Soms val je als recensent écht met je neus in de boter. Dat gebeurde mij in 2017 toen ik de debuutplaat van Kaprekar’s Constant ontving. Zelden werd ik als recensent zo gegrepen door de muziek van een collectief waar ik nog nooit van had gehoord.
Toen ik dus hoorde dat de opvolger eraan kwam, wilde ik die dolgraag ook van commentaar voorzien. Dat was uiteraard wel te regelen, maar wilden we dan ook niet graag een interview doen? Nou heel graag natuurlijk. Zeker nu de opvolger haast in niets onder doet voor het debuut. Genoeg te vragen dus. Bassist/gitarist/toetsenist en componist Nick Jefferson blijkt bovendien een uiterst bescheiden en erg vriendelijke man die mij via Skype met veel plezier te woord staat.
Voor we van start gaan wil ik allereerst een groot compliment maken voor het nieuwe album. Het is weer een prachtige plaat geworden.
Dank je. Er zit veel hard werk in die plaat. Het is het moeilijke, een tweede album en we hopen dat de mensen het mooi zullen vinden.
In mijn recensie van “Fate Outsmarts Desire” vraag ik me af of Kaprekar’s Constant een project van jou en Al Nicholson is of dat het een volledige band is. Op de drummer na is het tweede album met dezelfde bezetting gemaakt. Het lijkt dus een echte band te zijn. Hoe zie jij dat?
Ja, ik denk wel dat het een band is. Maar omdat iedereen natuurlijk druk is met van alles en nog wat wilden we niet te veel betrokkenheid vragen. We noemden het een collectief zodat iedereen kon komen en gaan, hoe het ze uitkwam. Maar sinds we enkele live shows hebben gedaan vorig jaar waren we lange tijd samen en werd het vanzelf een band. Ook omdat we zo benaderd werden. Het is zo vanzelf in een volwaardige band overgegaan. Dat is geweldig want ieders betrokkenheid is erg goed.
Kun je de band eens introduceren?
Er zijn drie schrijvers. Ikzelf, Al Nicholson en Mike Westergaard. Dat laatste is anders dan op het eerste album. Mike is nu ook als schrijver actief naast alles wat hij al doet. Dan is er natuurlijk David Jackson op fluiten, blaasinstrumenten en allerlei saxofoons die hij al dan niet tegelijk bespeelt. Zijn dochter Dorie op zang en mijn neef Bill ook op zang. Mark Walker, de nieuweling op drums. Hij is eveneens de drummer van Caravan. En eens kijken, wie hebben we nog meer….?
Op de bandfoto’s zien we ook Sean Jefferson staan. Wordt hij gezien als een volwaardig bandlid?
Ja mijn broer Sean. Ja we beschouwen hem wel als een bandlid. Hij is al heel lang een full time kunstenaar. Dus hij heeft een hele goede kijk op de meeste zaken die het design betreffen en veel andere dingen die we doen. Dus we beschouwen hem eigenlijk wel als een volwaardig lid.
Kaprekar’s Constant is een wat ongebruikelijke bandnaam. Het is een soort wiskundige stelling. Is de bandnaam bedacht door David Jackson, die in een vorig leven wiskundeleraar was?
Eigenlijk heeft Al dit bedacht. Hij heeft ook een verleden als leraar. De Kaprekar’s Constant methode was een trucje dat hij gebruikte om jonge leerlingen mee te krijgen voor de saaie getallenleer. We hadden op dat moment geen idee dat David ook een verleden als wiskundige had, maar het heeft ons wel geholpen. De eerste mail die ik hem stuurde om te kijken of hij geïnteresseerd was om iets met ons te doen, had als onderwerp ‘Kaprekar’s Constant’. Dus tussen alle mails die hij krijgt, viel dit wel op bij hem. Op die manier heeft die naam ons wel geholpen.
Dus jullie hebben David Jackson gewoon een mailtje gestuurd of hij met jullie wilde werken?
Eigenlijk wel. Voor het eerste album hadden we een lang stuk muziek wat later Blue Bird zou worden en we dachten dat het geweldig zou zijn als we hem zo ver konden krijgen om wat fluit- en saxofoonpartijen toe te voegen. Hallsands was al veel verder gevorderd en dat hebben we hem ook gestuurd. Hij mailde ons terug dat hij zeker wat wilde toevoegen aan Blue Bird, maar dat hij Hallsands ook erg mooi vond en daar dus ook wat op wilde spelen. Wij waren dus in de zevende hemel, een droom die uitkwam. Uiteindelijk heeft hij ook nog wat toegevoegd aan Houdini – King Of Cards. Op het nieuwe album is hij op alle nummers te horen, met uitzondering van het korte akoestische titelstuk aan het eind, wat we zo kaal mogelijk wilden houden.
