studioverslag
Op dinsdagochtend 2 december 2003 rijden Markwin en ik al vroeg naar Friesland, naar het plaatsje Opende om precies te zijn. Een bezoek aan Studio Lobbes (http://www.studiolobbes.nl/) staat op het programma. Hier hebben de mannen van Nice Beaver zich voor vier dagen opgesloten voor de opnames van de nieuwe schijf “Oregon”. We doden de meer dan 200 km lange rit met heel veel muziek en net zo veel discussies hierover.
Langs een lange provinciale weg, tussen de weilanden, ligt een kleine boerderij met er achter een klein stenen gebouw. Hierin bevind zich de kleine, maar hypermoderne studio. We worden enthousiast ontvangen door zanger/toetsenist Erik Groeneweg en bassist Peter Stel. Gitarist Hans Gerritse is op dat moment druk bezig met producer Mike van Dalm om een aantal gitaarpartijen in te spelen. De studio bestaat uit twee delen met een grote glazen wand in het midden. Aan de ene kant staat de indrukwekkende rode kit van drummer Ferry Zonneveld opgesteld. Aan de andere kant van de glazen wand staat het enorme mengpaneel, de toetsen van Erik en een aantal banken en stoelen. Terwijl Hans gewoon doorspeelt ploffen we neer op één van de banken en genieten we van een bakkie koffie dat we na zo’n lange rit wel verdiend hebben.
Hans speelt zijn gitaarpartijen voor het titelnummer “Oregon”. De drums en bas zijn al volledig ingespeeld en het resultaat is nu al indrukwekkend. Hans stoort zich totaal niet aan het aantal mensen die om hem heen zitten en speelt geconcentreerd. De sfeer is ontspannen. Tussen de takes door wordt er gekletst, overlegd en de ene naar de andere humoristische opmerking vliegt door de ruimte. Tijdens de opnames luisteren de andere bandleden geconcentreerd mee en voorzien Hans na elke opname van de nodige feedback. Het valt op hoe ervaren Mike van Dalm is. Soepeltjes begeleidt hij Hans door het nummer en komt steeds met ideeën over het dubbelen van partijen of het iets anders spelen van een riff of solo. De solo’s die we horen zijn werkelijk fantastisch.
We besluiten na een uurtje om Hans en Mike alleen te laten, je voelt je toch al snel teveel. Erik en Ferry nemen ons mee naar de boerderij achter de studio. Normaal gesproken woont de eigenaar van de studio hier, maar de band heeft het geluk dat hij die week net met vakantie is. De band mag van het huis gebruik maken als relax- en slaapruimte. Al snel komen ook Hans, Mike en Peter naar de boerderij en lunchen we met z’n allen. Wij grijpen dit samenzijn aan om eens kennis te maken met Mike van Dalm. Hij heeft een indrukwekkende staat van dienst achter zijn naam. Jarenlang produceerde hij klassieke concerten voor de televisie en radio. Ook maakt hij muziek voor computerspelletjes en tekenfilms. Hij produceerde het album “Him, The Snake, And I” van Egdon Heath en verder heeft hij in zijn carrière met heel veel grootheden mogen werken zoals Tom Jones, Sting, Mark Knofler, Randy Newman en Christine McVie (Fleetwood Mac).
Interview
Het is vrij lang stil geweest rond Nice Beaver, wat hebben jullie de afgelopen tijd gedaan sinds jullie festivaloptredens?
EG: We hebben aan nieuw materiaal gewerkt.
FZ: Ja, na ons rondje dat we hebben gedaan aan optredens en festivals naar aanleiding van onze eerste cd zijn we eigenlijk weer de oefenruimte ingegaan om nieuwe nummers te schrijven.
EG: Twee nummers hadden we al geschreven en gespeeld op onder andere Progfarm. De rest hebben we er de afgelopen tijd bijgeschreven.
FZ: En aangezien we maar één keer in de week repeteren, is dat geen proces dat in een paar maanden afgerond is. Wanneer je acht best ingewikkelde nummers voor een cd wil klaarstomen dan ben je echt wel even bezig. Ondanks het feit dat we allemaal best ervaren zijn en we heel erg prettig kunnen samenwerken, kost het toch erg veel tijd. En we zijn heel erg kritisch. Soms worden er dingen waar we weken aan gewerkt hebben uiteindelijk toch overboord gegooid.
