Interview en tekst: Alex Driessen
Datum: 18 december 2018
Na de eervolle taak in 2016 om mijn absolute nummer één gitaarheld, Steve Howe van Yes, te mogen interviewen, had ik nu de even grote eer om te mogen spreken met de nummer twee op mijn persoonlijke lijst: Steve Hackett. De reden is de release van het zesentwintigste solo album van deze legendarische artiest. Het nieuwe album, dat de titel “At The Edge of Light” draagt, wordt op 25 januari uitgebracht en Steve viert dit in mei met een drietal volledig uitverkochte voorstellingen in zijn favoriete Nederlandse locatie, De Boerderij in Zoetermeer. Reden te meer om contact op te nemen met deze toekomstige Prog God. Ik krijg maar een half uur en de grootmeester van de Prog belt zelf in.
Goedemiddag.
Steve Hackett: hallo, Alex? Dit is Steve Hackett.
Goede middag Steve, heel erg bedankt voor het bellen. Hoe gaat het met je?
Steve: Ja, erg goed. Dank je.
Mijn naam is Alex Driessen, maar dat wist je al. Bedankt voor het bellen. Ik werk voor een van de grootste en, als ik het mag zeggen, de beste progressieve rockwebsite van Nederland, Progwereld.
Steve: Snap het. Ja.
Het gebeurt niet elke dag dat ik gebeld word door een Prog Award-winnaar. Bedankt dat je de tijd hebt genomen om met me te praten en enkele vragen te beantwoorden.
Steve: Het is leuk om met je te praten.
Ik ben zeer vereerd met deze mogelijkheid om te spreken met een van de legendes van progressieve rockmuziek. Oké, zoals ik weet hebben we maar een half uur en ik heb ontelbare vragen voor je, misschien kunnen we het interview nu beginnen, als je het niet erg vindt?
Steve: zeker. Natuurlijk.
Oké. Allereerst gefeliciteerd met het nieuwe album.
Steve: Bedankt.
Ik kreeg de mogelijkheid om vooraf te luisteren naar “At the Edge of Light” en ik hou heel erg van wat ik hoor. De muziek is tot op zekere hoogte in lijn met je vorige album “The Night Siren”. Is dit het nieuwe en definitieve Steve Hackett-geluid?
Steve: Nou, ik denk dat het idee om met mensen over de hele wereld te werken en er dan cameo-optredens van te maken, gewoon de logische consequentie is van het hebben van een brede vriendenkring die toevallig erg getalenteerd is, dus het is geweldig om met een diversiteit aan mensen te werken. Zo gevarieerd als bijvoorbeeld uit India, Azerbeidzjan, IJsland, Verenigde Staten, om er maar een paar te noemen. Het is nogal bijzonder om met al die mensen en de instrumenten van die plaatsen te werken, dus het is nog steeds rock, maar ik denk dat het rock in de breedste vorm is die ik er van kan maken.
Absoluut. Het is, naar mijn mening, de meest eclectische verzameling van geluiden die ik ooit heb gehoord op een enkele CD. Arabische en Indiase klanken, gospel, bluegrass zelfs, klassiek, koor, filmmuziek. Je lijkt vooral beïnvloed te zijn door een grote variatie aan geluiden?
Steve: Ja, ik heb geprobeerd zoveel mogelijk te variëren. Ik hou nog steeds van de kracht van rock, maar ik vind dat de rock met invloeden uit andere genres de enige manier is om mezelf en anderen te blijven verrassen. Ik ben niet erg goed in vasthouden aan wat anderen beschouwen als de mainstream, dus ik loop misschien het risico sommige mensen te verwarren door mijn enthousiasme voor het overstijgen van het standaard genre. Ik hou nu eenmaal van zoveel verschillende muziekstijlen, voor mij is het allemaal muziek die lijkt op verschillende scènes uit een denkbeeldige film.
