Interview: Hans Ravensbergen
Datum: 04-09-2012
Het allermooiste aan schrijven voor en verbonden zijn aan Progwereld is het vinden en ontdekken van verborgen talenten. Of er met de ontdekking van de in 1952 geboren Philhelmon nog wel sprake is van talent, is een vraag die zeker gesteld mag worden. Meer prangend is de vraag waarom Progwereld niet eerder in aanraking kwam met Henk Bol, want die naam gaat schuil achter Philhelmon. Met behulp van een waslijst aan vrienden en internet produceerde hij in zes jaar tijd zijn tweede soloalbum “Enjoy It While It Lasts”. Hoe dat allemaal in zijn werk is gegaan, maar ook wie Henk Bol is willen we onze lezers niet onthouden. Het antwoord op deze en ook andere vragen zijn we gaan halen in Barendrecht, in de muziekbuurt bij Philhelmon thuis.
Laten we eens starten met het begin. Welke namen gaven je ouders op 26 april 1952 aan jou?
Hendrik Philemon Johannes… Maar wanneer je die naam gaat googelen kom je gelijk bij de Bijbelse genootschappen en namen terecht. Het was meen ik een herbergier die zijn huis altijd voor iedereen had openstaan. Mijn ouders waren ook zo dus dat was een toepasselijke naam en bij ons is het ook altijd een zoete inval. Ik heb die naam toen veranderd in Philhelmon. Daar zit ook de Engelse naam Phil en philharmonisch in en het bleek bovendien unieke naam te zijn nadat ik dat had getest via Google. Uit oogpunt van eventuele marketing is dat ook wel handig natuurlijk.
Kan je wat meer vertellen over je achtergrond? Hoe en waar ben jij opgegroeid? Werd er vroeger bij jou thuis eigenlijk aan muziek gedaan?
Ik ben geboren in Sassenheim, in de Bollenstreek. Maar wil je dit echt allemaal weten dan?
Bij ons werd er niet echt aan muziek gedaan al zong mijn vader wel in een koor. Mijn opa van mijn vaders kant was koordirigent. De broer van mijn vader speelde drums en mondharmonica. Mijn vader kwam uit de Hoekse Waard en mijn moeder uit Leiden. Je vraagt je af hoe dat mogelijk was, maar dat had alles met de oorlog te maken. Op mijn derde verhuisden mijn ouders naar Rotterdam.
De kunstzinnige richting komt bij mijn moeder vandaan. Al haar broers deden iets in de kunst (illustrator, Delfts blauw schilder, bronsgieter, fotograaf). Wanneer ik bij mijn opa en oma in Leiden was wilde ik altijd hun buurjongens bezoeken. Die heetten van Egmond van hun achternaam en speelden allebei op een elektrische gitaar van het toen enige Nederlandse gitaarmerk Egmond. Dat is me altijd bijgebleven. Verder had de jongste broer van mijn moeder een mooie platencollectie die ik erg interessant vond en het draaien daarvan had altijd iets magisch. Daar zaten platen bij van Buddy Holly, Elvis en The Shadows en toen was ik eigenlijk al verkocht.
Wanneer wist jij dat je muzikant wilde worden? Zijn er gebeurtenissen, omstandigheden of personen geweest die je er toe aanzetten om muziek te maken?
Dat was in 1960. Ik was acht jaar oud en de foto’s van Fender Stratocaster en Burns gitaren bij The Shadows leken rechtstreeks van een andere planeet te komen en maakten een onuitwisbare indruk op mij. Ze waren pas een paar jaar later te koop in Europa en dan nog voor onbetaalbare prijzen. Daar was ik helemaal gek van en wist toen dat ik dat zelf ook wilde spelen. Ik weet nog goed dat ik uit het magazijn van de kruidenierszaak van mijn vader een stel platte bonbondozen pakte en daar met breiwol een stel snaren op spande en stond te playbacken (inmiddels zijn er wereldkampioenschappen luchtgitaar spelen, HR). Ik heb mijn ouders eerst de kop gek gezeurd om een drumstel voor me te kopen. Die kreeg ik natuurlijk niet want daar was geen geld voor. Ik kreeg toen wel een Unicon lesgitaar en mocht op gitaarles. We hadden thuis ook nog geen televisie. Ik zat toen altijd al met mijn kop voor de Erres radio die had zo’n mooi groen afstem oog (zegt hij met Rotterdamse tongval, HR).
