Interview, tekst en foto’s: Maarten Goossensen
Met mijn kinderen staat al lang de afspraak dat je, in het jaar dat je naar de middelbare school gaat, een paar dagen met mij op vakantie mag naar een naar keuze in Europa. Mijn zoon was dit jaar voor het eerst aan de beurt. Barcelona moest het worden. Vooral omdat daar het Camp Nou stadion van FC Barcelona staat.
Toen ik eind april Harvest zangeres Monique van der Kolk sprak bij het Anathema concert in Paradiso, nodigde ze me uit om in mijn vakantie samen met mijn zoon naar de oefenruimte van Harvest te komen. Dat aanbod sloegen we natuurlijk niet af. Op een tropisch warme donderdagavond ontmoeten we Monique niet ver van het Barcelona stadion. Ze neemt ons mee naar een kleine zijstraat en loodst ons via een grote zwarte deur een kelderruimte in. Achter een geluidsdichte deur zit de kleine, maar gezellige oefenruimte van de band. De bandleden heten ons hartelijk welkom. Ze spelen vier nummers van het nieuwe album voor ons. Indrukwekkend!
De band vindt het ook te warm en laat het spelen verder zitten voor die avond. Cola en chips worden tevoorschijn gehaald en ik mag mijn vragen aan de voltallige band afvuren. In een mengelmoes van Engels, Nederlands en Catalaans en met Monique als vertaler, ging ik aan de slag.
Het viel mij meteen op dat de nummers op “Chasing Time” een stuk pittiger klinken, progressiever. Was dat een bewuste keuze of is het gewoon zo ontstaan?
Jordi Prats: “je hebt gelijk. Toen we begonnen met het eerste Harvest album, waren we nog maar met drie mensen. Jordi Amela (toetsen), Monique en ik. Die nummers zijn door ons geschreven en dus zonder ritmesectie. Pas toen alle nummer klaar waren, kwamen Roger (Vilageliu, basgitaar) en Alex (Ojea, drums) bij de band. Zij moeten dus spelen wat wij geschreven hadden. Nu met het tweede album waren zij ook bij het schrijfproces betrokken. Dat heeft er voor gezorgd dat het werk wat meer rock en progressiever is geworden.”
Monique van der Kolk: “de basis van de nummers wordt nog steeds door beide Jordi’s gelegd, maar als we er dan in de oefenruimte mee aan de slag gaan, dan kleden we met z’n allen de nummers verder in. Alex (drummer) heeft bijvoorbeeld vaak hele goede ideeën en weet ze ook goed in de nummers te vertalen, dat zorgt er wel voor dat de muziek zich verder ontwikkeld.
Ik kan me nog wel herinneren dat er echt een moment was waarin we de vraag op tafel legden ‘gaan we verder op de weg die we met ons eerste album “Underground Community” zijn ingeslagen, of brengen we de muziek een level hoger’. Niet dat we een discussie hadden hoor. Het was een natuurlijk proces waar we allemaal achter stonden”.
Op jullie eerste album maakten jullie geweldige symfonische popmuziek. Dat is niet makkelijk om te maken. Was het niet moeilijk om dat popdeel meer los te laten en een progressievere kant op te gaan?
Jordi Prats: “ik denk dat het meer een natuurlijk proces is geweest. We hadden nu de kans om meer progressieve muziek te maken, simpelweg omdat we nu met meer muzikanten waren. We houden ook echt wel van een wat steviger geluid. Toen we begonnen met schrijven, hadden we nog maar drie nummers. Die waren overgebleven van het vorige album. Het waren In Debris, Stars en Yesteryear en ja, die klinken behoorlijk anders. Zouden we een album met alleen die drie nummers opnemen, dan zou je je kunnen afvragen welke kant we nu eigenlijk op willen. Met de rest van de nummers erbij is het een heel evenwichtig album geworden”.
Jordi Amela: “Je hebt gelijk hoor, op “Underground Community” staan meer pop nummers met progressieve invloeden. We waren van mening dat dit behoorlijk nieuw zou klinken voor Spaanse begrippen. We hoopte met dit album ook gewoon Spanjaarden voor deze muziek te interesseren. We kwamen er echter al snel achter dat het hier in Spanje geen indruk maakte. Met het tweede album kwam daarom ook wel meer de drang om echt ons eigen ding te doen. Dus meer tempo en een wat progressiever geluid. Met andere woorden, we maakten eerst pop met proginvloeden en nu is het prog met popinvloeden”.
Hoe ontstaan nieuwe nummers bij jullie? Worden ze echt geschreven of komt het meer voort uit jamsessies in de oefenruimte?
Jordi Prats: “het is meestal zo dat Jordi en ik de basis neerzetten, Monique is verantwoordelijk voor de zanglijnen. Dat is dan de eerste opzet waar we vervolgens met zijn allen aan verder werken. Maar vaak ontstaan er ook gewoon ideeën in de oefenruimte waar we mee aan de slag gaan”.