EG: En als je op zo´n avond geen inspiratie hebt, dan is je avond gewoon weg.
Hoe kijken jullie terug op jullie eerste cd (“On Dry Land”), als je bijvoorbeeld kijkt naar reacties en optredens?
EG: Ja, dat was fantastisch! Met de eerste cd hadden we zoiets van “We zien wel waar het schip strandt!”. En vervolgens krijg je overal goede recensies, waarbij je soms totaal niet kan inschatten hoe belangrijk dat is. Als iemand in Oezbekistan schrijft hoe fantastisch dit is, wat heb je daar dan aan uiteindelijk?
FZ: We waren heel erg verbaasd hoor. We hoopten natuurlijk wel dat we goede recensies zouden krijgen. De eerste recensie stond geloof ik in OOR, en die schreven een gematigd positieve recensie, we werden niet afgebrand, maar meer in de trend van “het is best leuk wat die jongens doen”. En toen hadden wij al zoiets van “nou, dat is leuk om te horen”. En vervolgens kwamen al die andere recensies in iO-pages en websites en die schreven ons aardig richting de hemel en daar waren we best verbaasd over. Het werd op het laatst een beetje blasé, zo van “oohh weer een goede recensie, nou leuk”. (gevolgd door hilariteit van beide mannen)
EG: Bij een recensie die ik laatst over ons las, had ik echt het idee dat het helemaal niet meer over ons ging.
FZ: Ze schreven dat het een wonder was dat we nog niet door een echte producer waren ontdekt en dat we nog niet door een grote platenmaatschappij waren opgepikt.
EG: Dit enthousiasme was toch wel meer dan we verwacht hadden ja.
FZ: Alhoewel we dat later wel een beetje zijn gaan relativeren hoor. Want als je op zulk soort bladen en sites verder leest, dan merk je dat andere bands, waarvan wij vinden dat ze ongelooflijk saaie muziek maken, ook de hemel in geschreven worden. En dan ga je toch een beetje relativeren; dat heeft kennelijk toch te maken met het feit dat er tegenwoordig heel weinig cd´s een slechte recensie krijgen. En of ze dat nu doen omdat ze zulke goede connecties hebben met bijvoorbeeld platenmaatschappijen weet ik natuurlijk niet.
EG: Sommige bands zijn echt uitgesproken saai! En dat zegt dan ook misschien iets over de rest van de recensies. Maar alles bij elkaar waren de reacties hartstikke fijn natuurlijk!
Heeft het album het goed gedaan als je kijkt naar de verkoopcijfers?
EG: We hebben in elk geval de kosten van het maken van (“On Dry Land”) eruit gehaald en zelfs een klein beetje meer en dat bedragje steken we weer in ons nieuwe album. In elk geval heeft de cd ons “op de kaart gezet”. Niemand had ooit van ons gehoord en nu kennen veel mensen onze naam door die cd en al de recensies e.d. Achteraf hebben we wel een beetje een sukkelige naam gekozen. Een Engelse site schreef over een man die bij een stand stond en vroeg “Do you have Nice Beaver”, dat gaf natuurlijk hilariteit bij de mensen die bij die stand stonden, en ja, dat is natuurlijk toch wel leuk. We hebben best veel leuke reacties op onze naam gehad, maar ook slechtere.
FZ: Zo wilde onze platenmaatschappij Cyclops dat we persé een bever op de hoes zetten, want op onze eerste hoes stond geen bever en volgens Cyclops zouden daar rare associaties van kunnen komen.
EG: Maar als je je plaat dan bij Amazon of CD Now ziet staan, is dat natuurlijk wel heel erg gaaf. Ik heb er meteen eentje besteld. (lacht)
Hoe zijn de nieuwe nummers ontstaan? Is er steeds één persoon die met ideeën aankomt?
EG: Nee, dat gebeurt nooit. Het gebeurt altijd spontaan in de oefenruimte.
