Interview en tekst: Wouter Bessels
Je eigen lijn bepalen. Het typeert de werkwijze van de Apeldoornse groep Mangrove. Het kwartet bracht afgelopen juni haar derde album “Beyond Reality”uit en verraste daarmee vriend en vijand. De muziek van de groep was gegroeid, zelfverzekerder en vooral hechter gespeeld. Waardering kwam er van nationale en vooral internationale critici, maar ook van luisteraars die voorheen nog wel eens hun kritiek over de band op het puntje van hun tong hadden liggen. Roland van der Horst, Joost Hagemeijer, Pieter Drost en Chris Jonker gaan er goed mee om en ‘kritiek’ is dan ook het woord dat in het onlangs gehouden gesprek met toetsenist Jonker en zanger/gitarist Van der Horst regelmatig langskomt. Beide heren kijken terug op het ontstaan van hun, naar eigen zeggen, ‘beste album’, vlak voor hun vertrek naar het Zwitserse Pratteln, waar de groep als supportact van de Damian Wilson Band het publiek gaat vermaken.
Ergens verscholen achter één van de lange lanen die het oude Apeldoorn-West rijk is, ligt de studio van Roland. Een goed geïsoleerde plek in een schuurtje achter zijn huis, waar hij muzikale ideeën ontwikkelt en aan zijn gitaarspel werkt. Ook “Beyond Reality” werd hier gemixt. Beide heren kijken vooral uit naar het optreden in Pratteln, waarvoor manager Henri Heijink “zijn werk goed heeft gedaan”, aldus Roland en Chris. “Schitterend! De connecties die je hebt, het nieuwe album dat je weer eens stapje verder heeft gebracht, het lijkt allemaal mee te spelen. Ook de ambitie: wij willen ook graag in het buitenland optreden. Henri mailt al lang met Damian Wilson en bij zo’n tour kijk je naar de mogelijkheden. We zijn ‘special guest’. Geen half uur spelen, maar een klein uurtje. Dat geldt ook voor optredens in Nederland voor ons, zoals in De Boerderij volgend jaar 1 mei met Magenta. Waar we kunnen aanhaken, gaan we mee.”
In de afgelopen jaren gaf de band veel succesvolle optredens in binnen- en buitenland, zoals in Polen, Duitsland en Engeland, maar ondervond ook tegenslagen die er vaak bij komen kijken. Zo gingen optredens met Saga en Jadis niet door. “Er speelt altijd wel iets. Afspraken die niet na worden gekomen, dat is gewoon onfatsoenlijk” zegt Roland, in het dagelijks leven jurist. “Vlak voor het optreden in Helmond met Saga kregen wij het bericht dat een andere band zich had ingekocht voor de hele tournee, terwijl wij een keiharde toezegging hadden. Uiteindelijk ging dat concert niet door, omdat Saga weigerde te spelen: er was iets met de elektriciteit die niet aan hun normen voldeed. Achteraf konden wij er wel om lachen; volgens ons was er niets mis mee! Wij zouden met Jadis spelen, maar die tour ging niet door, want het viel in de zomer tijdens het wereldkampioenschap voetbal en ze verwachtten te weinig publiek. Overigens hadden wij toen wel graag in de Boerderij gespeeld. Wij konden het zeker waarmaken om een show van goede kwaliteit neer te zetten en daarvoor genoeg publiek kunnen aantrekken.”
Ondertussen blijft de groep keihard werken aan naamsbekendheid. Roland vertelt een anekdote over de uitreiking van de Prog Award van iO Pages, die Mangrove in 2006 won. “Het kan toch niet waar zijn” zei iemand tegen mij naderhand, “jullie winnen een prijs en ik ken jullie niet?” Daarnaast vonden wij het raar dat we die dag als winnaar niet optraden, maar dat is een ander verhaal.” Chris: “In Engeland kwam vorig jaar na een optreden iemand naar me toe, die zei “ik snap het niet, waarom ken ik jullie niet?” Die reactie krijgen we eigenlijk nog te vaak. In eigen land hadden we onlangs interviews met Music Maker, Interface en dagblad De Stentor. Die media worden weer door een ander publiek gelezen dan de bladen en websites die alleen maar progressieve rock behandelen. Eigenlijk zijn we wereldberoemd in Apeldoorn en dat proberen we uit te breiden. Maar je kan niet alles in één keer.”
