Na het beluisteren en bespreken van het album “When Age Has Done It’s Duty” van Cosmograf nam ik mezelf voor om Robin Armstrong te benaderen voor een interview. Tal van vragen borrelden in mijn hoofd en hij mocht daarop de antwoorden geven. Tenminste, dat dacht ik. Toen kwam ik erachter dat er op de website van Cosmograf een schitterend blog staat met de geschiedenis en wetenswaardigheden over Cosmograf. En verder een dagboek over de totstandkoming van deze cd. Hiermee kon 80% van mijn vragen door de shredder. Met toestemming van Robin Armstrong heb ik onderstaande ‘real life story’ gebaseerd op dit blog. De 20% aan vragen die ik nog over had heb ik Armstrong voorgelegd. In dit progvizier hebben de antwoorden dan ook de overhand.
Even voorstellen: Cosmograf
Cosmograf is eigenlijk een éénmansproject van Robin Armstrong, multi-instrumentalist woonachtig in Waterlooville vlakbij Portsmouth. Dat is een forse havenstad in het zuiden van Engeland uitkijkend over “The Isle Of Wight”. Naast het bespelen van gitaar, toetsen, basgitaar en drums, zingt hij en produceert hij zijn eigen muziek in samenwerking met een aantal vrienden. Met het derde album “When Age Has Done It’s Duty” is Cosmograf toe aan zijn derde reïncarnatie. Voor de puristen: de muziek valt in de categorie ‘neo-prog’. Armstrong vond het altijd al een uitdaging om grenzen op te zoeken en hij propte dan ook de uitersten klassieke muziek en metal in zijn muziek. Als tiener was hij gek op de muziek van Deep Purple, een groep die decennia geleden al de muzikale grenzen opzocht. Het is niet de muziek maar meer de filosofie en benadering van muziek van Deep Purple die Armstrong beïnvloed heeft. Als liefhebber van concepten en thema’s benutte Armstrong de mogelijkheid om te experimenteren met geluidseffecten. Deze zijn veelvuldig in de muziek van Cosmograf te horen. Hij permitteerde zich een muzikale vrijheid die ver over de grenzen van commerciële muziek en standaard drieminuten popliedjes heen gaat.
Als multi-instrumentalist is hij beïnvloed zijn door tal van muzikanten. Ik noem er enkelen: Jimi Hendrix, Ritchie Blackmore, Steve Howe, Ian Gillan, Jon Anderson, John Bonham, Glenn Hughes, Roger Glover, John Lord, Rick Wakeman, Paul McCartney en Dave Grohl.
De eerste twee incarnaties
In 2008 werd het eerste album uitgebracht: “Freed From The Anguish”. Het is een conceptalbum in de tradities van Pink Floyd’s “The Wall”. Het vertelt een angstig verhaal van de reis van een man door de tweede wereldoorlog. De cd werd oorspronkelijk uitgebracht als een demo. Helaas is deze niet meer beschikbaar.
“End Of Ecclesia” werd als opvolger op 19 november 2009 uitgebracht. De tien nummers op het album werden gedurende acht maanden opgenomen, geproduceerd, gemixt en gemasterd in Armstrong’s eigen studio. Armstrong bouwde in zijn eigen beboste achtertuin een compleet met apparatuur ingerichte studio. Geheel toepasselijk noemde hij deze studio ‘The Trees’. Op het nummer The Dark That Follows The Light is een gastrol op gitaar en basgitaar weggelegd voor Steve Dunn uit Also Eden. Het thema van deze cd is het conflict tussen wetenschap en religie. De zeer eclectische muziek is een mix van traditionele- en neoprog met invloeden van neo-klassieke muziek, hedendaagse rock en metal. Na acht maanden van bloed, zweet en tranen raakte de masteropname zoek met de post. Nadat deze weer bovenwater was en de cd’s geperst waren, bleken er 22 exemplaren geen muziek te bevatten… Het illustreert het leven (en de sores) van een muzikant-in-eigen-beheer.