FZ: Soms komt het door jammen, dat je merkt dat er iets leuks tussen zit dat we dan vast houden en verder uitwerken. Soms haalt Erik een fantastisch geluid uit zijn keyboards en dat is soms zo inspirerend dat ik daar vervolgens op begin te drummen, daaruit kan iets ontstaan. Soms heeft Peter een bepaald basloopje dat inspirerend werkt of ik heb een bepaalde drumpartij waarop de rest mee gaat doen, het gebeurd altijd spontaan.
En jullie nemen alles steeds op?
FZ: Ja, er zijn altijd wel een paar microfoons en Erik heeft altijd een minidisk staan.
EG: Maar dat betekent wel, en zeker met die lange nummers van rond de twaalf minuten, dat je veel moet knutselen en er veel over moet praten en nog eens spelen, overgangetjes oefenen enz.
FZ: Het praten valt op zich nog wel mee, we zijn geen vergader band.
EG: Nou, daar moeten we nog maar eens over praten. (lacht)
Wie is er verantwoordelijk voor de teksten?
FZ: Die worden hoofdzakelijk door Erik geschreven.
EG: Een aantal nummers heb ik samen met Hans geschreven.
Op “On Dry Land” stonden al wat verwijzingen naar Amerika en nu gaat de nieuwe cd “Oregon” heten. Dan is de logische vraag: wat hebben jullie met Amerika?
EG: Ik persoonlijk vind het wel een fijn vakantieland. “Oregon” gaat een beetje over dromen en verwachtingen. Oregon was de eerste staat waar de goudkoorts begon, de trek naar het wilde westen was naar Oregon. En de mensen die daarheen wilden, moesten de Rocky Mountains over, een barre tocht. Ik geloof dat een derde het niet eens haalde. Op de nieuwe cd staat een nummer dat Oregon heet en dat gaat een beetje over een bandje dat heel onschuldig begint met een eerste optreden ze ontmoeten iemand die zegt “Nou, ik heb wel wat ideeën, blijf maar bij mij dan komt het goed!”, echt zoals een onervaren bandje begint. Dan komen de Rocky Mountains met onbetrouwbare types en platenmaatschappijen en alles wat er maar mis kan gaan, en wat blijft er dan nog over? Dat is een beetje het thema. En Amerika als beloofde land is daar natuurlijk een mooi beeld bij.
FZ: En Oregon is ook nog eens “The Beaver State”.
EG: Elke staat heeft zo zijn eigen naam of beest. Vroeger hadden al die staten hun eigen geld en op de eerste dollar van Oregon stond ook een bever.
FZ: Amerika is natuurlijk best een interessant land, ik ben niet zo gek op Amerikanen maar het blijft een fantastisch land.
EG: We zijn ook een keer met z´n vieren naar New York geweest, dus ja, we hebben er wel wat mee.
Erik, jij bent in principe de zanger van de band, maar ook Hans (Gerritse, gitarist) neemt regelmatig de zangpartijen voor zijn rekening. Hoe gaat dat in zijn werk? Schrijven jullie bewust stukken voor elkaar of ontstaat het gewoon?
EG: De zang van Hans speelt een grotere rol op Oregon trouwens, maar we schrijven niet bewust voor een zanger. Uiteindelijk komt er een stuk uit dat de één beter doet dan de ander. Ik heb een wat krachtigere stem dan Hans, dus als we moeten blazen dan doe ik het meestal.
FZ: Hans heeft misschien wat minder techniek, maar hij heeft een wat warmere stem, wat lyrischer en voor bepaalde passages leent zich dat beter.
Jullie zitten in een luxe positie…
EG: Ja, dat is zeker waar. We hebben twee mensen die in ieder geval een liedje kunnen dragen en dat is belangrijk. Je moet gewoon een beetje afwisselen, alleen mijn stem gaat ook vervelen.
Maar Hans zingt dus meer dan op “On Dry Land”?
EG: Ja, kijk, Hans is van huis uit geen zanger, dus hij moest een beetje gene overwinnen denk ik.
FZ: Hij is beter gaan zingen vind ik. Ten tijde van “On Dry Land” kostte het hem best moeite om alles er een beetje zuiver uit te krijgen en je merkt dat het nu veel natuurlijker gaat.
