eerste druk: 03-06-2008
interview, tekst en fotografie: Wouter Bessels

Tijdens het aanstaande Progwereld-festival op 14 juni in Papendrecht is Lady Lake één van de publiekstrekkers. De oorspronkelijk uit Deventer afkomstige groep – bestaande uit Fred Rosenkamp (gitaar), Leendert Korstanje (toetsen) en Jan Dubbe (drums) – staat al meer dan dertig jaar garant voor melodieuze progressieve rock, maar heeft slechts drie albums uitgebracht: “No Pictures” (1977, op cd met bonus tracks uitgekomen in 1998), “Supercleandreammachine” (2003) en “Unearthed” (2006, met materiaal uit 1979 en 1980). Aan dat trio albums wordt binnenkort één nummer toegevoegd: het stuk Dante, dat de groep eind vorig jaar opnam voor het nieuwe cd-project van het Finse Collossus, gebaseerd op Dante Alighieri’s “Divina Comedia”.

Lady LakeAan de lage output liggen overigens geen ideeënarmoede, writers’ blocks of andere muzikale kwaaltjes ten grondslag. De groep besloot om tussen 1982 en 1993 een adempauze in te lassen, waarna het oude materiaal weer werd opgepakt, de groep weer ging optreden en zich ging richten zich op het schrijven van nieuwe stukken. Dat gebeurt tegenwoordig met behulp van ‘protoolen’: Rosenkamp en Korstanje wonen vlakbij Amsterdam, terwijl drummer Dubbe in Hengevelde (Twente) woont – waar de groep ook zijn repetitieruimte heeft en tweemaal per maand repeteert. Dus de midi-bestanden vliegen heen en weer tussen Randstad en platteland. Zo ook bij Dante, waaraan de groep overigens niet als enige Nederlandse band een bijdrage levert. Ook Flamborough Head/Trion doet mee. ‘Collossus stuurde een uitnodiging naar verschillende bands om aan het project mee te doen. Toen heb ik maar heel snel gereageerd, want het leek mij wel interessant om daar als band aan mee te doen’, aldus Rosenkamp. ‘En op hetzelfde moment stonden wij als band op het punt om aan de slag te gaan met Pro Tools, dus het “Dante”-project was een hele goede testcase om te kijken of die werkwijze ging slagen. Het was echt een project met een deadline. We gingen dus vervolgens een maand of acht aan de slag, ieder voor zich, waarbij ideeën en muzikale schetsen werden uitgewisseld. Begin januari moest het nummer klaar zijn en dat lukte ruimschoots.’

‘Fred en ik gingen op een middag bij elkaar zitten’, vertelt Leendert. ‘Ik had drie schema’s waar we wel wat mee konden doen en Fred had een melodie. Zo gebeurt dat wel vaker, maar in dit geval was het echt los zand. Ik nam vervolgens mijn laptop met Pro Tools mee naar Frankrijk en ging tijdens mijn vakantie met die schema’s aan het werk. Daarna stelde Fred voor om het einde wat te versnellen en het tussenstuk wat krachtiger te maken. Het pakte eigenlijk hartstikke goed uit. De opnames verliepen heel anders zoals wij dat nog nooit gedaan hebben. Na het opnemen van de basistracks, drumde Jan het stuk hier in de oefenruimte in. Dat doet hij normaal nooit, omdat hij bij een opname altijd met de drums begint. Met z’n drieën hebben wij het nummer nog nooit gespeeld. Het resultaat was dus het eerste Lady Lake-stuk dat thuis afzonderlijk van elkaar is ontstaan. Dat is voor ons echt een unieke situatie. Maar of we het ook live gaan spelen? Als wij een bassist hebben, dan wil ik dat wel doen!’