Ik heb die gitaarles wel geprobeerd, maar vond dat helemaal niks. Ik kwam daar om The Shadows te leren spelen maar moest liedjes van de Selvera’s en Johnny en Rijk leren en nog meer van die ka-u-tee liedjes die toen in de hitparade stonden. Eiersnijders waren het, die lesgitaren, dus het deed nog zeer aan je vingers ook. Ik was er toen snel mee klaar, maar die bewuste gitaar heb ik nog steeds.
In 1962 kocht mijn vader zijn eerste platenspeler en ik mocht het eerste singeltje gaan kopen. De eerste televisies kwamen in Nederland op de markt en ik vond dat allemaal magisch en wilde daar later gaan werken ook al snapte ik er snars van. Nadat we weer eens verhuisd waren repeteerde in het buurtclubhuis ook weer zo’n Shadows-achtig bandje. Daar was ik niet bij weg te slaan. Ik haalde mijn lesgitaar weer uit het stof en samen met wat andere vriendjes van school ben ik toen muziek gaan maken. Je had in de jaren zestig echt enorm veel bandjes, want een televisie was onbetaalbaar en op straat rondhangen vond ik maar niks. Na The Shadows ging het snel en kwamen The Beatles, The Stones, The Kinks, Pretty Things en in Nederland natuurlijk Q65, The Outsiders en noem maar op.
Van mijn krantenwijk kocht ik een gitaarelementje voor op mijn lesgitaar en leende de Erres buizen radio van mijn ouders om als versterker dienst te doen. Die radio hebben ze nooit meer terug gezien!
Rond 1966 had ik een klasgenoot en zijn vader was kerkorganist. Ze hadden daarom thuis de voor mij heilige bandrecorder en het allereerste Electronische Philicordia orgeltje. Ik zat daar natuurlijk elke dag na schooltijd om liedjes op te nemen i.p.v. huiswerk te maken. Ik had al heel snel door hoe ik een microfoon op de galmveren van dat orgeltje kon aansluiten. De techniek raakte verder in een stroomversnelling, het VOX orgeltje bij The Animals, de distortion in Satisfaction, de overdrive en de wahwah bij Clapton en Hendrix, de phasing bij the Small Faces, de Hammond bij The Nice, de Mellotron bij King Crimson, het was nauwelijks bij te benen. Na de beat volgde als vanzelfsprekend de bluesmuziek, weer een nieuwe uitdaging.
Toen we een nieuwe drummer nodig hadden vroeg ik een klasgenoot. Die had wel interesse, ik vroeg hem of hij een drumstel had, en hij antwoordde van nee… Binnen een half jaar hadden we zijn vader zo gek dat hij een drumstel mocht kopen. Komt nog eens bij dat hij ook Bol heette, Mels Bol.
Nee, geen familie van me. Later speelde hij nog bij Cuby + The Blizzards en Fontessa (met onder meer gitarist Frank van der Kloot, brachten in de jaren zeventig twee albums uit, HR).
Een paar jaar later zochten we een nieuwe toetsenist. Via een advertentie kwamen Mels en ik in contact met Cleem Determeijer, die zocht een nieuwe underground band. Hij kwam uit Rotterdam Noord, had een klassieke opleiding en kwam uit een muzikaal gezin. Via hem kwam ik in aanraking met klassieke muziek en voor dat ik het wist zat ik in De Doelen naar het Rotterdams Philharmonisch te luisteren. Ik heb een hoop van hem geleerd.