Op jullie eerste cd zaten nogal eens van die passages met flink tegendraads spel waarbij soms een flink blik met herrie werd opengetrokken zonder dat de melodie uit het oog werd verloren. Nu heb ik op 25 oktober voor het eerst live de nieuwe nummers gehoord en het viel mij op dat er minder van zulk soort passages te vinden waren. Nu is dat erg moeilijk te zeggen na slechts één luisterbeurt, maar is dat bewust gedaan of gewoon zo gegroeid?
EG: Nou, een blik herrie is het nog steeds wel hoor. (lacht)
FZ: Ik denk dat zulke passages ook in de nieuwe nummers veel voorkomen hoor. “Oregon” is ook een blik herrie met rustige stukken erin verwerkt, dat contrast zit er nog steeds in. We werken nog steeds met twee verschillende soorten maten door elkaar heen bijvoorbeeld.
EG: En als het zo is wat je zegt, dan hebben we dat zeker niet bewust gedaan.
FZ: Het is wel zo dat we het idee hebben dat we wat ontwikkeld zijn in onze stijl. Ik denk dat onze smaak wel wat geëvolueerd is de afgelopen paar jaren. Dat de nummers een andere impact hebben dan de eerste cd zou wel kunnen. Ik vind het zelf echt meer volwassen geworden.
EG: Het is misschien wat beter gedoseerd. Op de eerste cd stond soms wel erg veel kabaal.
Op “On Dry Land”, jullie eerste cd, werd ook vaak gespeeld met verwachtingspatronen, je denkt een nummer door te hebben en opeens veranderd het drastisch. Hope You Don´t Mind, waar op een gegeven moment letterlijk de knop omgaat, is daar een goed voorbeeld van.
EG: Ja, dat element zit ook in de nieuwe cd. Het zijn allemaal stukken die veel van elkaar verschillen.
FZ: Kijk maar naar Nights In Armour, waarin we opeens in het midden een laidback-achtig jazz stuk spelen, dat verwacht je totaal niet. Misschien dat het voor de toehoorder anders ervaren wordt, dat weet ik niet, maar wij hebben het idee dat zulk soort verrassingselementen er nog steeds in zitten. Je hebt natuurlijk ook alleen de live versie gehoord, een nummer groeit in de studio ook nog wel wat. Op het moment dat je bezig bent met bijvoorbeeld het dubbelen van gitaarpartijen, het toevoegen van effecten en dat soort dingen, kan het best zijn dat er nog “grapjes” ontstaan. Die schakelaar in Hope You Don´t Mind is ook pas in de studio ontstaan, die hebben we daarvoor ook nooit gehad.
EG: Mike (van Dalm de producer van de band – MG) is wat dat betreft ook een belangrijke factor.
In hoeverre heeft jullie producer invloed op de muziek zoals jullie die nu voorbereid hebben?
EG: Je hebt hem net aan het werk gezien, hij bepaalt best veel. Hij heeft de opdracht om voor ons een mooie plaat te maken, die ons het beste weergeeft.
FZ: Hij is natuurlijk het minst bevooroordeeld, hij heeft niet meegeschreven aan de nummers. Hij kan als een outsider de boel bekijken.
Levert dat wel eens conflicten op, dat hij dingen anders wil dan jullie of andersom?
FZ: Ja natuurlijk wel, maar daar stappen we heel snel overheen, we krijgen er geen ruzie over. Als Mike merkt dat wij blijven bij ons standpunt, dan bindt hij in. En soms luisteren we wel naar Mike.
EG: Over het algemeen zullen we beide opties proberen en dan kijken we wel wat we er van vinden. Als hij suggesties heeft proberen we die gewoon.
FZ: En qua details heeft Mike zeker wel ideeën om bepaalde dingen iets anders te doen. Voor we de studio ingingen is hij ook een keer komen kijken en dan komt hij ook met opmerkingen als: “Waarom doen jullie dat zo?” en zulk soort dingen. Soms is dat best een openbaring. Als je ergens heel erg intensief mee bezig bent dan zie je dingen soms gewoon niet meer, je hebt het dan al zo lang op een bepaalde manier gedaan dat je bepaalde dingen niet meer ziet.