Hoe is het om met zo’n legende te werken? Heeft hij zijn partijen bij jullie in de studio opgenomen?
Nee, hij heeft zijn partijen opgestuurd. Hij heeft een studio in de tuin van zijn huis. Hij heeft waanzinnig veel stukken opgenomen die hij ons heeft toegestuurd. Veel meer dan we konden gebruiken. We hadden dus genoeg keuze. Hij heeft veel meer gedaan dan we van hem gevraagd hadden. Wat dat betreft is hij heel genereus geweest. Zo konden we op ons gemak de partijen uitzoeken waarvan wij vonden dat ze het best bij de nummers pasten. Maar David is een bijzonder charismatisch en aardig persoon.
Kaprekar’s Constant vind ik zo’n typisch Britse band. Hoe zie jij dat? Wat zijn jullie belangrijkste invloeden?
Ik denk dat je gelijk hebt. Al en ik kennen elkaar al sinds onze schooltijd en we groeiden op met de progressieve rock uit de jaren ‘70. We neigden inderdaad veel meer naar de Engelse bands van die tijd: Jethro Tull, Genesis, Yes. Niets ten nadele overigens van de bands uit andere landen. Maar we hielden ook van folk rock zoals Fairport Convention, Steeleye Span, The Albion Band, Sandy Denny en Nick Drake. Al die folk elementen vinden we prachtig en we vinden het geweldig hoe dat in die tijd geïntegreerd werd in de progressieve rock. Dit vind je allemaal terug in wat wij doen.
Fate Outsmarts Desire was voor mij het beste album van 2017, maar hoe was de ontvangst verder van jullie debuut?
“Fate Outsmarts Desire” maakten we puur voor onszelf. We liepen al jaren met het idee om zoiets te maken. We verwachtten zeker niet dat het ook maar iets zou doen. De nummers zijn te lang, wij vinden de onderwerpen in de liedjes interessant, maar dat vindt toch niemand. We wilden echt doen wat we zelf mooi vonden en die vrijheid hebben we ook genomen. Verkoopcijfers hebben we ons niet druk over gemaakt. Maar er was veel interesse vanuit Italië, omdat David daar een gerespecteerd muzikant is. Het werd verkozen tot album van het jaar bij een paar radioshows en prog websites. Het kwam in veel jaarlijstjes van 2017 voor. We waren zeer verbaasd over de ontvangst, omdat we nooit gedacht hadden dat het zo aan zou slaan. Toen we zouden spelen op Progdreams wisten we ook niet wat ons te wachten stond, maar we kregen zoveel leuke reacties. Zoveel mensen vertelden ons dat ze het album mooi vinden.
Hoe was het om te werken aan het nieuwe album, “Depth Of Field”? Zijn jullie tevreden met het resultaat?
Jazeker. Iedereen was zeer betrokken. We hadden het voordeel dat we nu iets beter wisten wat we moesten doen. Dat gold voor ons allemaal. Zo konden we wat meer de nadruk leggen op de zaken die bij het eerste album wat minder aandacht hebben gekregen. Los van het materiaal is het dan ook een sterker album omdat we zoveel geleerd hebben van de eerste keer. Zonder arrogant te willen klinken zijn we dan ook zeer tevreden met het eindresultaat en we kunnen niet wachten om het uit te brengen.
Wat is je favoriete nummer op het nieuwe album?
Welke er maar op staat. Ik vind ze allemaal even sterk.
Evenals op het eerste album zijn het allemaal liedjes met een verhaal. Wat kun je vertellen over deze verhalen?
Rosherville is een beetje een apart verhaal. De muziek daarvan is misschien al wel dertig jaar oud. Ik ontdekte een verhaal over een Victoriaans pretpark dat dichtbij de plek waar wij wonen, in Kent tot ongeveer 1911 heeft bestaan. Ik wist daar helemaal niets van. Dus ik ben op onderzoek gegaan en ik ontdekte allerlei verhalen over hoe mensen in de Victoriaanse tijd vanuit London dat park bezochten. Je kon er met een raderboot over de Theems naartoe. En zo ontdekte ik een verhaal over een raderboot, de Princess Alice die in 1878 zonk met veel verlies van levens. Ongeveer 700 mensen kwamen om en het was één van de grootste maritieme rampen in de Britse historie. Maar je hoorde er nooit iets over. Wij vonden dat dat verhaal wel wat uitgelicht mocht worden. De fotoshoot voor het album is gemaakt waar de ramp heeft plaatsgevonden, bij een monument wat ervoor is opgericht.