In 1970 hoorde ik voor het eerst Lucky Man van ELP op de radio en was met stomheid geslagen, zo’n geluid had ik nog nooit gehoord. Het woord alleen al ‘MOOG SYNTHESIZER’ klonk zo magisch in de oren! Het heeft daarna zeker nog een half jaar geduurd voordat ik eindelijk ergens een foto van die monsterlijke telefooncentrale zag. Daarna was ik niet meer te houden en verzamelde ik elke lp, foto, brochure of artikel dat over de synthesizer ging. Later leerde ik dat de Beatles hem al op het album “Abbey Road” hadden gebruikt en Keith Emerson was getriggerd door het allerbelangrijkste album in die tijd, “Switched On Bach” van Wendy Carlos. Een jaar later kwam Cleem met “The YES Album” aanzetten en ging ik aan een ander vriendje vragen of hij geen synthesizer voor ons kon bouwen, we hebben het geprobeerd maar niemand wist het eigenlijk echt. Ik geloof dat uiteindelijk Rick van der Linden de eerste EMS synthesizer in Nederland had, maar die vond het ook ingewikkeld zodat er bij een bepaalde knop een plakkertje zat met: ‘Blauw is vogeltjes geluid’. De eerste Mini-Moog zag ik uiteindelijk in het echt bij de firma Saris voor de lieve somma van 6500,- guldens, ik verdiende 250,- gulden per maand, haha. Via blues en hardrock evolueerde alles langzaam in wat we nu progrock noemen.
Uiteindelijk kregen we in 1974 een platencontract bij de toen nog grote Paul Acket. Even later brak de oliecrisis uit. Omdat olie de basis is voor vinyl kon je wel raden wat er gebeurde en vielen we buiten de boot. Kort daarna zijn we als band gestopt en zijn we individueel verder gegaan.
Cleem Determeijer sloot zich aan bij Finch, Mels Bol bij C+B, sologitarist Willem van der Wall bij Livin’ Blues en later The Urn. Wat ik altijd al veel interessanter vond dan optreden was opnametechnieken en studio’s. Het is een controleerbare omgeving en live moet je altijd maar afwachten wat het wordt. Op dat moment was ik dat even zat. Altijd maar slepen met je spullen naar optredens. Opbouwen en weer afbreken en veel rijden. Vanaf toen heb ik het anders aangepakt, ik solliciteerde bij elke studio in Nederland maar dat draaide helaas op niets uit. Ik ben toen mijn eigen studiootje maar begonnen. Als ik de kans krijg bezoek ik nog steeds elke studio die op mijn pad komt, waar dan ook ter wereld.
Uiteindelijk kon ik mijn eerste kleine Moog Satellite pas in 1975 kopen die prompt door Cleem Determeijer werd geleend voor de eerste lp van Finch. Dat was natuurlijk wel mijn entreeticket tot de prachtige EMI studio in Heemstede. In 1982 kreeg ik mijn eerste semi-modulare synthesizer, een ARP 2600 die ik overnam van Robert-Jan Stips. In 1995 bemiddelde ik voor Cleem en Arjen Lucassen om een Moog synthesizer en de expertise van mijn vriend John Havermans (die toen al een autoriteit was op Moog gebied) uit te lenen voor het eerste album van Ayreon.
Volgens mij eet, drink en adem jij muziek. Ik zal er vast naast zitten…
Nou daar kan je wel eens gelijk in hebben… Het was zo erg dat ik er haast een trauma aan heb overgehouden. Drie jongens uit dat gitaarbandje in 1968 waren gemiddeld vijf jaar ouder dan wij. Die zeiden dat ze definitief gingen stoppen omdat ze gingen trouwen. Een jaar of 21 waren ze toen. Ik dacht dat die helemaal gek waren geworden. Wij, de jonkies van 16 jaar, spraken toen af dat ons dat niet zou gebeuren en zie, vandaag de dag spelen wij gelukkig allemaal nog.
Philhelmon is een hobby, een uiting. Waarmee krijg jij je dagelijks brood op de plank?
Ik ben grafisch ontwerper en moet daarin nog vijf jaar. Dan ben ik 65 jaar en wordt ik fulltime muzikant haha!