Ik had begrepen dat het nummer “Morphine” op de nieuwe cd over verslaving gaat, maar ook over vrouwen, leg eens uit.
EG: Het gaat eigenlijk uitsluitend over vrouwen. Het beeld wat ik er bij heb is die Pisang-Ambon-commercial, je weet wel met die vochtige exotische vrouw en het feit dat je daar gewoon verslaafd aan kan raken. Ferry zal dat onmiddellijk beamen, dat dit bij vrouwen zo kan zijn. Ik heb alleen maar de vergelijking getrokken met morfine.
FZ: Wilde je beweren dat ik een vochtige en exotische vrouw heb? (Hilariteit alom).
EG: Ik denk dat dit nummer het meest bizarre van de hele plaat is. Tekstueel maar ook muzikaal.
Het nummer kwam op mij echt als “een liedje” over, vrij kort en bondig.
FZ: Dat hebben we heel bewust gedaan hoor. We hadden op een gegeven moment een paar van die epossen, we hadden Nights In Armour, Two Brides For Two Brothers en we hadden Oregon en toen hadden we zoiets van “Ja jongens, we moeten niet alleen maar van die nummers van acht tot twaalf minuten hebben”. We moesten er ook een paar compacte songs tussen hebben die lekker aanspreken. Een beetje tegenwicht voor de cd.
EG: Kijk, het muzikale thema is binnen die tijd ook wel van voren naar achter bekeken en tekstueel ook eigenlijk wel. Het gaat gewoon over iemand die valt voor een fatale vrouw en net als verslaving loopt dat altijd verkeerd af. Dat thema is ook redelijk snel bekeken. We lopen trouwens nooit met de gedachten van “We willen alleen maar lange nummers”.
FZ: Nee, dat ontstaat gewoon zo.
EG: Ik hoor zo vaak “Aanbeveling! Dit nummer duurt 25 minuten, dat zal wel wat zijn!”, maar dat is bij ons nooit de begingedachte. Als er meer in zit dan kunnen we er ook meer uit halen, maar als het er niet in zit dan is het ook goed.
“Any Other Day” bestempelde jullie op je laatste optreden als “ons Toto nummer” …
FZ: Ja, dat komt eigenlijk door de drumpartijen. Er was op een gegeven moment een ideetje van mij en het gevoel dat dit teweegbracht bij de andere jongens was Toto. Of het nu echt zo´n Toto-nummer is geworden, kan je jezelf echt afvragen.
EG: Het was wel op dat moment zo dat we vonden dat er een wat normaler nummer bij moest, want het was anders misschien wel erg gek geworden. En met die gedachte zijn we er ook aan begonnen.
FZ: Het is ook vrij straight opgebouwd, het heeft een thema, een brug en weer een thema.
Echt een single?
EG: Ja, maar zo berekenend zijn we natuurlijk niet. De plaat had absoluut zoiets nodig. En of we gelijk hebben zal maar moeten blijken als de plaat af is. Het geluid is gewoon wat minder extreem dan op andere nummers.
FZ: En Hans doet erg veel leuke dingen op gitaar. Er zit ook wel een beetje een jazzy feel in.
Eén van de sterkste nummers vond ik Two Brides For Two Brothers. Het gaat over de gebeurtenissen rond 11 september in Amerika en over hoe jullie dat ervaren hebben?
EG: Er is een film die heet “Seven Brides For Seven Brothers” en daar is dit een beetje een variant op. Ik ben wel vijf keer in New York geweest en ik heb ook vijf keer op die toren gestaan, dus toen die torens naar beneden gingen was mijn eerste reactie “Hé, dat zijn mijn gebouwen!”, weet je wel. Ik voelde het heel persoonlijk. Had echt iets van “Blijf met je poten van mijn gebouwen af!”. Dat er ook een paar duizend mensen bij gevallen zijn drong in het begin niet eens tot me door. En die kwaadheid zit wel een beetje in het nummer. Het eerste deel is een beetje een dromerige beschrijving van er gebeurd is. De mensen die uit de ramen springen, torens die omvallen als holle bomen en kantoormensen die onder het stof verdwaasd rondlopen, dat wordt er allemaal letterlijk in beschreven. Het tweede deel gaat over hoe dat onze kijk op de wereld heeft veranderd, maar ook over hoe Amerika met de rest van de wereld omgaat. Het is voor ons een lastig nummer om te spelen, omdat je die toon moet vast blijven houden. Er moet een bepaalde gedragenheid in blijven zitten.
