Ik weet het nog als de dag van gister. Ik speelde bij een vriendje thuis. Zijn vader was net terug van een zakenreis door Indonesië en hij had voor iedereen een voorbespeeld cassettebandje meegenomen, want die waren daar zo lekker goedkoop. Tijdens de koffie en de limonade werden de cadeautjes uitgedeeld. Ook voor mij had hij een bandje meegenomen. Op de voorkant stond een zwart-wit foto van twee stoere jonge gasten. Het bleek te gaan om “Songs From The Big Chair” van Tears For Fears. Ik had er nog nooit van gehoord. Überhaupt had ik nog geen enkele interesse voor muziek. Het bandje luisterde ik in zijn geheel af. Ergens had ik het gevoel dat dit iets voor mij was, maar het pakte me niet direct.  Aangezien ik simpelweg niets anders had om naar te luisteren, draaide ik het bandje zeker een jaar lang elke dag. Je kunt je voorstellen dat dat album een stuk van mijzelf is geworden. Ik koester het tot de dag van vandaag.

In al die jaren dat ik progliefhebbers spreek, hoor ik dezelfde soort verhalen. Vaak werd via een oudere broer of klasgenoot een album als “Selling England By The Pound” van Genesis, “Close To The Edge” van Yes, of “Dark Side Of The Moon” van Pink Floyd ontdekt. En omdat er vaak geen geld was om nog meer lp’s te kopen, werd dat ene album ontelbare malen onder de naald gelegd. Elke tempowisseling, elk kraakje op de plaat werd onderdeel van die totale ervaring. Complexe en niet direct toegankelijke muziek werd zo doorgrond op basis van investering. Alleen door dit soort albums keer op keer te beluisteren kun je ze écht doorgronden en je helemaal eigen maken.

De vraag of wij progliefhebbers juist dat investeren nog wel willen en kunnen drong zich de laatste tijd bij mij op. De reden hiervoor waren de singles die Steven Wilson vrijgaf van zijn nieuwe album “To The Bone”. Of eigenlijk meer de reacties erop. De man had de single nog niet op Facebook aangekondigd of er stonden al tientallen negatieve reacties. De beschuldigingen waren niet te tellen. “Dit heeft niets met prog te maken!”, “Je bent het aan ons verplicht om progressieve rock te maken, geen popmuziek”, “Ik ben nu echt helemaal klaar met jou!” en nog veel meer van dit soort reacties.

Wie bepaalt trouwens wat voor een soort muziek Steven Wilson moet maken? Ik zou denken dat hij daar zelf over gaat en dat hij aan niemand enige uitleg is verschuldigd. Toen hij aankondigde dat hij een album ging maken dat een ode zou worden aan de progressieve popmuziek uit zijn jeugd, zoals “The Colour Of Spring” van Talk Talk, “So” van Peter Gabriel en “The Seeds Of Love” van Tears For Fears was iedereen razend enthousiast. Maar nu de muziek ook echt daar naar klinkt, haken hordes mensen af.

Ik moet eerlijk zeggen dat toen in de single “Song Of I” hoorde, ik ook in eerste instantie teleurgesteld was. Maar nu ik hem vaker heb beluisterd komt hij steeds meer tot leven. Ben ik onder de indruk van de structuur, de opbouw en die geweldige orkestraties. En nu ik het hele album al dagen lang beluister, wordt wederom bevestigd dat investeren loont. Beetje bij beetje neemt het album aan kracht en intensiteit toe. Steeds meer kruipt het album onder mijn huid en steeds meer weet het album, in zijn geheel, me te raken. Wilson heeft een geweldige totaalervaring weten te maken, waarbij elk nummer een stukje van de puzzel vormt. De schoonheid wordt pas echt zichtbaar als je het album in zijn geheel beluistert.

Laten we weer investeren, niet in een los nummer, maar in een heel album. Laten we een album weer de tijd geven om te rijpen en te groeien en laten we daarna pas reageren. Dan weten we ook echt waar we het over hebben. Ons geliefde genre is het investeren waard.

Maarten Goossensen