|
Kort na het beëindigen van de Tweede Wereldoorlog verscheen de piepjonge Duncan Browne ten tonele, die voorbestemd leek om in de voetsporen van zijn vader te treden en een carrière bij de luchtmacht lag dan ook voor de hand. Om gezondheidsredenen ging die vlieger evenwel niet op en voorzichtig zette jonge Duncan zijn eerste stappen in de muziek- en theaterwereld.Hij bracht drie jaar door op de Londense Academie voor Muziek en Drama en waagde zich vervolgens behoedzaam op muzikale paden. Halverwege de jaren zestig richtte hij een folktrio op, dat het uiteindelijk (met behulp van Rolling Stones manager Andrew Loog Oldham) tot 1 singletje bracht. De volgende stap was een heuse langspeler en in 1968 zag “Give Me Take You” het levenslicht. Browne oogstte redelijk wat succes met zijn aan The Zombies en The Moody Blues refererende muziek, maar commercieel gezien sloeg het weinig gensters (vonken, red.) en daar was het nakende failliet van het platenlabel Immediate debet aan. De samenwerking met David Bretton (die de teksten voor “Give Me Take You” had aangeleverd) kwam na een korte gezamenlijke bijdrage aan de film “Time For Dreams” (1970) tot stilstand.
Pas in 1972 stak Browne weer de neus aan het venster met de single “Journey” maar bij gebrek aan een opvolger stokte het raderwerk alweer. Het daaropvolgende jaar bracht hij zijn tweede solo album uit dat simpelweg “Duncan Browne” als titel meekreeg. Browne’s carrière stagneerde en ook samenwerkingsverbanden met Colin Blunstone en singer-songwriter Tom Yates brachten weinig zoden aan de dijk. Halverwege de jaren zeventig kantelden zijn kansen na een ontmoeting met Peter Godwin. Samen richtten ze Metro op een brachten in 1977 het album “Metro” uit, dat door een journalist van New Musical Express als ‘subtiel gebrachte gesofisticeerde poprock’ omschreven werd. Het nummer Criminal World zou later door David Bowie opgepikt worden voor diens “Let’s Dance” album. Browne hield het evenwel vrij snel voor bekeken en probeerde voor de derde keer zijn solo carrière van de grond te krijgen. Drie is scheepsrecht, want het in 1978 uitgebrachte “The Wild Places” bracht eindelijk soelaas voor de wat verlegen Browne en dankzij het bescheiden hitsucces van de titeltrack (evenwel enkel in de Benelux) leek zijn carrière het goede spoor gevonden te hebben. In 1979 verscheen de opvolger “Streets Of Fire” maar het beoogde effect van succesbestendiging bleef uit. Enigszins gedesillusioneerd door het uitblijven van erkenning, besloot Browne een stap terug te zetten.
In de jaren tachtig zou hij nog één keer een kleine bijdrage leveren aan de hitparade met het nummer “Theme From The Travelling Man”, een televisiereeks waarvoor hij dankzij zijn oude vriend en regisseur Sebastian Graham-Jones de muziek had aangeleverd. Het schrijven van muziek voor film, televisie en theater was ondertussen zijn hoofdbezigheid geworden en zou uiteindelijk leiden tot zijn aanstelling als muzikaal directeur voor de theaterproductie “Brel”.
Begin jaren negentig werd bij Duncan Browne kanker vastgesteld en ondanks een moedig gevecht tegen deze slepende ziekte, viel op 28 mei 1993 het doek definitief voor deze bescheiden doch getalenteerde muzikant.
Discografie
Album: Wild Places Jaar: 1978 Voor recensie klik hier |
|
Album: Streets Of Fire Jaar: 1979 Voor recensie klik hier |