Dat is absoluut waar. Het heeft een gevoel voor een filmscore, een soundtrack, vooral de trilogie aan het einde is erg visueel. Je kunt de legers bijna zien marcheren.
Steve: Ik weet wat je bedoelt, ja. Dat was het idee ervan. Muziek die visueel is van zichzelf. Ik bedoel niet muziek die videobeelden vergezelt, ik doel op muziek die zelf beelden oproept, dat is waar ik echt voor sta. Ik probeer dit al heel lang te doen, dus het is niet zozeer de stijl. Ik denk dat ik heel, heel flexibel moet zijn.
Dat ben je zeker, dus we gaan je niet zien als een schrijver van filmscores, zoals sommigen van je collega’s?
Steve: Nee, ik denk dat ik, als ik filmscores wilde maken, waarschijnlijk meer tijd zou moeten besteden in Hollywood, in de hoop dat er iets voorbij komt, maar ik denk dat het niettemin veel is op het gebied van soundtrack. Ik denk ook aan het idee van films voor het oor in plaats van alleen het oog, dus ik hoop dat mensen hierdoor worden getransporteerd. Dat is hoe ik het zie. Het is een paspoort naar andere tijden en plaatsen en soms naar andere werelden.
Ja, ik ben vrij breed georiënteerd en probeer mensen naar plaatsen te brengen die ze misschien nog niet eerder hebben bezocht. De enige manier om dat te doen is met combinaties van geluiden en stijlen, bijvoorbeeld de aanpak van het openingsnummer, Fallen Walls and Pedestals, waar je het idee hebt dat het een traag nummer is.
Met Arabische invloeden?
Steve: Dat is zo, ja. Dat denk ik ja. Ik denk dat ik me al geruime tijd aangetrokken voel, het idee van mineure toonladders, sommige mensen noemen het de harmonische mineur, en een Aramees gevoel dat doordringt. Ook de Indiase dingen, omdat ik vind dat ze vibrato’s op ongeveer dezelfde manier gebruiken, en instrumenten ‘buigen’, terwijl we op het westelijk halfrond de neiging hebben om het recht-toe-recht-aan te houden en niet te veel te bewegen.
Het lijkt me dat met Indiase en Arabische muziek, de strijkers, de vioolspelers en de cello’s, evenveel noten buigen als rockgitaristen, dus in sommige opzichten heeft het zijn weerklank daar. Misschien zijn we op de een of andere vreemde manier in de verte verwant, maar dat is iets dat ik denk. Is het niet geweldig hoe orkesten dat kunnen doen en ondertussen verrassend zijn? Terwijl ik denk dat als je een Europese violist vraagt om dat te spelen, ik denk dat ze het waarschijnlijk verpesten. Dat zou standaardmuziek uit het Oosten zijn.
Je gebruikt de originele instrumenten en originele muzikanten, nietwaar? Zowel op Fallen Walls and Pedestals als Shadow and Flame, waar je de sitar gebruikt?
Steve: Ja. Dat klopt, ja. We gebruiken de tar op Fallen Walls and Pedestals. Dat is Malik Mansurov uit Azerbeidzjan. Ik ontmoette hem in Hongarije en werkte met hem samen met de Hongaarse fusionband Djabe.
Ik hou erg van wat hij deed en keerde terug naar Hongarije om hem en enkele Hongaarse muzikanten op te nemen, dus ja, ik vond het heel inspirerend. Zijn vermogen om dingen te verzinnen die bijna sitarachtig klonken, maar het klonk als iemand die een kruising was tussen Ravi Shankar en John McLaughlin. Hij kon razendsnel spelen als hij dat wilde, maar tegelijkertijd was er deze mystieke kwaliteit, dus ik vond het heel leuk om naar hem te luisteren.
Toen ik hem voor het eerst hoorde, kon ik er helemaal niet achter komen wat hij aan het doen was, hoe zijn techniek functioneert, maar hij leek door deze trillingen te spelen en ik wist niet zeker of hij noten aan het buigen was of ze individueel bespeelde. Hij doet zgn. ‘hammer-ons’ die buitengewoon snel zijn, hij is de meest bekende exponent van dit instrument.
