Interview en tekst: Manuel Huijboom
Ik wilde de eerste interviewer zijn die Steve Hackett niets over Genesis zou vragen, omdat de beste man al ruim dertig jaar uit die band is, maar van die intentie kwam niet veel terecht. Genesis was een paar weken voordat ik met Hackett sprak opgenomen in The Rock ’n Roll Hall of Fame, dus het gesprek begon met de nodige felicitaties en daarmee automatisch met een te gronde gericht voornemen.
Gefeliciteerd!
Dank je wel.
Wat betekende dit voor jou?
Wat het voor mij interessant maakte was de erkenning voor ons vijven die naar ons als groep uitging en naar ons als individuen. Als het om de driemanversie van Genesis had gegaan, was het natuurlijk wel een ander verhaal voor mij… Maar het is altijd fijn om waardering te krijgen, zowel voor vergane glorie als voor het heden. Steun komt uit alle kanten en dat doet me goed.
Ik was ook zo blij dat Phish Watcher Of The Skies speelde, zodat er ook aandacht voor die periode was…
Inderdaad. Toentertijd in 1972 deden we kennelijk iets goed.
Ja, dat weet ik wel zeker… Als ik het me goed herinner zei je tijdens de speech dat je de andere jongens (red.: Rutherford, Banks, Collins, Gabriel) heel lang niet had gezien, maar jullie deden toch samen de interviews vanwege de Genesisboxen van vorig jaar?
Klopt. We hadden elkaar toen ook gezien. Pete (red: Peter Gabriel) had ik toen ook nog gesproken… Door de jaren heen hebben we elkaar wel een paar keer gesproken. Mike Rutherford kwam ik daarvoor nog tegen tijdens de Led Zeppelin reünie in Londen. We komen elkaar zo nu en dan inderdaad tegen.
Dus het was niet ongemakkelijk om ze allemaal weer te zien tijdens de inductie?
Nee, helemaal niet. Ik ben altijd een fan geweest de Genesisalbums die daarna uitkwamen en van hun solowerk.
Duidelijk. Het nieuwe album “Out Of The Tunnel’s Mouth” is binnenkort overal verkrijgbaar, hoewel het al maanden via jouw website te verkrijgen is…
Inderdaad. Het wordt nu eindelijk via InsideOut verspreid. Het duurde een lange tijd voordat het contractueel allemaal rond was. Uiteindelijk kreeg ik de vrijheid om het uit te brengen. Geloof me, voordat het zover was, was er een hoop vervelends aan de hand, maar de ontvangst was gelukkig erg goed.
Ja, daar hadden we wat van meegekregen. Ik was bij het optreden in Zoetermeer en de dag erna had de rechter besloten dat het album uitgebracht kon worden.
Dat waren de eerste shows van de tour en ik vond het behoorlijk frustrerend dat we die avond geen albums mochten verkopen. Nadien kreeg dit album betere recensies dan welk album ik ook in het verleden had gemaakt. Ik vind het zo ironisch dat een album dat zo moeizaam op de markt werd gebracht, zo goed werd ontvangen dat ik allemaal deals kon sluiten met verschillende platenmaatschappijen. Inside Out, EMI en nog een andere platenmaatschappij zijn allemaal betrokken bij de release van het album. Het is bijzonder allemaal.
Ik ben het ermee eens dat het een geweldig album is.
Ach, je weet wat zeggen: Where there’s a hit, there’s a writ (red.: Dit betekent iets als “Als iets succes krijgt, volgt juridische rompslomp”) en ik ben blij dat er in ieder geval een hit was.
Het album doet me soms denken aan de progmuziek uit de jaren zeventig. Fire On The Moon doet me bijvoorbeeld aan In The Court Of The Crimson King denken en van het album “Wild Orchids” doet Mechanical Bride me ook aan King Crimson denken, namelijk aan 21st Century Schizoid Man. Voordat ik te snel conclusies trek: kun je zelf iets vertellen over jouw invloeden?
Dit album is zeker beïnvloed door de muziek van de eerste jaren van Genesis toen ik er in zat, ten tijde van The Musical Box. Er zijn ook wat invloeden uit de klassieke muziek, Spaanse muziek, Cream, Rod Williams, Jimi Hendrix, Miles Davis, Hank Marvin, jazz, blues, Bach… Te veel om op te noemen.
Ik bemerkte al zo veel invloeden in het tweede nummer van het nieuwe album, Nomad, waar ongeveer elke minuut een ander genre te horen is.
Ja, inderdaad. Het gaat van Flamenco naar Latinritmes, naar Afrikaanse ritmes met verschillende drumpartijen… Het gaat van Flamenco naar elektrische muziek, samen met een virtueel orkest. Op Sleepers hoor je overigens een echt orkest. De combinatie van nylonsnarige gitaren en strijkers klinkt altijd erg sterk.