Addertje

Het eindresultaat is een nummer in de beste traditie van de groep. Een gedragen thema, met hoofdrol voor melodieus gitaar- en toetsenwerk, waarbij de snelheid halverwege wordt opgevoerd en Dubbe met zijn precisiespel de intensiteit verhoogt. ‘Het gevaar was natuurlijk dat het een heel klinisch of afstandelijk resultaat zou opleveren. Maar dat is mij erg meegevallen. Wat eruit is gekomen, is echt een Lady Lake-nummer waarbij je echt hoort dat een groep van drie muzikanten lekker aan het spelen is. De eenheid hoor je er wel in’, vindt Leendert. ‘Maar toch zat er een addertje onder het gras’, reageert Fred. ‘Je kan thuis zover gaan met het componeren, dat je het eventueel live niet meer waar kan maken.’

De groep is met meer nieuw materiaal bezig. ‘Dat ligt in het verlengde van het Dante-nummer’, aldus Fred. ‘Maar luister eens hiernaar. Een repetitie van een stuk met een bijna Humble Pie-achtig karakter. Dat soort stukken zullen er ook tussen komen.’

progvizier_61-lady_lake_3.jpg

Op dat moment komt Dubbe de repetitieruimte binnen met bier, wijn en Franse kaas. ‘Dan zullen we nu het onderwerp drummers maar afsluiten’, grapt Rosenkamp. ‘Maar om nog even op het Dante-project terug te komen, we zijn bezig met een vervolg.’ De groep schreef zich wederom in voor een project. ‘Daarvoor vroegen zij ons, nadat Collussus het Dante-stuk had gehoord. De eerste en enige reactie die wij kregen, was ‘wow’. Het vervolg gaat over het vagevuur. Na de hel dus het vagevuur en het jaar daarop de hemel, vermoed ik’, aldus Leendert. ‘Na het optreden op 14 juni in Papendrecht willen wij drie stukken in Pro Tools afronden om die in de studio van Frans Hagenaars netjes af te mixen. Dan hebben we weer wat klaarliggen en zijn we goed op weg naar het volgende project, dat al dan niet een album oplevert. Maar kom nou maar op met die test, ik ben erg benieuwd!’

Luistertest

Test? Test? Jawel, één van de redenen om met de heren af te spreken was om hun brede kennis op het gebied van progressieve rock te testen. Natuurlijk vinden Fred, Leendert en Jan niets leuker dan muziek maken, maar ook staan zij bekend als connaisseurs van tientallen jaren populaire muziek (neem een kijkje in het boekje van “No Pictures” voor wat ‘namedropping’).

Dus nam ondergetekende de proef op de som, stelde een cd samen met dertien fragmenten (dan wel prog, dan wel ‘net-niet prog’), zette deze in de oefenruimte aan en wachtte de reacties van het trio af.

Vooraf begint Fred meteen te vissen. ‘Wordt het een test op basis van onze achtergronden of zijn het fragmenten waarvan wij sowieso helemaal niets weten of over kunnen vertellen?’ Toch is hij van één ding overtuigd. ‘Leendert kent waarschijnlijk helemaal niets. Misschien net Camel, maar daarmee houdt het wel op’.

1. Yes – Soundchaser (Relayer, 1974)

Na een halve seconde en welgeteld één drumknal zingt Jan zingt de drumpartij fonetisch mee. ‘Kedeng kedeng kedengedeng… Ah, Yes… Relayer. Dan hebben we het dus over Alan White hè? Fantastische drummer…’

Fred: ‘Kant twee, eerste nummer. Soundchaser. Dit was de plaat waarbij veel Yes fans afhaakten.’

Jan, reagerend op de combinatie van toms en mellotrons: ‘Moet je eens horen wat hier gebeurt, dat was nog in het pre-Pro Tools tijdperk.’

Fred: ‘Als je die complexiteit wegstript, dan blijft er wel een goed liedje over.’

Leendert: ‘Dit kan je ook met een gitaartje spelen. Dan blijft het ook staan.’

Fred: ‘Ik vind het niet het beste nummer van de plaat. Dat blijft toch To be over.

Jan: ‘En dan de single-edit daarvan! ‘Relayer’ is echt een plaat met een begin en een einde.’