White Star’s Sunrise gaat over de drie schepen die ongeveer gelijktijdig werden gebouwd voor de White Star rederij. De rederij was met een andere rederij (Cunard Line) in die tijd in concurrentie over wie het snelste schip kon maken. Elk schip heeft zijn eigen interessante verhaal. Ik las over een stewardess die op elk van de drie schepen heeft gewerkt. Oorspronkelijk op de Olympic, ze overleefde de ramp met de Titanic en tot slot werkte ze als verpleegster op de Brittanic. Ook de ramp met dit schip heeft ze overleefd. We wilden het niet specifiek over de Titanic hebben, dat verhaal is wel bekend. Het nummer gaat meer over de periode waarin die gigantische schepen werden gebouwd, zoals de wereld nog nooit gezien had.
Ghost Planes gaat over een verhaal dat bij op familiebijeenkomsten vaak werd verteld. Het gaat over mijn vader en oom die een aanval van een V1 overleefde die neerkwam vlak bij hun huis. Ik dacht altijd dat het een beetje werd overdreven, totdat ik een boek vond dat mijn oom aan mij vader had gegeven over de V1 raketten. Het nummer neemt geen stelling in betreffende de oorlog, maar het is zo’n klein verhaal over een individueel geval in zuidoost London.
Vanwege al deze historische referenties is er wel een vergelijking met een band als Big Big Train. Zijn zij ook een inspiratiebron voor jullie?
Dat horen we wel vaker, maar eerlijk gezegd ken ik de band niet zo goed. Ik heb “Folklore” gehoord en dat vond ik erg goed. Muzikaal zie ik die vergelijking niet zo eerlijk gezegd. Tekstueel zie ik die vergelijking wel. Ik denk dat mijn interesses en die van Greg Spawton wel veel overeenkomen. Ik heb in elk geval veel respect voor wat zij hebben bereikt.
Aanvankelijk waren jij en Al de belangrijkste songschrijvers. Op het tweede album heeft Mike Westergaard ook meegeschreven. Hij is tevens de producer. Hoe belangrijk is zijn rol?
Als we Mike niet aan boord hadden gehad, waren beide albums waarschijnlijk niet uitgekomen. Ik denk niet dat iemand ook maar het geduld had gehad om onze ideeën te vatten en daar iets fatsoenlijks van te maken. Het is geweldig om met hem te werken. Als je het aantal sporen ziet dat hij moet mixen, alleen White Star’s Sunrise al bestaat uit ongeveer 140 sporen. Dat is echt weken werk. Dus zonder hem hadden we het niet gered.
Na het eerste album hebben jullie een korte tour gedaan. Jullie stonden op Progdreams en deden wat shows in Italië en Engeland. Hoe was het om die nummers voor het eerst voor een publiek te spelen?
Best eng eigenlijk. We hadden besloten dat áls we het live zouden spelen, we het zonder van tevoren opgenomen partijen wilden doen. Dat betekende veel werk om zeven mensen alle partijen onder de knie te laten krijgen. Het had wel als gevolg dat bepaalde partijen die op het album wel te horen waren, live niet gespeeld konden worden. We hoopten dat we de belangrijkste stukken konden brengen, zodat het publiek de ontbrekende stukken niet zou missen. Het was heel veel werk, maar het was ontzettend leuk toen we het uiteindelijk voor elkaar kregen. Zo konden we het echt als een optreden brengen. Als David weer eens wat partijen wilde improviseren kon dat gewoon omdat hij zich niet aan zo ’n verschrikkelijke backing track moest houden. Dat wilden we gewoon niet. Vooral voor Progdreams waren we wel zenuwachtig omdat we vanwege het verschrikkelijke weer in Engeland toen niet zoveel hebben kunnen repeteren. Maar we wilden daar zo graag spelen dat we desnoods te voet waren gekomen.