En natuurlijk Anthony Phillips en zijn twaalfsnarige gitaar…
Inderdaad, dat klopt. Anthony speelt op de derde track. Daar krijg je zo’n oud Genesisgevoel… Wellicht is de productie nu wat preciezer. Het is nu in de maat en alles is gestemd en als dat niet het geval is, dan bedoelden we het zo (lacht). Het klinkt misschien wat arrogant, maar vroeger namen we de albums heel snel op en tegenwoordig werk ik thuis en is het volgens mij wat meer gefocust. Technisch is het allemaal wat beter. Uiteraard is het allemaal erg subjectief en ligt het er maar net aan hoe je dingen bekijkt als je de muziek uit je jeugd met de muziek van nu bijvoorbeeld vergelijkt…
Vooralsnog vind ik het verbazingwekkend hoe goed de productie van “Out Of The Tunnel’s Mouth” is, aangezien het in de huiskamer is opgenomen.
Het is inderdaad verbazingwekkend. Het is dankzij Roger King dat het zo goed klinkt. Hij krijgt het steeds voor elkaar om mijn auditieve fantasieën te realiseren. Hij is George Martins (producer van The Beatles) gelijke. Ik denk dat Roger King een van de meest getalenteerde mensen in de rockmuziek van tegenwoordig is.
Het viel me al op dat hij het op een of andere manier voor elkaar kreeg om zo veel lagen in de muziek te krijgen zonder dat het te vol klinkt.
Ja, hij is heel goed met reverb en compressie. Hij heeft ook een goede instinct en een logisch werkend brein. Soms hebben we gesprekken over heel getailleerde zaken waar hij zijn keuzes in een paar woorden uitstekend kan rechtvaardigen. Dan hebben we aan een half woord genoeg. Een van de moeilijkste dingen bij het mixen van een album is de basgitaar. Als het te luid is, klinkt het allemaal niet helder genoeg en erg modderig, terwijl je de bas vaak hard wil laten klinken. Het is een kwestie van telkens bijstellen. Het is een behoorlijk moeilijke klus.
Chris Squire speelt op de eerste twee tracks van het nieuwe album en ik neem aan dat het helpt dat hij altijd met een plectrum speelt. Dan klinkt het allemaal scherper. Bij Nick Beggs, die ik overigens zeer hoog heb zitten, is dat wat anders.
Dat klopt allemaal. Nick Beggs speelt overigens zowel met als zonder plectrum op de bas. Hij is ook een fantastische stickspeler.
Ik moet zeggen dat ik inderdaad overdonderd was toen ik hem voor het eerst zag en hoorde spelen. Met de samenwerking met Chris Squire is dit al weer de tweede Yes-samenwerking, toch?
In het verleden heb ik inderdaad een paar keer met de leden van Yes samengewerkt. Het is grappig hoe dat door de jaren heen telkens terugkeert. Lang geleden toen Peter Banks net Yes had verlaten, speelde ik op zijn album als gastmuzikant samen met Jan Akkerman. Een paar jaar later werkte ik voor GTR met Steve Howe samen en nu ben ik bezig met Chris Squire om een nieuw album te maken. Ik hoop dat ik dat album snel uitkomt…
Oh, ik dacht dat de samenwerking met Chris Squire alleen met “Out Of The Tunnel’s Mouth” was…
Nee, hij speelt inderdaad op dat album, maar we zijn met verschillende projecten bezig. Ik heb gespeeld op een kerstalbum van Chris Squire en daarnaast werken we aan materiaal dat een volledig album zal worden.
Spannende tijden.
Zeker.
Toen ik Emerald And Ash voor het eerst horen, moest ik direct aan Ripples denken, wat een beetje vreemd is omdat Anthoy Phillips toen allang weg was bij Genesis..
Anthony zat bij Genesis toen de band net was begonnen en hij was eigenlijk de ontwerper van het geluid van al die akoestische gitaren tegelijk (red.: Hackett refereert aan “Trespass”) en we probeerden dat geluid voor Emerald and Ash te benaderen. Tijdens het refrein hoor je vier gitaren waarvan er twee twaalfsnarig zijn. Die andere twee zijn twee elektrische gitaren die aangesloten zijn op een simulatie van Lesie-kabinetten. Die combinatie zorgt ervoor dat het voor een paar maten haast als een countryversie van Genesis klinkt. Voor een deel heb ik het zelfs wat vocalen weggelaten omdat die gitaren samen zo prachtig en dromerig klinken. Het was erg goed om met Anthony te werken. Het heeft mijn interesse voor twaalfsnarige gitaren opnieuw opgewekt.