Fred: ‘Ik zou het niet erg vinden als ze een keer met echt iets nieuws kwamen, zoals eind jaren negentig met ‘Keys to Ascension’. Dat mis ik erg in de daaropvolgende jaren.’

2. Dixie Dregs – Punk sandwich (Night of the Living Dregs, 1979)

Leendert en Fred in koor: ‘Ah, hou op joh. Dixie Dregs. Volgende!’

Leendert: ‘Dit hebben we gespeeld! Jan en ik, op de millimeter nauwkeurig, in de band van Henk Haanraads… De gitaar staat anders gestemd in dit nummer. Solo op snelheid 156… Punk Sandwich is dit toch?’

Jan: ‘Dit is verschrikkelijk technisch.’

Fred: ‘Night of the Living Dregs… Ze spelen met rock ‘n’ roll chichés, maar ze gieten die in een vorm die bijna niet te spelen is.’

Leendert: ‘In die tijd had je dus drie bands: Max Webster, de Dregs en Hatfield and the North. Dat was het wel.’

Jan: ‘De Dregs komen echt voort uit de traditie die met John McLaughlin’s werk was begonnen. Mahavishnu Orchestra… Dit is misschien toegankelijker, maar sowieso op het eerste gehoor melodieuzer. Tijdloos is dit.’

Leendert: ‘Steve Morse is het muzikale brein, maar hij heeft wel de andere muzikanten nodig om goede muziek te maken.’

Jan: ‘Vooral drummer Rod Morgenstein… Als iemand een andere afslag nam in een nummer, dan ging hij wel met ze mee. Dankzij het vele toeren hadden de Dixie Dregs zoveel ervaring opgebouwd.’

Fred: ‘Ik was een keer in New York. Ging ik kijken wat er zoal speelde. In The Bottom Line speelde Morse met zijn groep, ten tijde van ‘The Introduction’, zo halverwege de jaren tachtig. Dat zal ik nooit vergeten. Ook niet met hoeveel lol zij op het podium stonden te spelen. Volgens mij namen zij zichzelf ook niet zo serieus. Erg spontaan en met ontzettend veel spelplezier.’

3. The Cure – A forest (Seventeen Seconds, 1980)

Jan: ‘Daar doe je mij een groot plezier mee!’

Fred: ‘Hier wil Leendert graag iets over zeggen.’

Leendert: ‘Dit is The Cure… A forest… jeetje, wat makkelijk. Gaat dit zo door? Maar hier zit muzikaal absoluut helemaal niets in.’

Jan: ‘Ik kan hier niks mee. Een stelletje poseurs vind ik ze. Ik moet zeggen dat ze later nog wel leuke singletjes hebben gemaakt. Maar die Robert Smith…’

Fred: ‘Ik ben wel gecharmeerd van zijn lipstick.’

Jan: ‘Die bandnaam deed mij altijd meteen denken aan ongeneeslijk ziek zijn.’

4. Transatlantic – Duel with the devil (Bridge Across Forever, 2001)

Leendert: ‘Oh, dit is wat moderner…’

De piano-intro zwelt aan, terwijl het verder stil blijft. Iedereen denkt diep na. Leendert smeert nog een toastje Danish Blue. Nadat ze te horen hebben gekregen dat dit Morse-Portnoy-Trawavas-Stolt zijn met hun tweede album, zijn de reacties lauw.

Fred: ‘Ik wilde Spocks’ Beard zeggen, maar dat is dit toch ook niet helemaal. Dit was toch door velen verguisd, geloof ik? Als je jezelf classificeert als ‘progband’, dan moet je vernieuwend zijn, maar volgens mij is er geen genre zo behoudend…’

Jan: ‘Vanaf het moment dat het zo ging heten, is het één vastgelopen bende geworden. Er zijn trouwens sindsdien wel goede platen gemaakt, maar het is allemaal zo cliché-matig: zo van in spin de bocht gaat in…’

Fred: ‘Je hoort hierin muzikaal gezien Spocks’ Beard en The Flower Kings samenkomen. En dat soort symfo spreekt mij wel aan.’