Hetzelfde geldt voor Sheema Mukherjee die sitar op het album speelde, ze komt uit een familie van sitar-spelers en ze staat hoog aangeschreven. De familie had ergens een relatie met Ravi Shankar, en ik weet dat ze allemaal briljant waren. Ze zegt dat haar oom waarschijnlijk de beste was die ooit bestaan heeft en ze nam haar aandeel in het nummer heel, heel serieus. Ik ben verbaasd dat ze in staat is om dit soort dingen te spelen, allemaal in één take en er ook nog in slaagt de bijbehorende snaren op hetzelfde moment aan te slaan. Toen ze met ons opnam, had ze het nummer nog helemaal niet gehoord, dus ze leerde dat helemaal zelf vanaf nul, het hoofdthema en vervolgens de geïmproviseerde solo. Daar was ze natuurlijk heel goed in. Ik heb haar sitar zelf geprobeerd en ik dacht: “Wow, dit is zo anders dan wat ik doe.” Je hebt veel kracht nodig om de sitar echt te bespelen zoals zij dat doet.
Een sprongetje van de muziek naar onderwerpen en teksten, waar komt je inspiratie eigenlijk vandaan? Ik heb gelezen dat jouw reizen met je vrouw Jo van grote invloed zijn geweest op de creatie van het vorige album. Is dat hetzelfde met het nieuwe album?
Steve: Het is hetzelfde met het nieuwe album, ja. Ik denk dat mijn voorliefde voor wereldwijde muziek al ver voor mijn reizen begon. Ik gebruikte de koto, de Chinese koto, de Chinese harp, ook wel Kantonese koto genoemd. Ik gebruikte dat instrument al aan het einde van de jaren ’70 op “Spectral Mornings”. Er waren tijden dat de albums die ik maakte een meer percussieve invloed hadden, dat zou uiteindelijk het creatieve proces beïnvloeden en het album “Till We Have Faces” voortbrengen. Dat was rond 1982, ’83, mogelijk uitgebracht in ’84 (Redactie: werd feitelijk in 1984 uitgebracht), maar ik was toen al bezig dat soort dingen te construeren.
Wat er nu gebeurt, is dat we reizen naar een enorme hoeveelheid plekken op aarde. Soms maken we vrienden met mensen waarmee we ter plekke opnemen. Andere keren komen we terug met de instrumenten van die plaatsen, en proberen dat weer te integreren in rock and roll, maar het is geen echte rock and roll zoals we die kennen.
Nee. Dat is het zeker niet, verre daarvan. Je bent natuurlijk ook heel sociaal geëngageerd. Wat voor effect heeft dat op je composities in tekstueel opzicht?
Steve: Ik denk dat het schrijven er enorm door verbreed is. Ik ben geneigd om meer sociaal geëngageerd te zijn dan dat ik elektronisch ben geïnteresseerd. Ik ben geneigd te achterhalen wat de nieuwste dingen zijn telkens als ik met een nieuw album start. Ik werk met briljante opname jongens, zoals Roger King en Ben Fenner, en terwijl ik met hen werk ontdek ik allerlei dingen die binnen handbereik zijn. Zoals toen ik onlangs met Nick Magnus aan een album van hem werkte, hij liet me een aantal van de nieuwste gadgets zien die hij heeft. Het is gewoon heel erg leuk wat er tegenwoordig allemaal beschikbaar is.
Was zijn bijnaam vroeger niet ‘Chips’?
Steve: Dat klopt, ja, Chips, ja.
Alex: Nostalgisch toch?
Steve: Ja, Nick was speciaal … Hij verkleedde zich als een Amerikaanse agent. Ja dat klopt. Ik denk dat de serie Chips heette, nietwaar, of zoiets? Indertijd vroegen mensen mij, vooral Amerikanen: “Hé, is die vent op het podium een echte agent?” en ik zou zeggen: “Wel, laat je niet voor de gek houden door de handboeien.”
