In deze maandelijkse column laat Dick van der Heijde z’n gedachten gaan over symfo en de rol die muziek speelt in z’n leven. Dick is geheel verlamd, kan niet praten, communiceert letter voor letter met z’n ogen maar bovenal is hij, zoals hij zelf zegt, al een kwart eeuw helemaal kierewiet van het genre.
Als er een nieuwe hulp bij ons werkt, is het erg onverstandig van mij om “Seasons End” van Marillion ’s morgens te draaien als ik net aangekleed en wel in de woonkamer ben gezet. Het zeer langzaam opkomende intro van The King Of Sunset Town is vaak een valkuil waar menigeen in tuimelt. “Vergeet ik een knopje?”. “Ik hoor niets. Zo moeilijk kan het toch niet zijn?”. Een flinke zwieper aan de volumeknop blijkt effect te hebben. “Aha, daar is hij!”. Ik word opgelucht aangekeken. “Goed?”. Ik zeg maar “Ja”, bang dat de stereo anders nog harder wordt gezet. De hulp zegt dat ze de slaapkamer gaat opruimen en vertrekt. Daar zit ik dan, samen met de steeds harder wordende toetsenriedels van Mark Kelly. Als de gitaar van Steve Rothery inzet breekt de hel los, oorverdovend. Het duurt even maar wat hoor ik daar? Het zijn de voetstappen van de hulp die door de keuken komt aangesneld. Een dergelijk voorval heeft niet slechts eens maar vele tientallen malen plaatsgevonden. Ik heb ook zoveel cd’s met een zacht intro (zal ik er eens een paar honderd noemen?). Echt rekening er mee houden is onbegonnen werk. Ik mag hopen dat de hulp ervaring genoeg krijgt en onderhand leert wat voor volumestanden normaal en welke abnormaal zijn. Op zulke momenten heb ik heel sterk de behoefte om even uit m’n vel te barsten. Maar wat schiet ik daarmee op?
Er is een tijd geweest dat ik me ongelofelijk te pletter ergerde als een nummer midden in een solo werd afgebroken als ik klaar was met de dagelijkse verzorging in de slaapkamer. We spraken af dat er eerst aan mij gevraagd werd of de cd-speler uit kon. Daar zijn we snel weer mee gestopt want ik ging mezelf steeds meer een bazige etter voelen. Dat nooit!. Dan liever halve solo’s.
Wat me ook al eens een paar keer is overkomen (en dat is zwaar balen) is dat een hulp haar hoofd om de deur steekt om te luisteren of ik nog muziek heb terwijl de laatste seconden van de cd bezig zijn. Dan duurt tien minuten wachten erg lang.
De wil om m’n apparatuur te bedienen weet ik inmiddels goed te onderdrukken. Toch is er een fenomeen waarvan ik naarstig de behoefte krijg om op de stopknop te rammen. Ik heb het dan over de belachelijke hype van de ‘hidden track’. Rocket Scientists meent hun schitterende cd “Oblivion Days” van acht minuten stilte te moeten voorzien om het reguliere gedeelte te scheiden van de bonustracks. Erg fijn. Op “Harbour Of Tears” van Camel staat een kwartier zeegeklots aan het eind. Leuk in de cd wisselaar. Marillion’s “This Strange Engine” heeft ook een lange stilte aan het eind waarna Steve Hogarth nog even piano speelt.
“Komt er nog iets?” wordt er aan mij gevraagd als de stilte begint. Zal ik liegen?