Jan: ‘Van beide bands heb ik ook wel cd’s in de kast staan. Maar ken je Umphrey McGee? Daar komen dit soort dingen ook in samen, maar toch veel spannender?’

5. Eef Albers – Chrystal dreams (Pyramids, 1987)

progvizier_61-eef_albers-pyramids.jpg

Wederom stilte. De heren realiseren dat de echt ‘zware tijden’ van de test zijn aangebroken. De kennis wordt nu echt op de proef gesteld.

Fred en Leendert: ‘Dit klinkt een beetje Duits.’

Leendert: ‘Oei, die drums klinken heel erg digitaal opgenomen… Maar ik vind dit wel heel goed hoor. Ook die gitaar. Beetje jazz-rockachtig.’

Fred: ‘Dit zou John McLaughlin kunnen zijn…’

Leendert: ‘Ik mag dit wel, prachtige opbouw. Doet mij een beetje aan Kraan denken.’

Inmiddels is de intro voorbij en volgt een gitaarsolo. Eef Albers werd halverwege 1976 de gitarist van Focus en bracht daarna af en toe een soloplaat uit, die onder gitaristen op veel waardering konden rekenen.

Fred: ‘Is dit Akkerman?’

Leendert: ‘Dat vermoed ik ook. Die akkoordenopbouw van Focus zit er wel een beetje in.’

Fred: ‘Hier heeft Van Leer de hand in gehad.’

Na het verklappen vertel ik dat Albers dit (eigen) stuk met Focus in 1977 al opnam, onder de titel ‘Orion’ voor de plaat ‘Focus Con Proby’.

Fred: ‘Dat is het enige Focus-album dat ik niet ken.’

Jan: ‘Maar we kwamen er wel bijna uit!’

Leendert: ‘Ik blijf erbij dat ik het erg Duits vind klinken. Het doet mij ook aan werk van Klaus Doldinger’s Passport denken.’

Fred: ‘Het is mooi, maar er moet wel ergens een punt gemaakt worden.’

Leendert: ‘Als je dit in de auto naar Frankrijk hebt opstaan, dan zet je het ook niet snel uit.’

6. Duncan Browne – Camino real (part 2) (The Wild Places, 1978)

Drums en bas knallen er samen in een groove gelijk goed uit.

Jan: ‘Duncan Browne! Heb ik in Almelo gezien, met Andy Ward op drums.’

Leendert: ‘Hoe heet die bassist ook alweer? John Giblin toch?

Jan: ‘Dit is met Simon Philips op drums.’

Leendert, die enthousiast mee neuriet: ‘Welke plaat is dit nou? Toch niet die met die blauwe hoes?…’

Jan: ‘Die gozer had rare stemmingen… wat hier goed aan is? Dit is één van de platen – over drummers gesproken – waar Simon Philips alles op heeft laten horen wat hij kan. Dat geldt ook voor de eerste plaat van Judie Tzuke. Daarna is Philips, wat mij betreft, een herhalingsoefening geworden.’

Leendert: ‘Dit staat toch op ‘The Wild Places’? Dat nummer was nog een hitje in Nederland. In de Orangerie in Almelo stonden er maar tachtig man te luisteren…’

Jan: ‘We zagen een jaar of tien geleden Andy Ward bij Caravan of Dreams. Spraken hem aan en vertelden dat we hem nog met Browne hadden zien spelen. Toen werd Andy helemaal emotioneel: bijna niemand wist nog dat hij dat had gedaan. Andy vertelde dat Duncan drie weken daarvoor was overleden en hij hem vijf weken voor zijn dood nog had gesproken. Browne dronk alleen nog maar wijn. Had zich helemaal doodgezopen.’

7. Happy The Man – Steaming pipes (Crafty Hands, 1978)

Fred en Jan: ‘Wigwam!’

Fred, die toch iets beter luistert: ‘Nee, dit is “Crafty Hands”… maar ik kan even niet op de bandnaam komen.’