Op “Depth Of Field” lijkt de rol van Dorie Jackson wat groter te zijn dan op het vorige album. Haar stem combineert ook heel mooi met die van Bill, vind ik. Hoe is het om met haar te werken?
Zij is echt een ster en zo gemakkelijk om mee te werken. Op dit album was de samenwerking tussen haar en Bill veel hechter en ze hebben veel samen aan partijen gewerkt. Ze hadden hier ook iets meer tijd voor. Dat heeft tot wat mooie harmonie vocalen geleid. Ze werken allebei op een totaal andere manier. Dorie is heel fijn om mee te werken en op basis van wat ze kan zou ze eigenlijk een grote ster moeten zijn. Gelukkig is ze dat niet, anders zou ze vast niet bereid zijn om met ons te werken.
Dan je eigen rol. Naast gitaar en toetsen doe je alle baspartijen. In tegenstelling tot veel prog bassisten zijn jouw partijen vrij bescheiden eigenlijk. Doe je dat bewust, omdat je vindt dat het beter bij de muziek past?
Ja, het past beter bij de muziek. Eigenlijk werken alle bandleden zo. De grootste uitdaging is om zo te spelen dat het aan het geheel bijdraagt. Als je de muziek beluistert, is er eigenlijk niemand die er echt uitspringt. We doen niet aan lange gitaarsolo’s. Eigenlijk speelt niemand echt lange solo’s, tenzij ze melodieus zijn en goed bij dat stuk muziek passen. En dat is mijn houding met de basgitaar ook, het moet melodieus en passend zijn. We wilden niet dat het zou afleiden van de melodie en het liedje. De enige die een vrijbrief heeft, is David eigenlijk. Bij hem is het de bedoeling dat hij zich uitleeft, dat doet hij nu eenmaal. Hem kun je toch niet temmen.
Een andere grote naam die opduikt op het album is die van Ian Anderson. Hoe zijn jullie bij hem terecht gekomen?
We hebben hem gewoon gevraagd. Als je dat een beetje beleefd doet, lukt dat best wel. We namen aan dat hij veel te druk zou zijn of misschien niet zou willen. Dus we waren al aan het nadenken over wie dat stuk dan moest doen dat we voor hem in gedachte hadden. Maar we konden niemand anders verzinnen, dus als hij het niet wilde waren we mooi in de aap gelogeerd. Aanvankelijk hoorden we niets van hem, totdat hij onverwacht de complete partij instuurde en ons veel succes wenste. We waren wel erg dankbaar daarvoor. De man is toch een legende. Al en ik zijn enorme Jethro Tull fans, dus om hem op een stuk muziek van ons te hebben is een droom die uitkomt.
Een belangrijke vraag: zijn er nog plannen voor optredens?
Ja, we hebben plannen om volgend jaar wat optredens te doen. We zijn nu bezig met de zaken rondom de release van de nieuwe plaat, maar er is wat interesse van enkele festivals. Dat zouden we graag willen doen. We moeten dan natuurlijk wel regelen dat we allemaal beschikbaar zijn. Vooral David is natuurlijk erg druk, met name met David Cross en wat andere projecten die hij doet. Hij werkt ook veel met jongeren en kinderen met handicaps en dat slokt ook de nodige tijd op. Maar we zijn zeker van plan om wat shows te gaan doen. Hoeveel zal afhangen van ieders beschikbaarheid. Het zal dan ook geen tournee worden. We zullen vast ook Nederland aandoen.
Hoe zie jij de toekomst van Kaprekar’s Constant. Het is misschien wat vroeg, maar zijn er al plannen voor een derde album?
Zeker, we zijn alweer nieuw materiaal aan het schrijven. Als iedereen aan boord blijft zal er zeker nieuwe muziek komen. Ik hoop eigenlijk dat het minder lang zal duren dan de twee jaar die het nu geduurd heeft. We waren al bang dat men ons vergeten zou zijn (lacht).
Laatste vraag: Wil je nog iets zeggen tegen onze lezers?
Nou ja, vooral bedankt! Dat is vooral omdat we nooit hadden gedacht dat onze muziek zo’n publiek zou vinden. We hebben zoveel complimenten ontvangen en zoveel leuke mensen ontmoet onderweg. Dat inspireert ons in elk geval om door te gaan. Dus een gemeend bedankt aan de mensen die onze shows hebben bezocht of ons album hebben gekocht of op social media zo leuk hebben gereageerd. De prog gemeenschap is echt een leuke club om deel van uit te maken