Het leven na “End Of Ecclesia”
Ondanks dat “End Of Ecclesia” genoeg positieve recensies kreeg, bleef de verkoop behoorlijk achter bij de verwachtingen van Armstrong. Hij vroeg zich af of hij nog wel verder wilde gaan met muziek maken. De talloze uren die hij erin stopte leverden hem slechts een schijntje (waardering) op. Met de morele ondersteuning van zijn fans raapte hij zichzelf weer bij elkaar en realiseerde dat hij een verkeerde en negatieve kijk op de muziekindustrie had. In die periode ontmoette hij bassist Lee Abraham (onder meer bekend van Galahad). Die gaf hem niet alleen inspiratie om een eigen studio te bouwen, maar hielp hem met de kneepjes van het vak zoals het produceren van een eigen album. Abraham had die ervaringen zelf opgedaan met zijn album “Black And White”. De voornaamste les die Abraham hem leerde was om niet alles zelf te doen. “Met “End Of Ecclesia” was ik op weg een missie te vervullen zonder erbij na te denken de telefoon te grijpen en vrienden om hulp te vragen”, zegt Armstrong hierover. “Toen leerde ik dat het goed is om pas op de plaats te maken, een stapje terug te doen en de telefoon te pakken. Dat was de nieuwe uitdaging voor mijn volgende album”.
Een nieuw begin
We schrijven 6 september 2010. Het oorspronkelijke idee voor een nieuw album was het maken van een ep met drie nummers. Inmiddels was Armstrong in contact geraakt met Steve Thorne. Die adviseerde zijn concept verder uit te werken en er een volledig album van te maken. Dat zou immers meer recht doen aan het thema. Dit thema gaat over het proces van ouder worden en wat dit proces met mensen doet. Zowel psychisch als lichamelijk. Een recent sterfgeval in de familie inspireerde Armstrong gelijk al tot het schrijven van het titelnummer. Abraham droeg Steve Thorne voor als zanger voor dit nummer, omdat hij positieve ervaringen met hem had op “Black And White”. Om het nummer zo dramatisch mogelijk te laten overkomen, liet hij Tom O’Bedlam in het begin van dit nummer het gedicht ‘Growing Old’ van Matthew Arnold voordragen. En dat is bijzonder goed geslaagd.
Op White Lights Awaits speelt Dave Ware mee op drums. Het is een oude studievriend van Armstrong en van oorsprong metaldrummer. Naast Steve Dunn is er ook een gastrol ingeruimd voor de gitarist uit dezelfde groep: Simon Rogers op het nummer On Which We Stand. Die kreeg alleen als opdracht mee zo creatief mogelijk te zijn. Na een paar keer heen en weer gemaild te hebben, lag daar een duizelingwekkend stuk muziek gespeeld op twaalfsnarige gitaar in de beste Genesis tradities. De contouren van het nieuwe album werden zo snel zichtbaar dat het er naar uitzag dat hij in december 2010 kon worden uitgebracht…
Het is Kerstmis en we horen drums
We schrijven een week voor Kerstmis 2010. Zoals vaak duurde het allemaal wat langer als gepland. Er werd door Armstrong veel overlegd met zijn maten. Hij had immers een wijze les geleerd om niet alles meer zelf te doen. Steve Thorne stelde voor om Bob Dalton van It Bites het meeste drumwerk te laten doen. En zo geschiedde het in de Aubitt Studios van Rob Aubrey (alweer een ervaren rot in het vak die mee wilde werken). Armstrong deelde met Dalton de liefde voor zeventigerjaren drummers als John Bonham. Zo moest het worden en niet anders. En zo gebeurde het. De overlevering zegt dat de nekharen van Armstrong overeind stonden en hij giechelde als een bakvis toen hij het eindresultaat hoorde. Ondanks de vertraging reed de Cosmograf trein verder op weg naar de eindbestemming die in februari 2011 bereikt moest worden.