Leendert: ‘Dit is geweldig, mag ik graag horen. Zo onvoorspelbaar.’

Fred: ‘Ik hoor Kit Watkins. En wat vergezochte tempowisselingen, maar altijd wel in orde.’

Een stuk van de tweede Happy The Man-plaat, met een zeer levendige solo van Watkins. Geproduceerd door Ken Scott. De heren blijven aandachtig luisteren.

Fred: ‘Deze band heeft heel erg naar Gentle Giant geluisterd en van daaruit hun eigen sound ontwikkeld. Het is wel Amerikaans…Ken Scott was de oude producer van Charisma Records. Van der Graaf Generator, Genesis…’

Leendert: ‘Ze waren hun tijd wel ver vooruit, als je dit zo hoort. Als ik met mensen over prog praat, dan begint het voor de meeste pas met alles wat na Marillion komt. In dit soort prog moet je echt induiken. Het beklijft niet in één keer.’

Jan: ‘Ik loop hier toch iets minder mee weg dan de meeste mensen. Het is keurig gedaan, maar er zit geen mooie flow in.’

Fred: ‘Happy The Man werkt zeker niet met stereotypen.’

8. Flamborough Head – Year after year (Tales of Imperfection, 2005)

Fred: ‘Goodbye Yellow Brick Road!’

Leendert: ‘Dit is van Elton John.’

Dan begint Margriet Boomsma te zingen…

Jan: ‘Dit zijn onze Friese vrienden, Flamborough Head! Is Eddie Mulder net niet uit de band gestapt? En heeft Koen ook niet een andere band ernaast?’

Fred: ‘Leuke muziek. Hartstikke gezellige mensen ook.’

Jan: ‘Eens per jaar gaan we naar Friesland om wat te eten en te drinken. Dan blijven we bij Edo (toetsenist, WB) slapen.’

9. Camel – Metrognome (Raindances, 1977)

Fred: ‘Richard Sinclair. Dit staat op “Raindances”. Ik vond dit wel een toptijd van Camel.’

Jan: ‘Ik heb alles van Camel en vind er geen vervelend album tussen zitten.’

Fred: ‘Ik heb per album wel mijn favoriete nummers, die mij echt raken. Maar dit nummer pakt me niet. Doe mij maar First Light: als Lady Lake met Camel wordt vergeleken, dan baseer ik het altijd daar maar op.’

Fred pakt zijn gitaar, speelt het bewuste stukje en neuriet de melodie mee.

Jan: ‘Wat ik heel erg sterk bij Camel heb, is dat zij een heel sterk gevoel hebben met de oorspronkelijke Britse muziek. Tot de Middeleeuwen aan toe. Dat soort melodietjes. Hebben ze altijd heel goed gedaan.’

Fred: ‘Dat zie je ook bij Ton Scherpenzeel. Die heeft ook een klassieke achtergrond.’

Jan: ‘Ook die eerste vier Kayak-platen blijven als een paal boven water staan.’

10. XTC – Mermaid Smiled (Skylarking, 1987)

Zonder nog iets gehoord te hebben, roept Fred – om de spanning te doorbreken – ‘Finch!’ Dan klinkt het akoestische gitaarspel van Andy Partridge van XTC. Een grote favoriet van de bandleden.

Jan: ‘Productie van Todd Rundgren. Over melodieën gesproken, waarbij het lijkt alsof alles – muziek en tekst – er zomaar uit komt rollen.’

Leendert: ‘Alles is goed aan die band.’

Fred: ‘Rundgren had nogal wat problemen met vooral Partridge, die vond dat XTC anders begon te klinken. Maar ja, je weet het: als je met Todd gaat werken, dan ga je klinken als Todd Rundgren… Toch vind ik dat hij zich op deze plaat wel erg heeft ingehouden. Als ik naar albums van bijvoorbeeld The Tubes luister, zoals “Remote Control”, dan is het overduidelijk wie daar achter zit.’