Afwegen en besluiten
Even terug naar de cd, die gedurende een klein half jaar in het Friese Opende werd opgenomen. “De nummers voor het album zijn tijdens repetities in onze oefenruimte tot stand gekomen,” vertelt Roland. “Allerlei ideeën zijn toen bij elkaar gekomen en al spelende werk je samen aan het uiteindelijke stuk. Wij zijn toen gaan zoeken naar een geschikte studio. Al snel kwamen wij bij Lobbes terecht. Daar begonnen wij in februari 2008 met opnemen. Eerst werden drums en basgitaar opgenomen, waarbij Chris en ik hebben meegespeeld om het live-gevoel te krijgen en wij geen clicktrack hebben gebruikt. Daarna speelde ik mijn gitaarpartijen in en dat waren lange dagen. Soms om tien uur ’s ochtends beginnen en werken tot de volgende ochtend vier uur; het voelt dan alsof je even helemaal los bent van de wereld. Daarna ben ik samen met Joost de zangpartijen gaan inzingen. Dat ging eigenlijk sneller dan verwacht: ik was zelf vrij snel tevreden hoe het ging. Als laatste speelde Chris zijn partijen in en dat viel qua tijd wel een beetje tegen, omdat er wat extra geluidjes bijkwamen.” Jonker vertelt vervolgens dat hij dat aanvankelijk thuis zou doen. “Maar op een gegeven moment merk je dat het goed is om mensen om je heen te hebben, waardoor het spel echt beter wordt. Van Roland of Joost krijg je dan goede opmerkingen over de timing; dingen die je zelf op dat moment niet zo goed kunt horen. Met onze vorige plaat “Facing The Sunset” heb ik wel alles thuis gedaan. Het is nu allemaal veel strakker ingespeeld.”
Na de zomer besloot de groep om de plaat thuis te gaan mixen. “Tijdens het opnameproces hadden wij met Erik (Hulshof, producer, WB) echt een klik, hij had iets met onze muziek en we waren tevreden over de studio. Ook was hij een prima coach voor ons allemaal en met name voor mij als zanger. Op Koninginnedag 2008 kreeg ik van Erik de eerste mix te horen en toen begon een periode van afwegen en besluiten nemen. Dat leidde ertoe dat wij zelf de plaat zijn gaan mixen,” zegt Roland. “Kijk, als je de producer inhuurt die “Amused to Death” heeft gedaan, dan kun je het uit handen geven en is het resultaat nog vier keer mooier, maar er hangt wel een financieel plaatje aan. Ook qua tijd.” Jonker blikt nog even terug in de tijd. “Ik was er vanaf het begin stellig van overtuigd dat wij, als eigenwijze band, zelf de touwtjes in handen moesten nemen,” lacht hij. “Uiteindelijk was alles onder controle en daar waren wij zeer tevreden mee. Het is een formule die we zeker in de toekomst vaker gaan hanteren.”