Ander onderwerp: het was al merkbaar op het vorige album, en zo mogelijk nog meer op het nieuwe album, het album bevat naar mijn mening het beste vocale werk van je dat ik ooit heb gehoord, ik denk dan vooral aan Beasts In Our Time en de afsluitende track Peace. Bovendien zijn de vocale harmonieën rijker dan ooit. Kun je zeggen dat je eindelijk je stem hebt gevonden?
Steve: Ja, denk ik. Wanneer iemand me vraagt wat ik voor de kost doe, zeg ik altijd: “Ik ben een gitarist”, maar eigenlijk zou ik moeten zeggen: “Ik ben een zanger”. Uiteindelijk realiseer ik me dat er aan het zingen nog wel het een en ander geperfectioneerd moet worden, maar hiermee heb ik wel wat geleerd en toegepast. Ik nam de ‘crooners’ benadering over qua zang. Ik denk dan aan….
Frank Sinatra?
Steve: Nou, er is wel iets met de zangers uit die tijd, ze gingen langzaam over in de noten, zodat ze er crescendo in konden leggen, en vibrato was eveneens erg belangrijk voor hen. In die zin leende ik van de crooners, van de romantische zangers. Ik heb veel tijd doorgebracht met luisteren naar iemand als Roy Orbison. Daar luister ik meer naar dan naar rockzangers, de categorie met een ruw randje, dat is allemaal geweldig, maar dat heb ik helemaal niet in me. Ik was niet gezegend met dat schorre geluid, dus besefte ik dat ik een ander soort zanger was. Misschien ben ik wel een ballade zanger.
Dat ben je zeker.
Steve: Ik denk dat het beter is voor het vertellen van het verhaal, om het niet te schreeuwen. Hoewel ik albums heb gemaakt waar ik me volledig schor heb geschreeuwd. Ik merk over het algemeen dat mensen de voorkeur geven aan de zang als ik het verhaal vertel op welke manier dan ook. Ik ben enorm beïnvloed door harmoniezangers en harmoniegroepen. Dan hebben we ook nog de gospel- en koorbenadering. Dat alles, dus de verschillende zangstijlen erop.
Ik hoor ook enkele flarden van de Moody Blues in Under The Eye of the Sun.
Steve: Echt waar? Dat is grappig, dat je dat hoort, The Moody Blues, ik denk dat je daar ook een beetje van kunt horen in Beasts in Our Time. Ik ga trouwens binnenkort de cruise doen met Justin Hayward en John Lodge van The Moody Blues, een van de cruises die ik doe die eraan komt, zal daarbij zijn en ook bij de versie met Yes. Ik heb eerder met Justin Hayward gewerkt. Hij hielp me met iets een tijdje geleden toen ik betrokken was bij Rock Against Repatriation, voor de Vietnamese bootvluchtelingen. Hij was een van de gasten op het album dat we toen maakten.
Erg leuk om dat te horen. Ik weet zeker dat je stem en gitaarspel mooi in de buurt komen van de stem van Hayward. Naast de zang ben ik ook erg blij met het feit dat je goed gebruik maakt van de akoestische en klassieke gitaar, zij het wat spaarzamer dan op het vorige album. Is daar een reden voor?
Steve: Ja, er is een goede reden voor. Ik had al een akoestisch stuk. Ik was van plan het op het album te zetten toen ik voelde ik dat het tempo van het album heel goed opeenvolgend van de ene track naar de andere liep, en ik dacht: “Ik wil de reis niet onderbreken.” Voor de eerste keer ooit bij een solo album, wilde ik geen slaperig siësta-momentje inbouwen.
Je wilde het ritme niet doorbreken.