Jan: ‘Als er nou één band is, die begonnen is in het punk-idioom van de late jaren zeventig en zich daarna heeft ontwikkelt, dan zijn zij het wel. Ik heb alles van ze. Koop alles blind van ze. Altijd goed. Bij “English Settlement” begint het voor mij. Zo’n nummer als Dictionary… En toen ik van de zomer Senses working overtime in de auto draaide, gingen mijn kinderen helemaal uit hun dak.’

Fred, klaar voor een paar pittige uitspraken: ‘Gentle Giant-gitarist Gary Green heeft notabene in een XTC-coverband gespeeld. Als ik heel eerlijk ben: als muzikanten van progbands in de loop der jaren meer naar XTC waren gaan luisteren, dan denk ik zeker dat prog interessanter was geweest.’

Leendert: ‘Ik hoor er in moderne prog niets van terug.’

Fred: ‘Het muzikale palet van de gemiddelde progband is wat eng. Juist als naar dit soort bands wordt geluisterd, dan ehhh… Er is toch meer dan Steve Hackett, verdomme!!’

11. Valensia – Gaia (Valensia, 1993)

progvizier_61-valensia-valensia.jpg

Fred, luisterend naar de hoge stem: ‘Hoe heet ‘ie nou… die Nederlander… Victoria… ehhh… Robbie Valentine? Speelt prachtig piano.’

Jan: ‘Dit is die gozer met dat lange haar. Ayreon?’

Fred: ‘Nee, Valensia heet ‘ie. Mooi hoor.’

Jan: ‘Hier gebeurt wel wat… doet me aan Queen denken.’

Leendert: ‘Jan, mag ik iets heel eerlijk zeggen? Muzikaal is het geweldig, maar wel absoluut bloedeloos. Dit is veel te ver gezocht, niet origineel. Kitscherig. En die strijkers, het klinkt wel als een klok… Waarom dit een grote hit is geworden? Als ik dat wist, dan schreef ik alleen maar grote hits!’

Jan: ‘Het is zwaar geënt op iets dat al helemaal is uitgemolken.’

Fred: ‘Die grote intervallen met die falsetto-stem, het klinkt bijna als Mika. Toen ik hem voor het eerst hoorde, dacht ik meteen aan Queen en Valensia. Ik vind het vindingrijk, maar ook onorigineel.’

Jan: ‘Weet je, iemand schrijf het en daarna wordt het hele zooitje ingehuurd om dat wat al vast staat in te gaan vullen.’

…Nee Jan, Valensia heeft alles gecomponeerd, en op een paar instrumenten na zelf ingespeeld…

Leendert: ‘Dit is allemaal door één vent gedaan. Klinkt niet breed, maar wel allemaal hetzelfde.’

Fred: ‘Ik vind het een beetje Cirque du Soleil-muziek. Dat bedoel ik niet negatief, want daar zitten wel mooie dingen tussen.’

12. The Flower Kings – Astral dog (Flower Power, 1999)

Leendert: ‘Kijk, dit klinkt meteen wat beter. Lekkere drum.’

Jan: ‘Nee, vind ik juist niet. Beetje onnatuurlijke galm.’

Fred, die naar de eerste maten gitaar luistert: ‘Dit kan ook weer van alles zijn…’

Leendert: ‘Is dit David Gilmour? Niet dat het zijn geluid is, maar wel zijn manier van spelen. Of komt dit toevallig uit Scandinavië?’

Fred: ‘Het zou Roine Stolt wel eens kunnen zijn. Melodisch, met veel galm.’

Leendert: ‘Ik vind dit niet fout…’

Fred: ‘Satriani?’

Jan, die doorheeft dat het The Flower Kings zijn: ‘Dat allereerste stuk van hun, The flower king, zo lekker vrolijk. Of The Man who walked with kings, hartstikke goed. Die output van hun is ongelofelijk, het klinkt altijd goed…’

Fred: ‘Zelfde frequentie als Zappa.’

Leendert: ‘We kwamen ze in de kleedkamer vorig jaar in Tilburg tegen, bij Symforce.’

