Een veelgehoorde opmerking de afgelopen tijd was ‘matig jaar op prog gebied’. Vaak wordt daar dan voor het gemak de koppeling met het in veler ogen teleurstellende (commerciële) laatste album van Steven Wilson aan toegevoegd. Over het laatste heeft collega Maarten Goossensen zich al uitgelaten, ben het overigens volledig met hem eens, maar dat terzijde. Zelf wil ik nog kort ingaan op het eerste aspect.

Daar ben ik het namelijk totaal mee oneens.

Allereerst moet je dan eigenlijk vaststellen langs welke lat je het jaar legt, langs die van eerdere jaren? Of langs je eigen, volledig subjectieve lat?

Ik vond het nog wel meevallen, had ook dit jaar weer de nodige moeite om mijn top tien samen te stellen. Met gemak had ik een top vijftien of zelfs top twintig kunnen vervaardigen. Een aantal van mijn favoriete albums is gesneuveld op weg naar de definitieve samenstelling. Er was zelfs een late verschijning die mijn met pijn en moeite geformeerde lijstje volledig in de war stuurde. Maar dat is natuurlijk het mooie van lijstjes, het is een dynamisch gebeuren.

Ik denk dan onder andere aan die recente dialoog over een album dat technisch gezien in 2016 uitkwam maar waarvan een collega beargumenteerde dat de late verschijningsdatum er toch niet voor mocht zorgen dat het album niet op waarde geschat kon worden. Een valide argument, veel ‘late arrivals’ vallen daardoor tussen wal en schip. Helaas, want er zitten soms kleine  briljantjes tussen.

Als ik vervolgens kijk naar de diverse lijstjes die door mijzelf en de collega’s zijn ingeleverd en gepubliceerd op onze website, dan valt direct op dat er niet zoiets bestaat als eenheid van geest. In elk geval niet binnen de gelederen van Progwereld. Er zijn lijstjes bij waarop geen enkel van de door mij genoemde tien top albums op voorkomen. Dat wekt op zich geen verwondering: zoveel hoofden zoveel zinnen. Dat gezegd hebbende denk je toch onwillekeurig dat binnen een relatief smalle kolom in de muziek wereld, wat de prog scene toch eigenlijk is, er meer overeenkomsten zouden zijn. De gepubliceerde lijstjes bewijzen echter het tegenovergestelde.

Ik koos het afgelopen jaar bewust om de inwendige mens te versterken tijdens het optreden van een specifieke band tijdens Progdreams VI, terwijl een collega juist voor die ene band bereid was geweest om zijn vakantie te verzetten.

Maar uiteindelijk ligt de door een 19e eeuwse Ierse schrijver geparafraseerde quote van de Griekse filosoof Plato nog het meest dicht bij de waarheid: ‘Beauty lies in the eye of the beholder’, (heel) vrij vertaald: het is maar net hoe je er naar kijkt. En zo is het maar net.

Alex Driessen