De steeds verschuivende deadline
Het plan om het album in februari 2011 uit te brengen mislukte. Net als maart en april van dat jaar ook niet werden gehaald. Zakelijke verplichtingen (in huize Armstrong staat ook een schoorsteen die moet roken), complete malaise en een (tijdelijk) gebrek aan motivatie waren de oorzaak. Het mixen en masteren, zodat het album perfect zou klinken, was het laatste en voornaamste doel. Armstrong was uiterst tevreden met de bijdragen van alle gasten, maar worstelde met de kwaliteit van zijn eigen inbreng. Het resulteerde in een periode van herhaaldelijk opnieuw opnemen van delen van het album. Het kwam hem na veertien maanden letterlijk zijn oren uit. Armstrong keek ook met vrees uit naar wat er zou gebeuren nadat de cd klaar was.
De smaak van Britse progrock
Inmiddels had “When Age Has Done It’s Duty” achttien maanden van Armstrongs leven gedomineerd. Op 15 mei 2011 ging Armstrong met een usb-stick op weg naar Rob Aubrey voor het masteren van het album. Het drong in alle hevigheid tot hem door dat achttien maanden zwoegen op die met groen plastic omhulde chip stond. In diezelfde periode overleed de oma van Armstrong en werd hij gevraagd om te spreken op de uitvaartbijeenkomst. Een deel van de teksten die hij daar sprak zijn verwerkt in de teksten van het titelnummer. Juist met die gedachte krijgt het album en de muziek een extra lading.
In 2010 en de eerste helft van 2011 brachten Britse groepen als Big Big Train, Tinyfish, Also Eden en Sean Filkins uitstekend ontvangen albums uit. Deze mogen volgens Armstrong zowel qua muziek als teksten gerekend worden tot het beste wat er in het Verenigd Koninkrijk op proggebied anno 21ste eeuw is gemaakt. Het is voor hem een eer zijn nieuwe cd in dezelfde periode uit te brengen en daar van deel uit te mogen maken.
Nadat het masteren zijn werk heeft gedaan
Armstrong las ooit op Facebook dat het mixen en masteren van je eigen album een enkele reis richting krankzinnigheid was. Volgens hem hadden ze gelijk. Het was de meest barre leerervaring die hij had opgedaan sinds dat hij achttien maanden daarvoor voor het eerst Pro Tools gebruikte. Nadat hij het album zelf had gemixt ging hij naar Rob Aubrey om het masterproces af te ronden. Althans, dat was de bedoeling. Van Aubrey kreeg hij een lading tips en suggesties voor veranderingen. Zo vond hij bijvoorbeeld dat het laatste stuk van On Which We Stand wat meer drama kon gebruiken. In tien minuten tijd breide hij er met behulp van Moog Taurus pedalen een ander eind aan vast. Na twee weken was het hele album eindelijk klaar. Het was voor Armstrong pijnlijk te ervaren dat iemand anders gaten in zijn productiewerk schoot. Uiteindelijk vond hij het resultaat de moeite waard. Hij ervoer dat anderen die ook nog eens meer ervaring hebben met mixen en masteren, zoals Aubrey, voor een beter resultaat kunnen zorgen. Bovendien leerde hij om altijd het beste uit jezelf te halen en je vooral geen deadlines moet stellen.
En dan is er nog het artwork… Voor het artwork bracht Steve Dunn Armstrong in contact met Graeme ‘Twig’ Bell, die ook het artwork voor Also Eden’s ep had verzorgd. Na het bestuderen van de teksten, het beluisteren van de muziek en het ondervragen van Armstrong kwam Bell in mei 2011 op de proppen met een fantastische hoes voor het album.
Het verkopen van je cd of je ziel?