Chris en Roland zien de vorige twee albums van de groep als de aanloop naar “Beyond Reality”. “Het begint voor mij bij “Touch Wood”, daar sta ik nog steeds helemaal achter,” zegt Roland. “Wij hadden onze geschikte toetsenman gevonden in de persoon van Chris en begonnen toen serieus te werken aan het Mangrove-geluid. Er staan goede nummers op de plaat; ook “Facing the Sunset” is qua inhoud erg goed, maar we hadden nog niet het juiste geluid voor op onze platen gevonden. Nu is dat wel gelukt en als band zijn we nu wellicht volwassen geworden.” Jonker stipt de reactie van het publiek bij optredens aan. “Sommige stukken werken en andere niet. Daar focussen wij ons ook op. We kunnen nu een show van wel drie uur vullen! In het bluescafé in Apeldoorn willen we in december een extra lange show doen. De twee laatste albums integraal spelen en daarna de ‘best of the rest’.” Roland blikt terug op een eerder optreden waar de groep ook akoestisch speelde. “Nummers als Back Again en I Close The Book. Daar kregen wij wisselende reacties op. Zo kwetsbaar en klein, men vond het mooi dat we dat durfden, terwijl anderen de set halverwege vonden inzakken en een beetje slap vonden. Maar dat soort meningen hou je altijd.”
Kritiek
De mannen blijven spelen met de opbouw van concerten en verwerken zelfs nog nummers van hun eerste ep “Massive Hollowness” in hun setlist. “Om optredens fris te houden,” zegt Chris. “Je kijkt terug en je denkt dat bepaalde oude stukken beter gebracht kunnen worden. Niet extreem, maar kleine aanpassingen. Ook omdat we als band groeien en meer dingen kunnen. Bij het materiaal van “Beyond Reality” vinden wij dat het niet beter kon. Dit is voor ons een perfect album. Eerst zit je natuurlijk lang op een roze wolk, maar nu kijk je terug en ben je nog tevreden. Aan alle aspecten waar wij aan wilden werken, zoals de zang en de productie, daar is wat aan gedaan, zonder compromis overigens. De recensies bevestigen dat.”
Roland vertelt dat hij kritiek zich alleen aantrekt als hij het herkent. “Kritiek op basis van smaak, daar kan ik niets mee. Kritiek die ik kan plaatsen, daar ga ik aan werken. Als ik nu zelf terugkijk, dan waren aanmerkingen op mijn zang niet ten onrechte. Ik trek het mij aan, ben zangles gaan nemen en er veel mee bezig geweest. Ik ben geen wereldzanger of rockzanger zoals Ian Gillan, maar mijn zang is nu aanvaardbaarder, vind ik. Neem Andy Latimer, dat is geen sterzanger, maar zijn stem past wel bij Camel en dat maakt ook de muziek. Of de zang van Roger Waters, technisch gesproken niet goed, maar wel met charisma en die het geluid van die muziek bepaalt. Voor Roine Stolt geldt hetzelfde, terwijl ik die andere zanger van de Flower Kings veel beter vind. Hoe heet hij ook alweer, die gozer met het lange haar? (Hasse Fröberg, WB). Uiteindelijk gaat het mij om overtuigingskracht. Meer proberen je zang als instrument maken en blijven werken aan dynamiek en timbre.” Chris: “Achteraf gezien zie ik “Beyond Reality” als het op een positieve manier omgaan met kritiek. Ik heb bij onze muziek nu pas het gevoel dat alles op zijn plek valt. Eigenlijk is dit ons debuut, dit is voor ons de standaard. Nu gaat het pas beginnen!”
Beyond Reality
Het album, nummer voor nummer, becommentarieerd door Roland en Chris.
Daydreamers’ Nightmare
Chris: “De perfecte opener. Dat was al snel duidelijk toen we het opnamen.”
Roland: “Joost is een tekstschrijver die het leuk vind om paradoxale uitspraken te gebruiken. Maar het gaat wel ergens over.”
Chris: “Zijn teksten hebben vaak te maken met de positie van het individu in of ten opzichte van de maatschappij. Wat dat met hem doet en wat hij ermee kan.”
Time Will Tell
Roland: “Mijn favoriet van de plaat, die doorloopt vanuit het eerste nummer.”
Chris: “De positieve toon valt op, het opgewekte begin. We hebben hier lang aan gewerkt. Veel ideeën voor dit stuk zijn de prullenbak in gegaan.”
