Muziek doet iets met mensen. Raymond van het Groenewoud bezong het in het verleden al. Ik zeg natuurlijk ook niets nieuws, maar lang niet iedereen beleeft muziek op dezelfde manier. Feit is dat muziek technisch perfect kan zijn, maar als het gevoel ontbreekt bij de muzikant of luisteraar, blijft echte beleving uit. Muziek hoeft ook helemaal niet perfect te zijn om je tot op het bot te raken. Wie kent in dit kader niet de Tom Waits opname, gemaakt van een zwerver, liggend op de grond bij de ingang van een warenhuis, zingende: Jesus’ blood never failed me yet… Het rotsvaste vertrouwen in een hogere macht, vertaald in een van de meest gevoelige stukjes muziek ooit vastgelegd.

Muziek is voor mij pure emotie, nostalgie of beide. Een deuntje uit het grijs verleden bezorgt mij bijkans al natte ogen vanwege een specifieke herinnering. Dat kan muziek zijn die doet herinneren aan mijn jeugd; ‘Don’t Look Back’ van Boston, ‘Wuthering Heights’ van Kate Bush, ‘Blinded By The Light’ van Manfred Mann’s Earth Band, ‘Rocket man’ van Elton John, ‘Nothing Rhymed’ van Gilbert O’Sullivan, ‘Wild World’ van Cat Stevens, ‘Hey, St. Peter’ van Flash and the Pan en ga zo maar door. Ik kan nog intens genieten van de eerste albums van KISS en Iron Maiden. Niet omdat deze muziek nu gemiddeld genomen zo briljant is, maar louter omdat het mij terugvoert naar mijn eerste echte rockconcert in de Groenoordhallen te Leiden. KISS als hoofd-en Iron Maiden als supportact. En ik die ademloos stond toe te kijken, schouder aan schouder met mijn beste vrienden van school. Die avond vergeet ik nooit meer.

Een van de eerste progrock elpees die ik ooit in bezit kreeg was: “Exit… Stage Left” van ons aller Rush. Ik kreeg dit album op Sinterklaasavond onder minder prettige familieomstandigheden. Ik heb die avond alle vier de kanten van deze live dubbellaar eindeloos gedraaid, met tranen in mijn ogen en mijn grenzeloze liefde voor Rush is toen en daar geboren.

Bij gevoel denk ik zeker aan een van mijn favoriete gitaristen: David Gilmour. De man kan spelen, dat weten we allemaal. Of hij technisch – als in virtuoos – het best onderlegd is durf ik niet te zeggen, waarschijnlijk niet. Maar vrijwel niemand bespeelt een gitaar met zoveel gevoel als hij. De ruimte die hij in zijn spel laat, afgewisseld door soms slechts een enkele, subtiele aanslag bezorgt mij puur kippenvel. Ik kijk ademloos naar deze gitaarspelende man, krijg zwakke knieën van die in zwart geklede, inmiddels op leeftijd gekomen gestalte. Het grenst aan pure verliefdheid, een emotie die ik verder echt bewaar voor het andere geslacht, mijn vrouw en dochter in het bijzonder.

Iemand die zich inmiddels geheel toelegt op ‘gevoel’ voor muziek is David Sylvian. Ooit avant-gardistisch boegbeeld van ‘Japan’, later steeds meer vertolker van pure poëzie. Deed hij dit op zijn eerste lp’s als solo-artiest nog op goed te volgen muziek, sinds “Blemish” is hij daar helemaal vanaf gestapt. En zijn laatste wapenfeit “Manafon” is voor de normale luisteraar eigenlijk niet meer te volgen. Tenzij, ja, tenzij je zoveel gevoel voor muziek hebt, dat de wirwar aan geluiden – soms niet eens van instrumenten afkomstig dan wel niet als zodanig herkenbaar – zich uiteindelijk tot een patroon, een heuse melodie vormt. Dit is artrock in optima forma. Kun je het überhaupt muziek noemen? Velen zullen hier bedenkingen hebben, een enkeling niet. Feit is dat Sylvian het aandurft zijn luisteraars uit te dagen zelf chocola te maken van de abstracte aanzet die hij doet. Natuurlijk geholpen door zijn unieke stemgeluid, een van de mooiste uit de muziekgeschiedenis. Pure emotie ja.

De juiste muziek maakt van onze wereld een betere en ik heb te doen met hen die daar niet voor openstaan. Wij liefhebbers delen met elkaar iets heel bijzonders, iets waar anderen jaloers op zijn, misschien zonder het zelf te beseffen. Hoewel we vaak verdeeld zijn in onze conclusie over wat goed is en wat niet, hebben we een ding gemeen: die ene speciale liefde genaamd ‘Muziek’.

Govert Krul