verder dan wat gestamel kom ik dan niet. Dan slaat Jelmer ineens op de tafel: “Ik sei ‘t jo, ik hâld net fan grommen!”, zich niet beseffend dat door het diner van bitterballen zijn stem behoorlijk hees is gaan klinken. Het valt even stil. Ineens is hoorbaar dat I Can’t Dance zachtjes op de achtergrond speelt. Jikke wil haar geëmotioneerde man dan bijstaan, maar dit is nu even niet het goede moment, beseft ze.
Ik ben in Friesland, dit is waar mijn grootouders elkaar vonden. Dit is waar mijn oma met haar improvisatievermogen mijn onderduikende opa redde door de Duitsers met een kluitje in het riet te sturen. “Zal ik jullie eens een verhaal vertellen”, hoor ik mezelf ineens zeggen met luide stem. “Drie maanden geleden was ik bij een progclubje in Zeist en die hebben precies dezelfde fout gemaakt! Ze wilden niet mee met de tijd en deden zichzelf daarmee gruwelijk tekort. Ik snap dat de liefde voor de klassieke progbands centraal moet blijven staan, maar er kan heus een gemengde playlist gemaakt worden om iedereen betrokken te houden! Dat clubje uit Zeist is nu opgedoekt, is dat wat jullie willen?!”. Niets hiervan is waar, ik ben al jaren niet in Zeist geweest en er is bij mijn weten geen clubje daar, maar op de koersborrel slaat de boodschap in als een bom. Wat dan helpt is dat Jelmer zich even verslikt, en zich zodoende even niet kan mengen in de discussie. Dan kan zijn vrouw Jikke hem ook eindelijk bijstaan door hem een paar fikse tikken op de rug te geven.
Kort daarop ben ik het wel eens zat en besluit ik maar eens naar huis te rijden, het is dan al half elf ‘s avonds en ik mag nog een eindje. De dag erop krijg ik een mailtje van Wiebe. Op de koersborrel is besloten dat er een gemengde playlist komt. En dat ik voor het leven geroyeerd ben, want ik was immers degene die dit voorstel er doorheen gedrukt had. Ze zagen uit naar het artikel op Progwereld. En of ik nog een goede Rush tributeband kende. Ik moet nog antwoorden op deze mail, maar voorlopig duik ik zelf even onder.