Land: Verenigd Koninkrijk
Eerste druk: 3 december 2010
Eindredactie: Wouter Bessels
Supertramp wordt in januari 1970 opgericht door Roger Hodgson (basgitaar, zang) en Rick Davies (toetsen, zang). Beiden spelen dan inmiddels een half jaar samen met Richard Palmer-James (gitaar, balalaika, zang) en Robert Millar (percussie, mondharmonica) onder de groepsnaam Daddy. De nieuwe bandnaam duidt op het boek “The Autobiography Of A Super-Tramp” van W.H. Davies uit 1908. Een demo van de groep belandt bij de Engelse divisie van platenmaatschappij A&M, die de band een contract aanbiedt. De Nederlandse miljonair Sam Miesegaes ziet het helemaal zitten: Supertramp is zijn groep en hij staat garant voor de kosten van het maken van twee platen.
Zoals zij dat tot het begin van de jaren tachtig zullen doen, schrijven Hodgson en Davies in deze beginperiode al samen. Teksten worden geschreven door Palmer-James. Als de debuutplaat in juli 1970 verschijnt, levert dat niet meteen bekendheid op. Zowel critici als platenkopers laten de groep links liggen en de opmerkelijke hoes zorgt niet voor extra aandacht. Het duurt zelfs tot 1977 voordat de plaat in Amerika wordt uitgebracht. Wel speelt Supertramp dat jaar op het Isle of Wight-festival, met Dave Winthrop als nieuw bandlid, die fluit en saxofoon speelt. Eind 1970 verlaat Palmer-James de groep, snel gevolgd door Millar die geveld is door een zenuwinzinking. Palmer-James duikt in 1972 op als tekstschrijver bij King Crimson.
Begin 1971 besluiten Hodgson en Davies de krachten te bundelen met bassist Frank Farrell en drummer Kevin Currie. Tegelijkertijd switcht Hodgson van bas naar akoestische en elektrische gitaren en zal hij met Davies samen de tekst en muziek verzorgen die op het tweede album “Indelibly Stamped” terechtkomen. In vergelijking met het geflopte debuut laat ook dit album (gestoken in een hoes die in Engeland tot opschudding zorgt) een groep horen, die op zoek is naar een eigen geluid. De liedjes zijn minder donker qua sfeer, maar klinken wel steviger; een vorm die Davies beter ligt dan Hodgson. Productioneel gezien klinkt de plaat te wollig en mist daardoor overtuiging; Supertramp heeft op dat moment het zetje van een producent nodig, die kan zorgen voor de doorbraak. De verkopen zijn nog slechter dan van de eerste plaat en wederom worden Hodgson en Davies in de steek gelaten door hun collega-bandleden. Het einde lijkt in zicht, maar toch besluiten beiden door te gaan.
Eind 1972 gaan de heren op zoek naar vervangers en die worden gevonden in Bob Siebenberg (drums), Dougie Thomson (bas) en John Helliwell (saxofoon). Vooral laatstgenoemde zal een enorme stempel op het ‘nieuwe’ Supertramp-geluid gaan drukken. De echte redder in nood blijkt Ken Scott te zijn; een producer van naam en faam die een reeks successen op zijn naam heeft staan, onder meer met The Beatles en David Bowie. Samen met het sterke songmateriaal wordt gewerkt aan het derde album. Eerst komt een single, Land Ho, uit, maar die doet niets. Als dan in september 1974 “Crime of the Century” verschijnt, krijgt Supertramp recht naar werken. School en vooral Dreamer – met het voor de groep zo karakteristieke geluid uit de elektrische Wurlitzer-piano – worden hits en het album wordt jaren later aan het canon van albumklassiekers uit de jaren zeventig toegevoegd.
Op dit album is voor het eerst ook het verschil tussen liedjes van Rick Davies en Roger Hodgson goed merkbaar. Eerstgenoemde is met zijn jazz- en bluesachtergrond schrijver van vooral donkere, avontuurlijke en op het eerste gehoor niet al te gemakkelijke stukken, terwijl positivo Hodgson nummers schrijft die luisteraars binnen de kortste keren kunnen meefluiten. Siebenberg en Thomson zorgen voor een stevige basis en Helliwell zorgt met zijn saxofoonspel voor een sfeervolle toevoeging. Aan de hand van deze formule wordt wederom samen met Scott in Los Angeles gewerkt aan het vierde album “Crisis? What Crisis?”, dat eind 1975 wordt uitgebracht. Door velen wordt deze plaat gezien als een herhalingsoefening van zijn voorganger, maar toch biedt het album weer nieuwe interessante invalshoeken (A Soapbox Opera, Ain’t Nobody But Me), alsmede een nóg beter bandgeluid. Hodgson vertelt jaren later dat het zijn favoriete Supertramp-album is. De verkopen blijven achter, ook omdat een echte hit ontbreekt.