FZ: Voor mij is het het mooiste nummer dat we ooit geschreven hebben, samen met Nights In Armour.
Ik heb begrepen dat Love On Arrival ook weer van stal gehaald is? Deze stond toch ook op jullie demo-album?
EG: Ja, wij hadden zelf zoiets van “We willen alleen maar nieuw materiaal.”, maar in de zomer hebben we de hele cd al in de oefenruimte opgenomen met Mike erbij, om te horen wat we nu eigenlijk hadden en daar zat hij toen nog niet bij. En toen vond Mike dat er echt een stevig rocknummer ontbrak. En dit nummer is live altijd een succes, we zijn overstag gegaan. Het heeft ook wel met de lengte van de cd te maken, er kon nog iets bij en ook qua thema past het er wel bij.
FZ: Het is ook een nummer dat de tand des tijds altijd bij ons heeft doorstaan.
Hoe lang gaat de nieuwe schijf duren?
FZ: We gaan het uur wel overschrijden. En dat is langer dan onze vorige cd.
Waar gaat het laatste nummer Lawnmowers Day Off eigenlijk over?
EG: Het beeld wat ik erbij heb is een grasmaaier op het strand, die zich daar dus totaal misplaatst voelt. En dat is een beetje hetzelfde gevoel als dat ik heb op het strand. Voor iedereen is dat de normaalste zaak van de wereld en ik sta daar dan. Ik heb eigenlijk wel wat beters te doen. Echt een gevoel van ‘ergens niet op je plek zijn’, ‘ergens niet tussen horen’. En ook een beetje onze positie in de progscene zeg maar. We zitten er dan toevallig, maar er zitten heel veel elementen aan waarin we ons helemaal niet thuis voelen en dat beeld is het een beetje.
Had je liever bij een andere scène gehoord?
EG: Nee, niet per saldo, uiteindelijk zitten we wel op ons plekje, maar er zijn plekken waar je jezelf totaal niet thuis voelt, zoals in de disco of zo, daar weet ik me dus echt geen raad (Erik laat even wat van zijn dansjes zien-MG). En Lawnmomer is wat mij betreft een saluutje aan Genesis‘ Me, I’m Just A Lawnmower.
FZ: We zijn ook nooit een bewuste progband geweest, we zijn echt ons eigen ding gaan doen en toen kwamen we toch in de meer “intelligentere” muziek terecht, met maatsoorten, breaks en tempowisselingen en zo en al doende werden we steeds meer prog. Ik denk dat we nu nog meer prog zijn dan met onze vorige cd. Dat we nu in “dit vakje” gevallen zijn en daar redelijk succes mee hebben, vinden we natuurlijk hartstikke leuk en dat waarderen we heel erg, maar het is nooit een bewuste richting geweest.
Erik, je maakt de teksten pas als het nummer helemaal af is?
EG: Ja, meestal is dat wel zo. Kijk je moet toch een zangmelodie hebben, dus ik begin meestal maar wat te brabbelen en daar blijft heel vaak wel iets van over hoor, omdat dat dan toch het oorspronkelijk gevoel wel verwoord. Het refrein van Lawnmowers Day Off is “I wish I could get out of here” en dat zong ik eigenlijk al vanaf de eerste dag. Dus dat gevoel blijft.
In hoeverre vind je het belangrijk om een verhaal te vertellen of een boodschap over te brengen?
EG: Een boodschap dus totaal niet. Een verhaal wel. De teksten moeten het geheel een extra dimensie geven. De muziek moet op zichzelf kunnen staan, maar als je er met tekst nog een leuk verhaal mee kan brengen is dat alleen maar meegenomen. Per saldo gaat het erom dat je iets moet kunnen articuleren en dat wordt dan een tekst. Als wij morgen instrumentaal zouden moeten worden, zou dat echt geen ramp zijn. Als ik geopereerd zou worden en niet meer kunnen zingen zou dat voor ons geen probleem zijn. Ja het is voor mij natuurlijk dan wel een beetje vervelend (lacht), maar het zou niet het einde van de band zijn.