Monique van der Kolk: “Een goed voorbeeld hiervan is het nummer Roundabout. Van het oorspronkelijke idee is uiteindelijk niets meer overgebleven. Ook Silent Run verliep uiteindelijk heel anders. We begonnen met een mooie melodie en sterke teksten. Maar toch waren we niet tevreden. Jordi Prats kwam met een nieuw akkoordenschema en dat ontwikkelde zich. Zo heeft ook dit nummer uiteindelijk niets te maken met hoe hij in het begin was.
Klik op de hoes voor de recensie |
Hebben de opnames in deze ruimte plaatsgevonden?
Jordi Prats: “Ja, dat is hier gebeurd. We hebben hier alle apparatuur om dat goed te doen. Alleen het mixen en masteren hebben we uitbesteed aan een professionele studio. Met het tweede album wilden we graag op het gebied van masteren en mixen anders aanpakken. We wilden het zo ook professioneler aanpakken. We moesten een keuze maken, we konden niet het opnemen en het mixen en masteren allemaal buiten de deur doen. Nu hebben we ons met het belangrijkste bezig gehouden en vanuit muzikantenoogpunt is dan het opnemen het belangrijkst. Als je zelf gaat mixen en masteren dan blijf je veel te kritisch. Dan hoor je altijd wel dingen die je net iets anders wilt en voor je het weet kan je het niet meer loslaten. Nu hadden we wat meer afstand, alhoewel we wel elke week langs zijn gegaan in de studio om het proces te volgen”.
Je geeft dan wel wat uit handen, is het niet lastig om dat los te laten?
Jordi Amela: “klopt, maar dat is best gezond”.
Alex Ojea :”Degene die het mixen en masteren voor zijn rekening neemt, kan er wel onbevangen en zonder voorkennis aan beginnen. Die frisse blik levert vaak ook mooie resultaten op”.
Persoonlijk ben ik van menig dat de mix niet overal helemaal consistent is. De stem van Monique komt niet in elk nummer even sterk uit de verf. Soms kan ik haar niet verstaan.
Jordi Prats: “Daar hebben we met Monique wel vaker last van hoor” (hilariteit).
Jordi Amela: “Misschien heb je wel gelijk, we hebben hem ook erg de vrije hand gegeven, maar als je de nummers zo goed kent, dan luister je met een ander oor. De teksten kan je al dromen, dus let je misschien minder op verstaanbaarheid”.
Monique van der Kolk: “Mij was het wel wat opgevallen. Ik heb de pre-mixes en de master heel vaak beluisterd. Zowel in mijn auto, als op mijn stereoset thuis en onder de koptelefoon. Ik had wel het idee dat het soms was anders klonk, maar op een ander medium klonk het dan weer wel geweldig. Op een gegeven moment heb je ook geen kritisch oor mee en het juiste perspectief, omdat je er zo mee verbonden bent”.
Hoe is de samenwerking met Steve Rothery en Alan Reed verlopen? Hoe ben je met ze in contact gekomen en hoe ging dat met opnemen?
Monique van der Kolk: “De samenwerking ging op afstand, maar verliep prima. Via e-mail gaat alles tegenwoordig zo makkelijk en snel, dat dit geen probleem was. Zowel Rothery als Reed namen hun deel in hun eigen studio op en stuurden ons de losse audiotracks. Deze zijn later weer in het geheel gemixt.
Rothery hadden we ontmoet toen we supportact waren voor Marillion in Barcelona (2009 Happiness is the Road). Ook na het optreden naar aanleiding van het album “Less Is More” sprak ik hem eventjes en kon ik hem “Underground Community” geven. Zo héél nu en dan ging er een mailtje over en weer. Op een gegeven moment, na een paar maanden liet hij vallen “mocht ik ooit iets voor jullie kunnen doen”.. Tja.. zo’n commentaar van iemand zoals hij is natuurlijk niet niets. Op dat moment waren we nog bezig met het schrijven van “Chasing Time”. In de opnamesessies kwam al snel de vraag op “zullen we Steven Rothery nou vragen…?” En dat deden we dus. Zijn reactie was positief en hij vroeg of we hem een of twee tracks konden sturen. Dagen later kregen we de tracks binnen voor In Debris. Op het moment dat ik luisterde, was dat haast surrealistisch: Rothery speelt gitaar in óns nummer! Dat is toch té gek voor woorden? Dat dachten en denken we nu nog steeds, wij allemaal. Het is natuurlijk niet niets om een gast te hebben op je cd die je al jaren bewondert.