Jan: ‘Het optreden beviel mij erg goed. Ze kwamen het podium op, begonnen met een lang, prachtig stuk (Retropolis, WB) en dat werd hun naderhand nog kwalijk genomen ook. Terwijl er wat gebeurde: het was eindelijk iets waar niet iedereen meteen van wist: nu komt er dit en nu komt er dat. Zij kunnen dat ook heel goed.’

Fred: ‘En zij durven dat ook. Zij hebben lol in het spelen en nemen risico’s. Die platen zijn af en toe wel wat te lang, maar live klinkt het altijd goed. En mag er af en toe wat misgaan?’

Leendert: ‘Schuw de misslag niet.’

13. Gentle Giant – Way of life (In A Glass House, 1973)

progvizier_61-gentle_giant-in_a_glass_house.jpg

Jan: ‘Ah, ho maar.’

Leendert: ‘Gentle Giant… waarom doe je dat nou?, haha!… Ik stond in 1973 in de platenzaak en had twee platen in m’n handen. “In a Glass House” van Gentle Giant en “Atem” van Tangerine Dream. Die laatste kocht ik toen…’

Jan, die nummer mee zit te tikken: ‘Let op die Moog-solo. Heel interessant wat daarin gebeurt.’

Leendert: ‘Vlak voor de tekst zit zo’n geinig melodietje. En de toonhoogte van de zang klopt helemaal niet!’

Fred: ‘Het mooie is dat je bij de meeste symfobands vaak al weet hoe ze een thema uitwerken, terwijl bij Gentle Giant het omgekeerde gebeurt.’

Jan: ‘Net als je denkt, oh ja, dan hup…’

Leendert: ‘Ik kende “Three Friends” al, maar “Glass House” was voor mij de ontdekking, de doorbraak. Die eerste kant, daarin word je meegezogen. In elke maat zit iets bijzonders. Dat grijpt je.’

Fred: ‘Er zaten enorme muzikale uitersten in die groep. Een klassiek geschoolde Kerry Minear, met die popachtergrond en het talent van de gebroeders Shulman en Gary Green die als 19-jarige bluesgitarist bij de band komt.’

Leendert: ‘En dan John Weathers. Ook uit de blues. Die wist ook niet wat hem overkwam.’

Jan: ‘Die zat te denken hoe hij het aan elkaar kon rijgen. En dat lukte hem, tjonge jonge.’

Leendert: ‘Muziek die echt door vijf man is gemaakt. Je hoort er heel veel klassieke invloeden in terug. Ook “The Power and the Glory” vind ik een topalbum.’

Fred: ‘Misschien denk ik er over vijf minuten weer anders over, maar zo’n plaat als “Octopus” toont de balans tussen de vroege en de late Gentle Giant.’

De cirkel is rond

Het eindoordeel van de test is aangebroken. Zo slecht hebben de heren het er niet vanaf gebracht. Eigenlijk gaan de verhalen gewoon door, zonder dat ingrijpen nodig is (Fred: ‘Ken je dat filmpje op YouTube van ‘Patrick Moraz destroys Close to the Edge‘?).

Leendert: ‘Heel bijzonder zo’n test en leuk om te horen. Toch had ik het iets moeilijker verwacht.’

Fred: ‘Je had ons kunnen naaien door er een paar instinkers bij te doen. Gelukkig heb je daar vanaf gezien.’

Jan pakt z’n iPod en zoekt wat op. ‘Nu ben jij aan de beurt!’

Vervolgens volgt een a capella versie van Gentle Giant’s “Three friends” door de ruimte. Met alleen Mini-moog. Ik herken het meteen. ‘Dat is dus niks ge-Pro Tooled, gewoon in één keer opgenomen’, roept Jan. Waarmee de cirkel aan het begin van het gesprek weer helemaal rond is. De bandleden schuiven vervolgens in de huiskamer van Dubbe aan de oud-Hollandse snert en komt er een einde aan een middagje repeteren. Kijken hoe dat op 14 juni in Papendrecht gaat uitpakken.