In welke groepen/projecten speel je nog meer?
Ik heb vroeger in veel groepen gespeeld, maar om met een eigen band op het podium staan heb ik geen zin meer in. Waar ik gevraagd wordt val ik nog wel in. Dit soort muziek (Henk doelt op zijn eigen project, HR) houd ik voor mezelf en doe ik alleen thuis in mijn eigen studio.
Je levensfilosofie, je motto vinden we zeker terug in de albumtitel?
Zo kan je dat wel zien ja. Carpe Diem, pluk de dag, elke dag kan je laatste zijn. Ik ben nu 60 jaar en heb zelf nog niet zo veel voor mijn kiezen gehad. Maar om je heen vallen mensen weg of worden ernstig ziek. Dan denk je, geniet er maar van zolang het duurt. Ik heb daar ook nummers over geschreven zoals bv Keep The Faith. Het motto van de cd is dan ook:
Before me is the future, behind me is the past.
This is the present, enjoy it while it lasts.
Ky Fifer (zanger op het album) stuurde een foto van hem en zijn vrouw. Daarop staat hij met haar liggend in zijn armen afgebeeld. Ik vroeg hem of hij het over de top vond als ik de foto als cover zou gebruiken. Hij zei, het hele album is al over de top dus dat lijkt me geen probleem. Krijg ik daarna een mailtje van muzikant Nick Oosterhuis uit Duitsland die vond dat die foto veel weg had van een lp-hoes van 10CC. Ik heb dat toen nagezocht en toen bleek het een hoes te zijn van Hipgnosis (van het album “Deceptive Bends”, HR). Ik had er al zoveel werk inzitten en heb het toen maar zo gelaten.
“Enjoy It While It Lasts” is een omvangrijk project. Vertel eens over het ontstaan en het verloop van dit project.
Het begon allemaal in 2006, toen ik klaar was met een album van mijn vorige band (Precious Time, HR). In 1985 heb ik mijn eerste soloalbum gemaakt (nog steeds verkrijgbaar bij iTunes, HR) en ik had weer een aantal dingen opgespaard. Toen dacht ik dat het er maar weer eens van moest komen.
Ik wilde minimaal twaalf nummers op het album hebben omdat er 12 maanden in het jaar zitten. Omdat het ook niet eeuwig moest duren, nam ik mezelf voor dat het op mijn 60e verjaardag in 2012 gereed moest zijn. Ik ben niet zo snel en opnames kosten nu eenmaal veel tijd.
Eigenlijk is het helemaal verlopen zoals ik het heb gepland. Toen al wist ik dat ik toe zou werken naar de datum waarop ik zestig jaar zou worden.
Ik had toen ook al plannen om met allerlei gastmuzikanten te werken. Dat had ik in 1985 ook al gedaan, alleen met minder mensen. De meeste zijn er allemaal ook weer bij trouwens, al was ik er een aantal uit het oog verloren. Nick Oosterhuis was met zijn studio in 1985 vertrokken naar Duitsland. Maar via het internet ben ik ze allemaal weer op het spoor gekomen.
Ik heb vrijwel alle nummers zelf geschreven. John Geel heeft één nummer geschreven en Ky Fifer heeft wat arrangementen gedaan en me geholpen met wat teksten en nog enkele andere mensen. Ik had oorspronkelijk één sologitarist op het oog, maar die haakte af. Toen kwam ik via via bij een andere terecht en dacht gelijk dat het wel leuk zou zijn om voor elk nummer een andere virtuoze gitarist te strikken. En dat is meer dan gelukt. Joop Wolters, Greg den Hartog, Albert Houwaart, Dennis de Bruijn, Michael Samson, Nick Oosterhuis, Bas van Erkel, Ed Bol (geen familie), ze waren allemaal enthousiast en hebben belangeloos meegewerkt. Maar uiteindelijk ben ik alle 25 muzikanten die meegewerkt hebben eeuwig dankbaar.
Wat waren de hoogtepunten in die zes jaar? En de dieptepunten…?