Het klinkt inderdaad prachtig… Een andere track die erg opviel was Still Waters, waarvan je zelf tijdens het optreden aangaf dat het een excuus is om blues te spelen.
Klopt. Ik zeg dat omdat veel liefhebbers van progressieve rock blues wat te eentonig vinden. Het gaat bij blues ook meer om het gevoel dan om de vorm of om de arrangementen die bij klassieke muziek en progrock zo belangrijk zijn. Soms gaat progressieve rockmuziek alleen om de vorm en lijdt de spontaniteit daar onder. Persoonlijk ben ik blij met de afwisseling… Te veel oefening kan er ook voor zorgen dat een rockband behoorlijk saai gaat klinken.
Er is een balans tussen rechttoe rechtaanstukken en de gecompliceerde progrock….
Ik denk het wel. Muziek hoeft helemaal niet ingewikkeld te zijn. Soms werkt een simpel nummer heel goed… Ik wil ook een goeie zanger worden. Jimi Hendrix en Peter Green vonden hun eigen zangstem niet goed, terwijl ik hun stemmen prachtig vind. Soms zijn zangers hun eigen grootste vijand. Ik neem eigenlijk altijd de plek in van een betere zanger.
Ach, zo beroerd was het op dit album toch ook niet?
Nou, dank je!
Live vond ik Gary O’Toole (drummer en zanger van de Steve Hackett-band) ook behoorlijk goed.
Ja, Gary heeft een heel sterke stem vind ik. Ik doe ook een hoop samen tweestemmige dingen. Harmonische zangpartijen zorgen ervoor dat het wat minder persoonlijk klinkt, maar toch houd ik van dat soort meerstemmige arrangementen. Ik ben opgegroeid met muziek waar dat veel gebeurde, denk maar aan The Beatles, The Byrds of Crosby Stills en Nash natuurlijk…
En natuurlijk al die doo-wopgroepen uit de jaren vijftig…
Inderdaad!
En jouw eigen nummer Serpentine Song is ook een mooi voorbeeld van oplossingen om de zang mooier te laten klinken.
Exact.
Ik moest nog even denken wat je zei over dat muziek niet altijd ingewikkeld moest zijn, dacht ik aan jouw rechttoe rechtaannummers als Slogans, Clocks en van het nieuwe album natuurlijk Tubehead. Ik heb het idee dat die nummers redelijk eenvoudig zijn…
Slogans heeft in het midden nog wel wat vreemde maten waar iedereen in soleert en Tubehead is inderdaad zo’n rocker. Dat nummer was gebaseerd op een redelijk eenvoudig idee, namelijk het laten schreeuwen van een gitaar.
Da’s heel wat anders dan jullie versie van Los Endos waar vijf seconden van Dancing With The Moonlit Knight in zit…
We hebben inderdaad een stukje van het tapping-gedeelte van Dancing With The Moonlit Knight gebruikt… Los Endos is een soort medley geworden. Je zou kunnen zeggen dat dat nummer mijn excuus was om een medley te spelen. Er zit zelfs een stukje van het nummer Imagining van GTR in en in het begin hoor je een stukje Myopia van “Till We Have Faces”. Ik vind het altijd leuk om te spelen…
En daarna was er weer een balans met het minder gecompliceerde Clocks… Er is een andere vraag die me al jaren bezighoudt. Ik heb altijd begrepen dat “Seconds Out” een verzameling was van nummers die zijn opgenomen tijdens de A Trick Of The Tail-tour en de Wind And Wuthering-tour.
Klopt.
Ik vroeg me af waarom er zo weinig nummers van “Wind And Wuthering” op dat album staan, terwijl de promotietour van dat album net voorbij was.
Dat album is niet goed vertegenwoordigd inderdaad. Er staat nog wel wat op van A Trick Of The Tail. In die tijd verliet ik de band ook. Nog voordat “Seconds Out” helemaal gemixt was, was ik weg om me te richten op mijn solowerk (red.: “Please Don’t Touch”). Ik had toen zo veel versies van I Know What I Like gehoord, dat ik het niet meer kon uitstaan. Later heb ik het weer geleerd te waarderen. Ik heb nog een andere versie opgenomen voor “Genesis Revisited”, maar toen wilde ik met andere mensen aan de gang en niet steeds hetzelfde te doen. Van de keuzes die toentertijd met “Seconds Out” zijn gemaakt, weet ik de beweegredenen niet goed meer…
Ach, ik ben blij met wat er op dat album staat. Ik geloof dat ik Supper’s Ready een keer of vijfduizend gedraaid heb, dus ik ben blij dat dat nummer in elk geval op het album terechtkwam.