Ik had er al een tijd over zitten nadenken om van Time Lapse een duet te maken. Het idee om hierin een mannelijke stem te hebben trok me erg. Dus de vraag was eerst: “Wie bewonder ik als zanger en als stem?”. Vraag twee was: “En past die stem dan ook bij de mijne?” Eigenlijk was het antwoord behoorlijk snel gevonden. Alan Reed heeft een stem die mij altijd zeer aanspreekt. Zijn stem heeft een mooie ‘kleur’ en hij weet altijd veel emotie over te brengen. Ik schreef hem en hij reageerde heel snel en vroeg of ik hem het liedje kon sturen. Hij reageerde positief en vroeg meteen wat mijn idee was en of ik de teksten kon doormailen. Na een aantal dagen kregen we een track met ingezongen stukken. Ook dit was een magisch moment! Alan Reed zong mee met mij… niet te geloven!”
Wat heeft jullie debuutalbum jullie hier in Spanje gebracht?
Jordi Prats: “Kijk, dit is Spanje. En Spanje heeft geen persoonlijkheid als het om muziek gaat. Ze zijn hier vooral gek op Latijns-Amerikaanse invloeden. Je zou denken dat Spanje in Europa ligt en dus breed is qua muziek, maar dat is echt niet zo. De mensen die we het hier in Spanje hebben laten horen zeggen allemaal “het klinkt zo Europees”, ze vinden er niets Spaans aan”.
Jordi Amela: “Prog is totaal niet populair in Spanje, dus het was voor ons erg moeilijk om live onze muziek te kunnen spelen. Zalen zaten gewoon niet op ons te wachten of durfden ons niet te boeken. Festivals bestaan hier simpelweg niet. Hier lopen we echt tegen muren aan. En dat is zo’n verschil met de rest van Europa”.
Monique v/d Kolk: “En dan heb je echt hulp van buitenaf nodig voor het gaat lopen. We stuurde een cd ter recensie naar Progwereld en dat leverde ons heel veel op. Mensen kregen interesse in onze muziek. We werden uitgenodigd om op Progfarm te komen spelen. Waarom? Omdat we daarvoor aan jullie PROG.NL cd mochten meewerken. En zo gaat het dus langzaamaan lopen.
We hebben wel in het voorprogramma van Marillion mogen spelen hier in Barcelona en dat was dankzij mensen van de Spaanse Marillion fanclub die naar een optreden van ons waren komen kijken. Daar hebben we echt geluk mee gehad”.
Jordi Amela: “Het is wel zo dat de kleine groep mensen die interesse in prog hebben, wel heel erg enthousiast zijn. En dat is belangrijk”.
Jullie (Jordi’s) waren al bekend van de neo-prog band Dracma. Het album “A Fine Stormy Weather” kan je gerust een neo-prog klassieker noemen. De naam Dracma had al veel bekendheid in Europa, waarom hebben jullie er niet voor gekozen om daarom juist onder die naam verder te gaan?
Jordi Prats: “de eerste reden waarom we dat niet gedaan hebben, is dat we iets nieuws wilden beginnen, een nieuw geluid. Dat zou niet passen bij de naam die Dracma had opgebouwd. Toen we in contact kwamen met Monique was het derde Dracma album “Ubud” eigenlijk al zo goed als af. We waren totaal niet tevreden over dat album. We waren ook veel te perfectionistisch. We wilden het album niet opnieuw opnemen met Monique en dus zijn we opnieuw begonnen met een nieuwe naam.
Monique van der Kolk: “ik heb trouwens wel wat achtergrondzang gedaan voor dat album”.
Waren er geen nummers uit die tijd die nu nog geschikt zijn voor Harvest?
Jordi Amela: “Zeker weten. Er was namelijk nog meer werk van Dracma dat nog op de plank lag. Eén nummer hebben we voor “Chasing Time” gebruikt en dat is het nummer Stars”.
Monique v/d Kolk: “ik weet nog goed dat Jordi mij het nummer Stars liet horen in de Dracma tijd. Hij legde uit wat hij met het nummer wilde. Het is er dus nooit meer van gekomen. Ik had het nummer thuis op mp3 en luisterde er nog wel eens naar. Het is gewoon een heel mooi nummer. Zonder overleg heb ik de melodie wat veranderd en een tekst geschreven, daarna moest ik goed mijn best doen om het nummer aan de band te ‘verkopen’ maar dat is dus gelukt”.
Als ik dit zo hoor, de muziek leeft niet in je land, bijna onmogelijk op optredens te krijgen, heel hard werken… Waar haal je dan je motivatie en plezier uit?
Alex Ojea: “Die motivatie krijgen we van alle positieve reacties buiten Spanje. Een winkel in Amerika die zegt “doe mij maar 50 cd’s”. Een Engelsman die mailt dat hij ons album het beste sinds jaren vindt. Mensen die mailen dat de muziek zo goed vinden en er zo van genieten… ja, dat motiveert zo! Dat is echt de benzine waar we op lopen”.