FZ: We zouden best voor Ozric Tentacles door kunnen gaan.
EG: Ja, als Ozzie’s Tentenkamp (hilariteit)
Wat vinden jullie van de bands in de huidige symfoscene ?
EG: We delen wel een aantal prog muzikanten samen, zo was Spock’s Beard tot een jaar geleden wel onze gemeenschappelijke deler. Ook Pain Of Salvation is dat absoluut en we zijn allemaal erg gecharmeerd van OSI. Maar ook Porcupine Tree en A.C.T. in wat mindere mate. Dat zijn vooral bands die interessant zijn voor ons om naar te kijken / luisteren.
Laten jullie je daar ook door beïnvloeden?
FZ: Ja hoor, ik denk het wel. Als ik voor mezelf praat dan zei ik net al dat onze muziek zich van de vorige cd naar deze toe toch wel wat geëvolueerd heeft en misschien wel meer prog is geworden, dan komt dat omdat ik de afgelopen tijd meer naar prog ben gaan luisteren.
Ferry, nog een vraag speciaal voor jou.
EG: Hè hè, eindelijk!
Ik ben zelf enorm onder de indruk van je drumspel, ik heb je nu meerdere keren aan het werk gezien en het blijft geweldig om naar je te kijken want er gebeurd altijd zo ontzettend veel, maar ik vind ook dat je drumspel zo’n leidende rol heeft in jullie muziek. En nu heeft elke drummer wel een leidende rol, omdat ze de basis moeten aangeven, maar ik vind dat jij veel verder gaat dan dat omdat jij soms briljante ideeën in de muziek stopt. Hoe ervaar je dat zelf?
FZ: Nou, allereerst als een zeer groot compliment. Ik vind dat ontzettend leuk om te horen. Ik kan er wel wat antwoorden op geven. Ik denk dat ik technisch niet zo veel bagage heb, ik ben een drummer die het helemaal van de zondagavond moet hebben (de vaste oefenavond van de band – MG). Ik heb thuis geen drumstel staan waar ik regelmatig achter kan kruipen. Het niveau van een drummer als die van Spock’s Beard daar kom ik echt nooit bij, maar ik denk dat ik wel goeie ideeën heb en ook best wel intelligente ideeën met rare ritmes en dat soort dingen. En dat is best belangrijk voor een drummer en dat gecombineerd met het feit dat ik vind dat ik best strak speel geeft dat de nummers wel een bepaalde drive. Maar zoals gezegd maken we de muziek met z’n vieren en dat ik daar dus voor een kwart verantwoordelijk voor ben klopt wel. Kijk, Peter is een geweldige bassist met een belangrijke rol, maar het valt minder op, zeker op het podium waar mensen mij in het zweet zien werken en hem er misschien “een beetje bij zien staan”. Ik heb misschien wel een aparte stijl, ik sla bijvoorbeeld heel erg hard en daar komt die gedrevenheid weer naar boven. En met het feit dat ik zo hard mep is ook niet iedereen altijd even blij, in zo’n studio is dat best lastig opnemen (lacht).
Drum je al lang en heb je er lessen voor gevolgd?
FZ: Lessen van betekenis heb ik eigenlijk niet gehad. Ik drum al heel lang, ben op mijn elfde jaar begonnen (hij is nu 47 – MG) met schoenendozen e.d. Op mijn veertiende had ik mijn eerste drumstel geloof ik. Wel een paar lessen gehad, maar ik was te lui om te studeren. Gelukkig hadden mijn ouders een vrijstaande woning toen ik jong was met een garage en daar bovenop zat een zolder en daar stond mijn drumstel. Ik leerde het door gewoon met platen mee te spelen.
EG: Kan je nagaan hoe hard die plaat gestaan moet hebben (lacht).
Dank voor jullie tijd, willen jullie nog iets toevoegen?
EG: Koopt Hollandsche waar (lacht).
Interview: Maarten Goossensen & Markwin Meeuws
Tekst: Maarten Goossensen