Steve: Ik wilde het ritme niet doorbreken, dat is juist. Ik wilde het ritme van de plaat niet doorbreken. Het betekent niet dat ik niet hou van slaperige siësta-achtige, romantische momenten. Ik heb hier hele albums mee gemaakt en ik zal dit in de toekomst zeker blijven doen, maar voor dit specifieke album wilde ik het tempo aanhouden en blijven verrassen. Ik heb me gerealiseerd, hoewel het een passie van mij is dat soort gitaarspel, dat het niet voor iedereen iets was. Deze keer nam ik meer een, je zou kunnen zeggen zanger-benadering… Ik heb geprobeerd een heel toegankelijk album te maken zonder compromissen te sluiten. Er is geen enkel compromis op dit album, nergens.
Dat is ook duidelijk merkbaar. En, terwijl we het er toch over hebben, zullen we ooit nog eens een volledig album met akoestische stukken als “Bay of Kings” of “Tribute” gaan meemaken?
Steve: Wat ik waarschijnlijk wel zal doen, is een album maken dat veel weg heeft van “A Midsummer Night’s Dream” en “Metamorpheus”. Dat waren albums met gitaar en orkest. Ik heb gemerkt dat mensen de neiging hebben om het meest positief te reageren op de dialoog tussen die twee. Het geluid van de akoestische gitaar is zo indolent als maar mogelijk is, maar als je dat koppelt aan andere orkestinstrumenten, helpt dat het geheel naar een hoger niveau te tillen. Ik vind het erg belangrijk om te proberen de interesse van de luisteraar vast te houden en te behouden, zoals ik al zei. Er zijn andere albums die ik heb gemaakt heb waar het eerder om een gitaarrecital ging, maar, daar komt dat visuele aspect weer, ik zou liever iets prachtigs willen beschrijven met alleen een akoestische gitaar.
Dat laatste deed je niet zo lang geleden, als ik goed geïnformeerd ben, in een kleine, intieme setting in het Trading Boundaries theater in East Sussex, hoe was dat?
Steve: Heel leuk, we hebben een traditie om dit te doen. Het is het derde jaar dat we het gedaan hebben – we zijn begonnen als een trio dat een kwartet werd dat en weer later een kwintet werd en we hebben de neiging om in te krimpen, we gebruiken geen drums. Het is een akoestische show, maar er waren nog steeds verrassingen en we betrekken Amanda Lehmann er nu ook bij.
Het trio is al geëvolueerd naar een sextet?
Steve: Zoiets, we gaan die kant op, kwintet, ja dat zeker. Ik ben er heel blij mee, het is in zekere zin een traditie geworden nu. Het is een kerstfeest, we doen het net zo goed voor vrienden en familie als voor het publiek, want het is een heel kleine zaal, maar het is een heerlijke plek om te spelen. Er heerste een geweldige sfeer en Michael Clifford, die het beheert, doet geweldig werk door veel bijzondere muzikanten en zangers aan te trekken, echt geweldig.
De locatie lijkt erg belangrijk voor je te zijn in de zin van sfeer. Je concerten in Nederland in mei, waren binnen een paar uur uitverkocht en ongetwijfeld zal de derde show hetzelfde lot ondergaan. Je had gemakkelijk kunnen kiezen voor een grotere zaal, wat maakt De Boerderij zo speciaal voor jou en de band?
Steve: Weet je wat het is met De Boerderij, de eerste keer dat ik er speelde, vond ik dat het de perfecte clublocatie was. De reactie van het publiek was geweldig, we kwamen gewoon op en iedereen was zichzelf. Dat is al weer lang geleden en telkens als we weer worden uitgenodigd, krijg ik de kans iedereen gedag te zeggen. Er is een relatie met de mensen, de locatie, het publiek, en natuurlijk met Nederland zelf. Ik zeg overigens niet dat ik nergens anders zou spelen.
