Tekst en redactie: Christopher Cusack
Vraag om een definitie van progressieve rock en je krijgt vrijwel zeker een beschrijving met een zin als “een kenmerkend element van progressieve rock was dat groepen als Yes en Genesis ernaar streefden om rockmuziek en klassieke muziek met elkaar te verweven, bijvoobeeld door de structuur van een klassieke symfonie na te bootsen met een rockinstrumentarium.” So far, so good. Daarop volgt een rijtje met grote voorbeelden (ik noem er zomaar een paar): Bach, Beethoven, Moessorgski, Debussy, Copland, Elgar, Holst, Tsjaikovski. Opnieuw: so far, so good. De term symfonische rock is uiteraard niet uit de lucht gegrepen. Maar geldt deze interesse in klassieke muziek ook voor andere subgenres van de progrock, zoals RIO en avantprog? Het korte antwoord hierop is ja. So far, enz.
Maar er is natuurlijk ook een langer antwoord. De kwestie wordt gecompliceerder wanneer je in overweging neemt dat “klassieke muziek” al net zozeer een problematische genreduiding is als “progressieve rock”. Weinigen zullen betwisten dat zowel Univers Zero als Pendragon tot de prog behoren, maar welke stijlkenmerken delen deze bands eigenlijk? Op basis van welke criteria worden zij allebei tot hetzelfde genre gerekend? Dit geldt ook voor, ik noem maar wat, Johann Strauss en Alban Berg. Op hun nationaliteit na hebben deze componisten immers vrij weinig gemeen, en toch worden ze beiden gezien als belangrijke namen in de klassieke muziek. Het lange antwoord op de vraag of de verhouding prog-klassiek ook geldt voor de avantprog is dus ongeveer als volgt: ja, mits je een andere definitie van zowel progressieve rock als klassieke muziek als uitgangspunt neemt. Duidelijk zo?
Dus. Nu dit allemaal helder is kunnen we ons richten op de volgende stap. Ja, klassieke muziek speelt een bijzonder grote rol in de Rock in Opposition en de avantprog. Doch, bands als Univers Zero en Henry Cow, en latere bands als Present, Aranis, Birdsongs of the Mesozoic streven (of streefden) er niet naar om de planetencyclus van Holst te vertalen naar rockmuziek. Integendeel, daar waar veel progbands, vroeger en nu, proberen om bepaalde structuren te herinterpreteren als rock, is een band als Univers Zero altijd veel meer geïnteresseerd geweest in voorbeelden die juist structuren, gebruiken en conventionele benaderingen probeerden te ondermijnen. Neem Igor Stravinsky. Hoewel hij zich later in zijn carrière steeds meer naar de neoromantische hoek bewoog, had hij zijn faam hoofdzakelijk te danken aan de iconoclastische balletmuziek die hij schreef aan het begin van de twintigste eeuw. Met stukken als het beruchte “Le Sacre du Printemps” (1913), geschreven voor de Ballets Russes van de in Parijs gevestigde Russische impresario Sergej Diaghilev, zette Stravinsky zich af tegen het gezapige formalisme van de gangbare klassieke muziek.
Dit deed hij onder andere door elementen uit andere genres zoals volksmuziek en jazz toe te voegen aan het sjabloon van negentiende-eeuwse klassieke muziek, zoals furieuze percussie en rare maatsoorten, door dissonanten centraal te stellen in de muziek, en door de muziek een zeer sterke en dreigende dynamiek te geven die gevestigde vormen, zoals de sonata-structuur, met voeten trad. Het resultaat was fascinerend: tijdens de première raakten voor- en tegenstanders van Stravinsky’s modernistische experiment slaags met elkaar, en de compositie werd direct berucht. De gevestigde orde vond de compositie schandalig: missie geslaagd. Inmiddels is het stuk al een eeuw oud en veel elementen zijn volledig ingeburgerd in de populaire muziek, maar wie naar het eerste deel van “Le Sacre du Printemps” luistert zal vermoedelijk nog steeds versteld staan van hoe radicaal het stuk is. De abrupte afwisseling tussen wat conventioneel als mooi ervaren wordt en de schelle, luide stukken die over je heen walsen is nog steeds effectief.
Het is voornamelijk dit kenmerk van muziek als die van Stravinsky die bands als Henry Cow, Univers Zero, Present en hun vele navolgers aangesproken heeft. Het potentieel van de radicale ondermijning, de speurtocht naar de schoonheid van het bevreemdende, het verlangen om te breken met gevestigde normen: dit zijn allemaal elementen die wij benoemd hebben in de recensies die wij geschreven hebben voor deze RIO/avantprogspecial.
Natuurlijk richten deze bands zich niet alleen op dat ene werk van Stravinsky. Integendeel, de muziek van Univers Zero en andere avantprogbands ligt vaak in het verlengde van bijvoorbeeld de gevaarlijke strijkkwartetten van Béla Bartók, die eveneens spelen met muzikale conventies, de grenzen tussen genres en de hang naar traditie; de radicale toonexperimenten van componisten als Arnold Schoenberg, Anton Webern en Alban Berg; en de innovatie van latere componisten die voortborduurden op de subversieve vernieuwingen die door deze grootheden in gang werden gezet, zoals Olivier Messiaen, Karlheinz Stockhausen, Krzysztof Penderecki, Pierre Boulez, en Steve Reich.
Al deze componisten, en de progartiesten die door hen beïnvloed zijn, delen een interesse in de scheppende kracht van deconstructie, het doorbreken van structuren, het ondermijnen van gevestigde opvattingen over wat mooi is en wat hoort om zo tot nieuwe mogelijkheden te komen. In dit opzicht is de RIO dan ook een negatief beeld van wat ‘klassieke’ progbands probeerden. Daar waar Emerson, Lake & Palmer in de eerste plaats wilden ontdekken hoe rock klassieke muziek kon nabootsen en evenaren, probeerden bands als Univers Zero juist uit te vinden hoe bepaalde klassieke muziek gebruikt kan worden om binnen een rock-context spanningen te creëren. Hiervoor luisterden ze niet naar de Negende Symfonie van Beethoven maar naar het derde strijkkwartet van Bartók. Niet naar “Eine kleine Nachtmusik” van Mozart, maar naar “Verklärte Nacht” van Schoenberg. Niet naar “Die Schöpfung” van Haydn, maar naar “Quatuor pour la fin du temps” van Messiaen. Je kunt je afvragen in hoeverre het radicale potentieel van deze muziek nog voortleeft in de hedendaagse avantprog – maar dat bands als Univers Zero en Henry Cow er tijdens hun hoogtijdagen er in slaagden om aan te tonen dat de benadering van Stravinsky, Bartók, Schoenberg en vele anderen genreoverschrijdend is kan niet betwist worden.