Roland: “De eerste versie wijkt erg af van wat het uiteindelijk is geworden. Als je naar het eerste deel kijkt, is het voor Mangrove begrippen erg vrolijk. Ook om live te spelen is het een geweldig stuk.”
Chris: “De gitaarpartijen van Roland, dat droge geluid, deden mij gelijk aan Yes denken.”
Love and Beyond
Roland: “Na twee nummers van bij elkaar een half uur is het tijd voor een adempauze. Je hebt nogal wat voor je kiezen gekregen. Het rustpunt van de plaat.”
Chris: “Ik had de muziek al jarenlang geleden geschreven. Het bleef in mijn hoofd zitten en ik dacht het ooit nog wel te kunnen gebruiken. Bij het maken van “Facing the Sunset” was de tijd er nog niet rijp voor.”
Roland: “Jij speelde het voor en ik zong er wat losse tekstflarden op. De lijn uitzetten. Daaruit putte Joost de inspiratie en maakte de tekst op de muziek, ook qua metrum.
Reality Fades
Chris: “Dat is Joost z’n nummer. Over het algemeen schrijven wij gezamenlijk, met een paar uitzonderingen. LoveAand Beyond van mij en Reality Fades. Het enige instrumentale nummer van het album. Zeer typisch voor dit stuk vind ik de ritmiek, er zitten een hoop geintjes in. Na het rustpunt weer wat vuurwerk. Zeker live, zoals we dat in de Gigant deden tijdens de albumpresentatie, dat was de enige keer tot nu toe. Dat was wel lastig om te spelen, maar erg gaaf.”
Roland: “Voor Mangrove begrippen een heftig stuk met power-akkoorden. Steviger dan bij andere nummers.
Beyond Reality
Chris: “Eén van de weinige nummers waarvan ik merk dat mensen, die niet van prog houden, zeggen: ‘hee, dat vind ik mooi’. In de essentie een vrij toegankelijk nummer.”
Roland: “We hebben het niet bewust in die stijl geschreven, het was een natuurlijk verloop.”
Chris: “Wat ik ook typerend vind voor dit nummer, is de uitbundige zang van Roland. Je hoort in dit stuk echt dat zijn zang is verbeterd. Hij trekt aan het einde echt zijn strot open. Ik hoor wel eens van mensen dat hij dat vaker mag doen. Dan zeg ik: ik geef het wel door aan de baas!”
Roland: “Die uithalen waren niet gepland en ontstonden spontaan in de studio. Voor mij de bevestiging dat ik het ook kan, met dank aan de producer. Ik stond mijn zang op te nemen en deed zo’n spontane uithaal, waarop Erik riep: ‘dat lijkt wel zo’n oude hardrocker!’. Hij stelde voor om het ook op andere punten op de plaat te proberen en dat werkte. Terugkijkend is het echt een meerwaarde. Er zit in het titelnummer een overtreffende trap, zowel in de muziek als in de zang. Juist die zang, waar ik altijd veel kritiek op heb gekregen. Ik ben stiekem wel een beetje trots op dit resultaat.”
Voyager
Chris: “Dat is mijn favoriete nummer. De tegenstelling in het stuk, rockend in het begin en wat klassieker aan het einde, valt op. De gitaarsolo van Roland, daar krijg ik echt kippenvel van als we het live spelen. De juiste noot op de juiste plek. Een stuk emotie dat naar voren komt.”
Roland: “Voordat dit stuk ontstond, was het titelnummer de afsluiter van de cd. Maar dit werkt als laatste stuk nog gaver. Tijdens concerten kun je anders brengen: het titelnummer spelen en dan Voyager als toegift. Het eindigt echt klein en met een serene rust en dat moet je durven, zoals jij ook schrijft in je recensie. We merkten bij ons optreden in Verviers dat het erg goed werkte, inclusief de fluisterende woorden van Joost aan het einde. Je kon een speld horen vallen.”
Mangrove speelt dit jaar nog op 11 december in Apeldoorn (Bluescafé) en op 12 december in Drachten (Iduna, samen met FUSE).