Echt waar? Ik blij dat je het leuk vindt. Er gebeurt een hoop in Supper’s Ready. Ik heb allerlei versies van dat nummer toentertijd zo vaak gespeeld. Ik dacht dat niemand het nummer leuk zou vinden omdat het te lang zou zijn. Gelukkig zat ik er naast.
Het was ook zo rond de tijd van Yes’ “Tales From Topographic Oceans”, een plaat met alleen maar lange nummers waar mensen ook verschillend over dachten… Ik kan het in ieder geval prima hebben.
“The Lamb Lies Down On Broadway” is eigenlijk en nog langer stuk. Het is allemaal een soort reis… Met lange nummers heb je natuurlijk dat je allerlei soorten stukken hebt die met elkaar verbonden zijn en niet alles daarvan blijf je per se goed vinden. Je noemde net King Crimson. Ik zag hen in 1969 toen ze hun optredens afsloten met een heel lang geweldig stuk muziek, dat ze telkens veranderden. Op een goed moment hadden ze zelfs iets van Cliff Richard en The Young Ones er in verwerkt. Toen vond ik sommige stukken geweldig en andere stukken weer niet, maar als ik nu terugkijk, merk ik dat ik het nu meer kan waarderen, omdat ik het nu zie als een reis die muzikanten samen maken en haast telepathisch met elkaar verbonden zijn. Dat kun je bereiken door een systeem van tekens waarbij de muzikanten kunnen improviseren, afwachten en op andere tekens letten. Op die manier kan men heel flexibel lange stukken spelen…
Ik moet toegeven dat ik sommige lange psychedelische stukken maar moeilijk kan verteren.
Uiteraard… Maar je vind Supper’s Ready goed!
Jazeker, het is één van mijn favoriete prognummers ooit gemaakt.
Echt waar? Komt dat door de teksten, of… Wat vind je zo goed aan dat nummer?
Dat heeft denk ik te maken met de opbouw van dat nummer. Vanaf het eerste refrein tot het Jerusalem-deel zit een hele opbouw. Het lijkt wel of alles daarvoor geschreven is om die grand finale tot z’n recht te laten komen. Dat format wordt nu heel veel gebruikt en het komt me nu zo vaak geforceerd over terwijl het bij Supper’s Ready juist heel natuurlijk klinkt. Bij heel veel moderne progbands komt dat minder natuurlijk over, als je begrijpt wat ik bedoel.
Jazeker. ..
Transatlantic vind ik bijvoorbeeld een prima band, maar daar komen de epics minder natuurlijk over.
Ik snap je. Bij Supper’s Ready verliep het allemaal heel natuurlijk. De melodieën en thema’s komen op verschillende manieren terug tot dat majestueuze einde.
Op een of andere manier komt het gewoon natuurlijk over… Firth of Fifth is een ander voorbeeld van een nummer dat zo vaak gekopieerd is, dat het ten koste gaat aan de spontaniteit. Dat vind ik zo leuk aan de jaren zeventig, waar dat nog nieuw was.
Dat klopt inderdaad wel denk ik. Er zijn veel mooie dingen ontstaan in de jaren zeventig, mooie melodieën.
Ik heb ergens gelezen dat “Spectral Mornings” (uit 1979) jouw eigen favoriete album is…
Klopt. Zeker toen vond ik dat het een heel speciaal album was. Het album heeft sterke nummers, zeker in het begin, en sterke meerstemmige partijen. Ik werkte toen veel met veel invloeden uit de wereldmuziek en muziek uit de jaren veertig… Het was een soort reis door tijd en door de plaatsen. Daarbij volgde er toen een succesvolle tour waaruit bleek dat er een behoorlijk groot publiek voor was, dat heel enthousiast over de muziek was. Overigens was “Spectral Mornings” in Nederland opgenomen.
Ja, dat vertelde je nog tijdens het optreden…
We namen het op toen het heel koud was. Er was een wintersfeer en wij waren hevig aan het feesten, maar dat gebeurde allemaal binnenshuis. Al dat plezier is op dat album vastgelegd.
Wederom de spontaniteit…
Jazeker! Er was een hoop spontaniteit.
Als ik het me goed herinner was “Wind And Wuthering” ook in Nederland opgenomen.
Klopt. Ik vond het altijd leuk om in Nederland op te nemen.
Ah.. Da’s goed om te weten… Ik wil je heel hartelijk danken voor dit gesprek en je heel veel succes wensen met de tour en de promotie van het nieuwe album.
Graag gedaan en dank je wel!
Steve Hackett treedt 24 mei 2010 in Mezz, Breda en 25 mei 2010 in de Boerderij, Zoetermeer op.