Hoogte- en dieptepunten waren er niet. Het is eigenlijk een continu proces geweest. Het laatste jaar moest ik er wel flink aan trekken met alle solo’s en pre-mixen bijvoorbeeld. Het uitwisselen van de tracks met onder andere Amerika ging ook eindeloos door. Ik wilde ook een luxe 3 slag cover hebben met een boekje erin. Dat heeft mij natuurlijk ook de nodige maanden geduurd om te ontwerpen en uit te voeren.
Je ontmoette Ky Fifer op het internet. Of was het andersom? Was er gelijk die ‘klik’? Hoe is de samenwerking met hem gegroeid en verlopen?
Dat was op een Duitse website voor muzikanten, V-band. Daar kunnen muzikanten hun ideeën parkeren en andere muzikanten om medewerking vragen. Dat heb ik toen gedaan met het nummer How Wrong. Daar kreeg ik een reactie van Ky Fifer op. Die heeft dat nummer toen ingezongen en vervolgens Dance The Night Away. Dat beviel ons zo goed dat we buiten V-band zijn doorgegaan.
Je moet weten dat ik Ky nog nooit heb ontmoet of gesproken. Alles is per e-mail en social netwerk gegaan. Toen stelde hij voor om zijn vrouw ‘Margie Fifer’ te laten meezingen als achtergrondzangeres. Zij bleek namelijk muzieklerares te zijn. Verder kwam hij met zijn zus Tiger Brooke en zijn zwager Greg Nishikawa aanzetten en ik vond dat erg cool. Ook zij hebben me geholpen om de teksten te redigeren.
Via V-band kwam ik ook bij een gitarist uit New York terecht, Steve Vincent en twee tekstschrijvers in Engeland. De rest liep allemaal in Nederland rond, met uitzondering van Nick Oosterhuis en Magnus Brandell, een drummer uit Zweden. Ik zat dringend verlegen om on-even drumpartijen en hij levert zijn partijtjes (‘per strekkende maat’). Met behulp van de computer maakte ik daar de nummers mee af. Maar je zal horen dat het behoorlijk levendig klinkt. Omdat ik verder moest met het album en Mels Bol en Reno de Bruin vaak niet beschikbaar waren voor drumwerk, kwam ik bij Brandell terecht.
Het album is dus voor een groot deel via internet tot stand gekomen. Wie van de waslijst aan meewerkende muzikanten zijn er daadwerkelijk bij je in de studio geweest?
Enkele van mijn maatjes die hebben meegewerkt komen hier regelmatig. De rest heeft zijn deel in eigen studio opgenomen. Tegenwoordig heeft bijna iedere muzikant een studio in of bij zijn eigen huis (na het interview krijg ik een rondleiding door de imposante studio van Henk, HR).
Mels Bol, Cleem Determeijer, Reno de Bruin, John Havermans, Greg den Hartog, Michael Samson, Pjotr Jurtschenko, Arie Noordzij en Evelyne Visser zijn hier wel geweest.
Gesproken over je studio. Je noemt die The Sound Art Workshop. Leg dat eens uit alsjeblieft.
Zo noem ik de verzameling van studio’s waar deze cd is opgenomen. Overigens noem ik mijn eigen studio ook zo. Ik vond het wel leuk om dit zo te noemen. Per slot van rekening heeft haast iedereen tegenwoordig een studiootje thuis.
Wat heb jij eigenlijk met iPads, doelend op het nummer How I Love My iPad?