We schrijven 15 juli 2011. Het hele productieproces uitvoeren in eigen beheer ging Armstrong niet in de koude kleren zitten. In veel gevallen is het gunstiger om een contract te hebben bij een platenmaatschappij, al is die keuze niet voor iedere artiest weggelegd. De enige manier om zoveel mogelijk mensen naar je muziek te laten luisteren is het plaatsen op MySpace of Bandcamp. Armstrong had nooit de intentie om zijn muziek bij een label uit te brengen. Zo ging hij vol verwachting aan de slag om zijn cd-tjes zelf te promoten op diverse sites zoals YouTube en Facebook en daarna ook zelf grif aan de man of vrouw te brengen. Maar wat gebeurde er? Hij veroorzaakte geen enkele rimpel op het internet zoals Armstrong het zelf formuleerde. Hij trok toen de volgende conclusies: het album is waardeloos, progfans houden niet (meer) van Cosmograf en er is veel te weinig tijd en energie in de promotie gestopt. Maar omdat Cosmograf de belangstelling had gewekt van drie platenmaatschappijen kwam hij tevens tot de conclusie dat de cd niet slecht moest zijn.
Er is niets mis met het uitbrengen van muziek in eigen beheer. Je wordt door niemand lastig gevallen, je kan je creativiteit de vrije loop laten gaan en je mag ook nog eens al het geld zelf houden. Het grootste struikelblok is dat je er in elke verloren uurtje tijd in moet stoppen, zélf de promo’s moet gaan versturen en eindeloze berichten posten op Facebook en Twitter net zolang dat vrienden je beschuldigen van spammen. En dan hebben we het nog niet eens over de kosten.
Armstrong had een wijze les geleerd om niet alles meer zelf te gaan doen. En daarom heeft hij de grote stap gezet om al deze zaken aan anderen over te laten. En zo werd kort nadat Armstrong “When Age Has Done It’s Duty” zelf had uitgebracht een overeenkomst gesloten met F2 Records waar de cd in augustus 2011 opnieuw werd uitgebracht.
De laatste 20%
Uiteindelijk bleven er nog vier vragen over om aan Robin Armstrong te stellen. Ik wil ze je niet onthouden, evenmin als de antwoorden die hij me braaf per kerende e-mail retourneerde.
Welke spreuk staat er later op je grafsteen en hoe wil je dat je later herinnerd wordt wanneer jouw leven zijn werk heeft gedaan?
Het zou mooi zijn wanneer ik op een zelfde manier herinnerd zou worden als grote componisten als Roger Waters. Ik zou graag een erfenis nalaten van progrockalbums die alom werden geprezen. Op een meer algemeen niveau denk ik dat de reden dat ik hier ben, is dat ik gezegend ben om veel uiteenlopende zaken te doen, zeg maar ‘een manusje van alles’, zonder ergens specifiek in uit te blinken
Noem eens drie goede redenen waarom muziekliefhebbers in Nederland naar jouw muziek moeten gaan luisteren?
1. Nostalgie moet hoog in deze lijst komen. Wanneer je net als ik houdt van de rockalbums uit de midden zeventigerjaren, dan kan je aan mijn muziek veel plezier beleven.
2. Een verhaal, een concept. Alle Cosmograf albums hebben een concept die vertaald zijn naar muziek.
3. Variatie. Een van de keurmerken van mijn cd’s is dat er voor ieder wat wils op te vinden is. Een mix van stijlen, zowel moderne muziek als klassiek. Progressieve rock kan zoveel creatieve mogelijkheden absorberen.
Wat zijn je plannen voor de komende tijd?
Ik ben bezig mijn studio (‘The Trees’, HR) uit te breiden. Verder ben ik bezig met het uitwerken van ideeën van het volgende album van Cosmograf. Tegen de Kerst van 2011 ga ik de eerste nummers opnemen. Een nieuw album kan eind 2012 worden verwacht.
Heb je nog een boodschap voor de Progwereldlezer, of iets leuks wat je wilt delen?
Iedereen bedankt voor de steun aan Cosmograf en ik hoop dat jullie het album mooi vinden.
Redactie en interview: Hans Ravensbergen