Die is wel aanwezig op “Even In The Quietest Moments…” (1977): Give A Little Bit schiet de hitlijsten in en is de blauwdruk van een typisch Hodgson-nummer. Rick Davies schittert met zijn vorm in From Now On en Downstream, die nogal bluesachtig klinken. Prijsnummer van de plaat is de pretentieuze afsluiter Fool’s Overture, die de plaat in stijl en op progressieve wijze afsluit. Meer commercieel succes is er met “Breakfast In America”, het meest succesvolle Supertramp-album, dat – zoals zoveel platen uit de jaren zeventig – geïnspireerd is op de Amerikaanse leefstijl, maar vanuit een Brits perspectief. Nadat de plaat in maart 1979 uitkomt, begint de hitmachine pas echt te lopen. The Logical Song, Take the Long Way Home, Goodbye Stranger en het titelnummer worden wereldwijde kassuccessen.
De keerzijde is dat de muziek van het album te weinig vernieuwing laat horen; de spanning en progressieve elementen van de eerste vijf platen zijn nagenoeg verdwenen. Supertramp is een groep met verantwoorde popmuziek geworden. Ondertussen is de band een graag geziene gast op de wereldpodia. Een paar avonden in het Pavillion de Paris worden opgenomen voor een live-album, dat vernoemd naar de Franse hoofdstad eind 1980 wordt uitgebracht. Het dubbelalbum is ook een groot commercieel succes en fungeert als een sterke verzamelaar. De jaren zeventig eindigen voor de band in goede stemming.
Een adempauze van anderhalf jaar volgt het succes op, waarin Hodgson een gezin sticht, zich definitief in Californië vestigt en Davies met zijn vrouw Sue zich over het Supertramp-management buigt. Samen wordt gewerkt aan het album “…Famous Last Words…”, dat in oktober 1982 uitkomt. De hit It’s Raining Again is weer een typisch Hodgson-nummer, terwijl de plaat ook bol staat van nummers uit de koker van Davies die inhoudelijk iets zwaarder op de maag liggen. Meningsverschillen over de te volgen koers van de band leiden in 1983 tot het vertrek van Roger Hodgson, maar niet voordat de groep nog een succesvolle tournee heeft ondernomen en zo ook in de zomer van dat jaar in het Olympisch Stadion in Amsterdam speelt.
Wat volgt is een herbezinningperiode voor Davies, terwijl zijn vertrokken collega in 1984 sterk debuteert met zijn solo-album “In The Eye Of The Storm”, gevolgd door het matige “Hai Hai” uit 1988. Rick Davies gaat door met Supertramp, kan op de samenwerking met de overgebleven bandleden rekenen en maakt – samen met hulp van gitarist Marty Walsh, saxofonist Scott Page en gitarist David Gilmour – in 1985 “Brother Where You Bound”. De plaat wordt geen commercieel succes, al blijkt Cannonball nog een kleine hit, maar artistiek wordt het album gezien als een mijlpaal in de historie van de groep. Ook dwingt Davies met de plaat veel respect af; zowel fans als critici dachten dat de groep met het vertrek van Hodgson ten dode zou zijn opgeschreven.
Met het in 1987 uitgebrachte “Free As A Bird” blijkt dat zij te vroeg hebben gejuicht. Het album is slechts een schim van voormalig Supertramp-werk, staat bol van simpele lovesongs en heeft een korte houdbaarheid. De plaat flopt en na een ondermaatse liveplaat “Live ’88” houdt de groep het voor gezien, maar heft zichzelf niet op. Wel verschijnt een aantal zeer succesvolle verzamelplaten, zodat de kassa met name voor Hodgson en Davies blijft rinkelen.
Pas in 1996 volgt een teken van leven, als Davies aankondigt weer te gaan werken met Helliwell, Siebenberg en gitarist Mark Hart. Dougie Thomson is dan inmiddels vertrokken. Samen wordt “Some Things Never Change” opgenomen, een cd die in 1997 het Supertramp-geluid laat horen, dat zich bevindt tussen “Brother Where You Bound” en “Free As A Bird”. Het grotendeels middelmatige materiaal beklijft niet en bij het uitverkochte concert dat de groep in mei 1997 in de Rotterdamse Ahoy geeft, worden de fans pas wakker bij de oude hits. Ook “Slow Motion” uit 2002 zet weinig zoden aan de dijk en voegt niets toe aan de Supertramp-discografie. Het live-album “It Was The Best Of Times” is dan al een paar jaar uit, maar laat al horen dat de gloriejaren van twintig jaar eerder voorgoed verleden tijd zijn.
Pogingen om Roger Hodgson en Rick Davies weer bij elkaar te brengen stranden in die jaren keer op keer, vooral als in 2009 blijkt dat Davies van plan is om zich uit de muziek terug te trekken. De verbazing is een jaar later erg groot, als blijkt dat Supertramp een nieuwe wereldtournee aankondigt, ter gelegenheid van zijn 40-jarig bestaan. De groep bestaat uit Rick Davies, John Helliwell en Bob Siebenberg, aangevuld met gitarist Carl Verheyen, bassist Cliff Hugo, trompettist Lee Thornburg en percussionist Jesse Siebenberg. Vooral Hodgson verbaast zich over de onverwachte stap van Davies; hij trekt opnieuw zijn eigen plan en kondigt eveneens een nieuwe wereldtournee aan, waarin hij natuurlijk alle door hem geschreven klassiekers uit de Supertramp-tijd speelt.