Alles! Wanneer je de tekst goed leest zie je dat ik de iPad niet op de hak neem. Ik ben een fan van Apple en Steve Jobs. Je moet weten dat ik beroepsmatig al jaren met Apple apparatuur werk. Voor een grafisch ontwerper hebben zij de beste middelen al vanaf 1985. Ook voor fotografie en video. Je kan er alles mee doen en ik vind dat een zegening. Toen kwam Jordan Rudess (Dream Theater). Die is er volgens mij eigenlijk mee begonnen om de iPad te integreren als muziekinstrument. Dat vond ik geweldig en heb die applicatie toen gelijk aangeschaft. Die maakt nu standaard gebruik van de iPad voor het componeren en spelen van muziek (na het interview krijg ik van Henk in zijn studio een demonstratie en speelt wat toetsensolo’s op zijn eigen iPad…, HR). De geluidseffecten, het orgel en de synthesizer solo’s die je hoort op How I love My iPad zijn allemaal gespeeld op mijn iPad…, onder andere met de apps MorphWiz en AniMoog (polyfonische synthesizers voor iPad, HR). Eigenlijk is het een lofzang op alle Apple producten die ik heb gehad en heb. Toen overleed Steve Jobs veel te vroeg. Aan het eind zingt Ky in het nummer nog: ‘Jobs well done’: Het werk is goed gedaan!
Waar gaat het nummer Ulumka’an (Birds Of Heaven) over?
‘Ulumka’an’ komt uit de Maya taal en betekent vogel uit de hemel. De kalender van de Maya’s en het boek “Waren De Goden Kosmonauten” van Erich van Daniken zijn hier in verwerkt. Verder wilde ik ook een instrumentaal nummer op de cd hebben, net als op de vorige. De Maya kalender houdt op aan het eind van dit jaar, waardoor mensen denken dat dan de wereld vergaat. Halen we het eind van het jaar of niet. Zo niet, Enjoy it while it lasts. Past dus ook weer in de context van het album.
De muziek op het album mag je omschrijven als progressieve popmuziek. Golden Day’s (Strange Kind Of Song Revisited) vind ik nog het meest proggy nummer. Hoe zie jij dat?
Dat ben ik met je eens. Ik heb het nummer Strange Kind Of Song in 1972 geschreven en wilde dat als een ode aan die tijd herbewerken. Het nummer ligt in de lijn van de muziek van Supersister en Soft Machine. Ik ben daarbij ook geïnspireerd door het album “Actual Fantasy” van Ayreon. Daar had hij een ‘revisited’ van gemaakt en dat vond ik ook een goed idee. Ky vroeg of hij daar een andere tekst op mocht schrijven. Toen kwam hij met de titel Golden Day’s. Daarom wilde ik ook uitsluitend met mijn maatjes uit 1972 deze opname maken. We heb er samen nog aardig wat werk aan gehad om uit te zoeken hoe we het speelden in 1972, maar hij klopt nu helemaal volgens mij.
Mag ik je tot slot nog een paar keuzes voorleggen. Het is de bedoeling dat je daar zonder teveel nadenken op reageert.
Henk of Philhelmon?: Philhelmon.
Sassenheim of Barendrecht?: Sassenheim
Verleden of toekomst?: Verleden.
Verleden of heden?: (Henk denkt lang na en twijfelt, HR): Daar kan ik geen keuze in maken. Beide heben zo zijn voordelen gehad en bovendien denk ik graag over alles lang na…
Prog of pop?: Jaaaaaa, prog!
Houden van of verslaafd?: Verslaafd, haha!
Na afloop van het interview laat Henk me nog zijn studio zien en speelt nog even op zijn Moog Voyager gekoppeld aan een Modular in aanbouw. Daarna geeft hij een demonstratie hoe je een toetsensolo speelt op een iPad. Uiteraard ontbreekt zijn collectie aan progcd’s niet. In een hoek van de studio bevindt zich een geluidsdichte cel waarin zijn collectie aan gitaren staat uitgestald.
Wat later nemen we afscheid waarbij Henk moeilijk kan ophouden met praten. Hij besluit met een opzienbarende anekdote. “Ik heb vroeger altijd tegen mijn vrouw gezegd: music was my first love and It will be my last…”
Ik stap in mijn auto en verlaat langs onder andere het Muziekplein Barendrecht. Onder een bijna ondergaande zon stop ik “Enjoy It While It Lasts” nog maar een keer in mijn cd-speler. Vanaf nu besluit ik om van elke dag te genieten voordat het te laat is.