Door: Govert Krul
David Sylvian is op 23 februari 1958 als David Batt te Beckenham (Kent) geboren en richt in 1974 samen met broer Steve Batt (later Steve Jansen), Richard Barbieri en de in 2011 overleden basgitarist Mick Karn de glamrock band ‘Japan’ op. Binnen deze stroming brengt de band in 1978 twee – vooral in retro perspectief – succesvolle albums “Adolescent Sex” (waarvan de gelijknamige hitsingle) en “Obscure Alternatives” uit, alvorens zich in 1979 met “Quiet Life” te richten op een eveneens trendgevoelige new wave / synthpop sound. Hoewel het op Roxy Music en David Bowie georiënteerde geluid uit deze periode de toets der kritiek ruim doorstaat, wordt Japan in deze tijd vooral bekend met de Velvet Underground cover All Tomorrow’s Parties en later met Smokey Robinson cover I Second That Emotion.
Echte naamsbekendheid krijgt Sylvian in 1980 en 1981 met de twee ‘New Romantic’ klassiekers “Gentlemen Take Polaroids” en “Tin Drum”, met de hitsingle Ghosts als belangrijkste wapenfeit. Na een reeks van interne conflicten wordt Japan na het live album “Oil On Canvas” in 1983 officieel begraven en is de weg vrij voor Sylvian als enig stuurman zijn hart te volgen met zijn eerste soloalbum “Brilliant Trees” in 1984. De van dit album afkomstige single Red Guitar wordt slechts een bescheiden hit, maar betekent voor velen meer dan de notering op de ranglijst doet vermoeden. Een single van een nog grotere importantie was een jaar eerder Forbidden Colours, als onderdeel van de soundtrack ‘Merry Christmas, Mr. Lawrence’ met hoofdrollen voor Ryuichi Sakamoto (o.a. Yellow Magic Orchestra) en David Bowie. Ryuichi Sakamoto zou ook in het vervolg van Sylvian’s carriere een rol blijven spelen met zijn regelmatige inbreng.
Nadat Sylvian in 1986 met het hier en daar zwaar aan Robert Fripp gerelateerde “Gone To Earth”een van zijn mooiste albums uitbrengt en vervolgens in 1987 zijn poëtische kant verder demonstreert op het sfeervolle en toegankelijke “Secrets Of The Beehive”, glijdt hij enkele jaren af in een depressie waarin gebukt gaat onder de strijd tegen zijn ‘inner demons’. Een strijd die hij beslecht met hulp van goeroe J. G. Bennett, op aangeven van Robert Fripp. In de jaren 1988 en 1989 levert Sylvian in samenwerking met de Duitse musicus en geluidstechnicus Holger Czukay nog twee slecht begrepen albums “Plight And Premonition” en “Flux And Mutablity” die vooral ‘geluid’ en nauwelijks ‘muziek’ bevatten.
Met een Japan-reunie onder de noemer Rain Tree Crow doet Sylvian in 1991 enkele voorzichtige passen terug naar het muzikale podium, een samenwerking die overigens ternauwernood een album oplevert en bevestigt dat een meer duurzame, voltallige (Sylvian brengt met broer Steve onder de naam ‘Nine Horses’ in 2005 nog wel het ritmisch verantwoorde album “Snow Borne Sorrow” uit) samenwerking er niet meer inzit. De samenwerking met Robert Fripp werpt in 1993 echter wederom zijn vruchten af op het aan King Crimson refererende album “The First Day”.
Nadat Sylvian in 1999 zijn meest organische en nagenoeg volmaakte album “Dead Bees On A Cake” aflevert – commercieel gezien zakt hij overigens al sinds “Brilliant Trees” steeds verder af – heeft hij na een slechts enkele jaren standhoudend huwelijk met zangeres Ingrid Schavez opnieuw het nodige te verwerken. Deze keer slaat hij in 2003 terug vanuit zijn creatieve kant met het zwaar bediscussieerde album “Blemish”. Een grillig album dat haaks staat op zijn voorganger en waarop elke vorm van sfeer ontbreekt. Artistiek gezien beleeft Sylvian hier wellicht zijn hoogtepunt, commercieel gezien speelt hij geen rol van betekenis meer. Het laatste streeft hij ook allerminst na, getuige zijn innige maar zo mogelijk nog desolatere werk “Manafon” uit 2009.
Na nog enkele geremixte en aangepaste heruitgaven van eerder uitgebracht materiaal wordt het anno 2012 in muzikaal opzicht wat stil rond David Sylvian. Door fysieke klachten ziet hij zich genoodzaakt een uitgebreide tournee af te zeggen en tot nieuw studiomateriaal is het vooralsnog niet gekomen, hoewel nog een nieuwe release in samenwerking met Jan Bang en Erik Honoré in de maak is. Een periode van twintig jaar als soloartiest die begint in 1982 wordt bekroond met het verzamelalbum “A Victim Of Stars 1982 – 2012” en biedt een prachtig overzicht van de muzikale ontwikkeling, de welhaast onuitputtelijke creativiteit en het enorme talent van de artiest David Sylvian. Of deze ontwikkeling nog een volgend decennium kent, zal de tijd leren.