Arie (Verstegen, manager De Boerderij) zal blij zijn met je opmerkingen
Steve: Ik denk dat we daar genoeg shows hebben uitverkocht, maar ik kan me voorstellen dat de mensen benieuwd zijn waar we mee bezig zijn, of het nu een Genesis Revisited show is of dat het nieuwe dingen zijn. Volgend jaar zal ik “Selling England by the Pound”, “Spectral Mornings” en wat nummers van het nieuwe album spelen.
OK, daarmee heb je mij het gras voor de voeten weggemaaid voor mijn vraag over de setlist. Je gaat dus “Spectral Mornings” in zijn geheel spelen, één van mijn persoonlijke favorieten, dat zou geweldig zijn.
Steve: Ik zou het album wel in zijn geheel willen spelen maar we moeten nog kijken waar we ruimte voor hebben. We doen zeker “Selling England” in zijn geheel, en ik denk dat we het grootste deel van “Spectral Mornings” zullen spelen, wat nog steeds een favoriet album van mij is. Dit zijn twee favorieten, zowel het Genesis album als mijn solo album. “Spectral”, ach, ik mocht die plaat ooit opnemen in Hilversum, in die prachtige Wisseloord Studios, ik heb echt geweldige mooie herinneringen daaraan.
Dat is al weer 40 jaar geleden, Steve.
Steve: Ik weet het, maar het lijkt wel gisteren, het is een belangrijk onderdeel van mijn leven. We vierden een feestje genaamd “Spectral Mornings”, dat was gewoon een geweldige tijd.
Mooi, trouwens, je ziet er nog steeds geweldig uit: minstens 10 jaar jonger en je maakt een zelfverzekerde en gelukkige indruk. Maar de realiteit is dat je over een paar maanden 69 wordt, nietwaar?
Steve: [lachend] Soixante neuf, het is gewoonweg perfect. Nog maar een jaar, en dan ben ik een oude man van 70, een oude zak, maar het kan me niet schelen.
Het is je nog niet aan te zien.
Steve: Ik probeer niet te veel toe te geven aan mijn leeftijd, ik ben drukker dan ooit, we gaan morgen naar Ethiopië, mijn vrouw en ik . Dit is het vervolg avontuur van Indiana Jones.
Jij met een Stetson en een zweep!
Steve: We zullen ook de stammen daar ontmoeten, het zal heel bijzonder zijn, dat weet ik zeker.
Het zorgt voor nieuw materiaal voor het volgende album?
Steve: Het is heel goed mogelijk, we zullen wel zien. Ik ga eigenlijk op vakantie, maar het is om de geest te verruimen, misschien wordt het wel een boek. Ik hoop echt dat de ervaring het schrijven beïnvloedt, of dat nu het geschreven woord of de film is.
We zullen er snel achter komen, Steve. Ik denk dat er nog maar een paar minuten over zijn voordat je waarschijnlijk het volgende slachtoffer belt.
Steve: Ik zal proberen snel te antwoorden.
Ik kom terug op je nieuwe album, ik denk echt dat “The Night Siren” al uitstekend was, maar dat je de lat nog hoger gelegd hebt met “At The Edge of Light”. Persoonlijk heb ik het gevoel dat het beste nog moet komen, is dat niet een beetje vreemd, na 50 jaar in de muziekindustrie?
Steve: Ik weet het, het is raar, niet? Ik werk langzaam… ik weet niet goed hoe ik het moet beschrijven, ik denk dat ik er steeds beter in word. Ik ben een erg trage leerling, ik had het jaren geleden al goed moeten doen eigenlijk, maar ik lijk het nu door te krijgen, zeker als je naar de reactie van het publiek kijkt, dus …
Beter laat dan nooit, Steve.
Steve: Ja, beter laat dan nooit, inderdaad. Natuurlijk, maar we hebben een eeuwigheid, we leven voor altijd, ik zou er beter in kunnen worden op de een of andere manier.
