Lezen
Heel lang geleden, in mijn tienerjaren, was ik een gepassioneerd lezer. Vooral toen een oudere vriend mij opmerkzaam maakte op het bestaan van het beroemde boek De Donkere Kamer van Damocles. Ik was direct verkocht. Dat geldt ongetwijfeld voor hordes generatiegenoten (en ook eerdere en latere generaties), maar voor mij was het een openbaring. Mijn boekenlijst voor Nederlands bevatte liefst tien werken van W.F. Hermans, zoveel dat mijn leraar het verplichte minimum aantal boeken verhoogde met tien. Het maakte mij niet uit, ik las met evenveel plezier verder. Totdat de combinatie van een loopbaan, zelfstudie en een gezin een einde maakte aan mijn hobby. Het (prog)muziekvirus is daarentegen altijd blijven bestaan.
Pas een tiental jaren geleden ging het weer een beetje kriebelen. Door diverse omstandigheden had ik een jaar waarin bovengenoemde aspecten even geen rol speelden en er dus weer tijd en ruimte was om te gaan lezen. Ditmaal geen romans of andere zware kost maar simpelweg (auto)biografieën, met name geschreven door/over muzikanten. Ik had het geluk te kiezen voor een tweetal zelf geschreven boeken door twee iconen uit de prog wereld: Keith Emerson en Bill Bruford. Deze uitstekend en, vooral in het eerste geval, uiterst humoristisch geschreven werkjes wakkerden het vuur weer aan en ik ging verder daar waar ik enkele decennia geleden was opgehouden.
Zeker in de afgelopen periode, waarin we zijn gedwongen tot een soort van zelf-quarantaine, is lezen een heerlijk ontspannende bezigheid. En met een stroom van nieuwe uitgaven en een zo mogelijk nog veel grotere hoeveelheid aan bestaand, onontdekt werk, kan ik nog vele jaren voort. Ik ben altijd al geïnteresseerd geweest in de historie en achtergronden van muziek en muzikanten, en die nieuwsgierigheid wordt nu behoorlijk bevredigd. Daarnaast komt het karakter van de individuele artiest perfect tot uitdrukking in het geschrevene; of er nu daadwerkelijk sprake is van een zelfgeschreven werkstuk of dat het boek met behulp van een professionele (ghost)writer tot stand is gekomen. De erudiete Bruford, de levensgenieter Emerson, de filosoof Peart, de uitgesproken Lukather en Collins en de wat meer bedachtzame Rutherford, we krijgen een prachtig inkijkje in de zielenroerselen van de schrijver.
Opmerkelijk overigens: met name de pennenvruchten van Bill Bruford, Phil Collins, Neil Peart en Nick Mason steken met kop en schouders boven de rest uit. Hoe komt dat toch, dat vooral drummers in staat zijn om zowel onderhoudend als diepgaand te schrijven over hun loopbaan en hun levenservaringen. Misschien omdat ze toch een beetje het buitenbeentje in de band zijn? Of omdat ze vanaf hun enigszins eenzame plek, achterop het podium, op enige afstand een beter overzicht hebben? Of is het louter toeval en niet gebaseerd op enige rationele verklaring? Ik weet het eerlijk gezegd niet, maar het is wel op zijn minst opvallend te noemen.
In elk geval is het bovenstaande voor mij reden genoeg om me op een relatief nieuw vlak te begeven: het recenseren van muziekboeken en -biografieën. Binnenkort zal ik de eerste pogingen aan het papier toevertrouwen en onze lezers en lezeressen een indruk geven van het gebodene. Dit alles in de hoop dat een beetje van mijn enthousiasme over zal slaan. Wie had dat gedacht dat ik, als absolute liefhebber van audio, nog eens een lans zou breken voor het geschreven woord.