Ik ben er vrij zeker van dat je dat gaat lukken. Nog iets die me enigszins intrigeert, ik heb ergens gelezen dat je een paar gitaren uit de nalatenschap van Gary Moore hebt overgenomen?
Steve: Ja, dat klopt.
Wat is er zo speciaal aan deze Fernandes-gitaren? Zodanig dat je zelfs je ouwe trouwe Les Paul Goldtop op het podium hebt ingeruild?
Steve: Ik speel nog steeds de Goldtop, de Les Paul. De Les Paul is een gitaar waar ik nog steeds verliefd op ben, het is inmiddels al een lange huwelijksreis. De Fernandes gitaren hebben een oneindige sustain, maar ze produceren ook bepaalde tonen als je ze heel licht raakt. Vooral de bovenste drie snaren, als je ze heel licht raakt, kun je een toon produceren die een mengeling is van de bovenste harmonische- en de fundamentele noot. Ze zijn erg flexibel en ik vind dat ze ook heel goed werken met een tremolo-arm.
Ze hebben me zelfs een cadeau gegeven, de lui van Fernandes, 20 jaar geleden, ze maakten een op de Les Paul Goldtop gebaseerd instrument voor me en ze maakten exact dezelfde gitaar voor Gary Moore, Gary was natuurlijk een geweldige gitarist. Ik had op een gegeven moment dezelfde gitaartechnicus als hij, dus toen Graham Lilley, de betreffende gitaartechnicus, voor mij kwam werken, gebruikte ik één van die gitaren als reserve, voor het geval de mijne er mee op zou houden. En toen hij betrokken raakte bij de nalatenschap, na Gary’s dood, bood hij me deze gitaren aan. Eén ervan is echt geweldig, ik gebruikte hem op het allerlaatste nummer op “The Night Siren”, het is een nummer genaamd The Gift. Je kunt iets van de toon horen, ik zou graag denken dat er misschien iets van de toon van Gary Moore in zit …
Als een eerbetoon aan hem?
Steve: Je gaat op zoek naar je eigen geluid, al het goede daarin, maar het zat hem vooral in de sustain, vooral de laatste noot, dat is iets heel bijzonders. Het zijn geweldige gitaren, maar dat geldt ook voor de Les Paul en ik denk dat ik dat niet hoef te doen, er trouw aan te zijn, het is niet als een vrouw.
Voorzichtig Steve, dit wordt misschien ooit op de radio uitgezonden.
Steve: [lacht] Mijn vrouw weet precies waar mijn prioriteiten liggen, geloof me.
Absoluut, en je liefdesrelatie met de gitaar overtreft alles, toch?
Steve: Nou, we zijn al heel lang getrouwd, ik en de gitaar. En mijn vrouw is een buitengewone vrouw, geloof me.
Daar twijfel ik totaal niet aan. Trouwens, oefen je nog steeds? Je techniek is nog steeds fenomenaal, oefen je nog regelmatig tegenwoordig of is het moeilijk om bij te houden?
Steve: Ja, dat weet ik. Ik oefen wel, maar ik maak nooit onderscheid tussen oefenen en schrijven/componeren. Het is een en hetzelfde. Als ik iets wil kunnen doen dat ik gisteren niet kon, dan moet ik oefenen om het te doen en ik zoek altijd naar vloeiende lijnen.
Helaas moet ik nu met Spanje bellen, misschien fijn voor hen, maar jammer voor Nederland, ik moet doen wat ik moet doen.
Geen zorgen. Bedankt voor de tijd die je hebt genomen om met me te praten en mijn vragen te beantwoorden. Ik heb erg genoten van ons gesprek.
Steve: Bedankt, was leuk om met je te praten.
Vrolijk kerstfeest, gelukkig nieuwjaar.
Steve: Ja, jij ook, en in de toekomst spreken we elkaar weer.
We kijken er naar uit om je te zien optreden in Zoetermeer.
Steve: Bedankt, bedankt.
Bedankt, tot ziens.
Steve: Ciao.
Ciao.