Voor wie het cabareteske The Trial van Pink Floyd’s “The Wall” kan scharen onder zijn favoriete muzikale experimenten, een Broadway-versie van “Ziltoid the Omniscient” wel ziet zitten en de film Sweeney Todd op Blu-ray én dvd heeft, is er nu een nieuwe plaat van het Mexicaanse project A Flying Fish. Dit project van de multi-instrumentalist Rahoola serveert een speelse mix van theatermuziek met een vleugje prog en een snufje metal.
Het op meer hintende “El Pez Que Voló – ACT I” verhaalt over hoofdpersoon Teezûck, een zoon van een vogel en een vis. De sombere diepzeebewoner krijgt een visioen, waarin hij wordt uitgedaagd zijn angsten onder ogen te zien. Er volgt een reis van confrontaties met de mores van het verleden en een zoektocht naar zijn ware lotsbestemming. Van de originaliteit van de vertelling zelf lijkt dit conceptalbum het niet te moeten hebben.
De muziek zelf is zeer professioneel in elkaar gezet, al klinkt het een groot deel van de tijd wel als een kitscherige Broadway-imitatie. De link naar “Ziltoid” wordt al in de opening (of hier Obertoora) gelegd met de zinsnede “Hello earthlings, I’m Rahoola, an interdimensional being”. Waar sommige melodieën een bepaalde oprechte schoonheid hebben, worden ze toch eigenlijk al snel ontsierd door overgeacteerde vocale uitvoeringen. Zo zitten er in Genezees heel wat mooie vondsten die aan de basis hadden kunnen staan van een genietbare symfonische rocksong. In dit nummer doen ook de eerste elektrische gitaren à la Devin Townsend hun intrede, al is het maar een kort intermezzo.
Vanaf het derde nummer, Teezuck, begint de flauwigheid me al behoorlijk de keel uit te hangen. Waar een groep als Major Parkinson haar theaterinvloeden leuk weet te verpakken in iets wat toch overduidelijk nog bedoeld is als serieuze muziek, is A Flying Fish eigenlijk meer een uiting van het over de balk smijten van talent voor een uit de hand gelopen middelbareschoolgrap. Ongeschikt voor kinderen, uiteindelijk onbevredigend voor volwassenen. Uiteraard luister je als recensent een plaat minimaal vier of vijf keer, maar eigenlijk verandert mijn mening gedurende deze sessies niet.
Het heavy openende Fear Thyself lijkt een concrete song te beloven, maar nee, er volgt weer sprookjesmuziek met gesproken teksten. Dan is daar ineens weer een sferische passage met mooie donkere, dromerige vocalen, ondergebracht onder de titel Twin Snails. Het hedendaagse Marillion had van deze basis een sterke sophisto popsong gemaakt. Ook hier moeten er weer creepy kinderliedjes ingebracht worden en verzandt alles weer in van de hak op de tak flauwigheid. Skippen we even door naar het slotstuk, Destiny Calls, dan ligt daar weer de basis voor sferische cross-over prog met een snufje metal. De potentie om het progressieve rockpubliek te bereiken spat er hier vanaf.
Maar goed, A Flying Fish heeft andere ambities. Het liefst houd ik het hier beschaafd, maar eigenlijk zou ik dolgraag het brein achter de groep, Rahoola, op willen bellen om hard “grow up” door de telefoon te doen schallen. Maak gewoon even die prachtige progplaat voor volwassenen die er zo overduidelijk in zit. Doe ons een lol. Tuut tuut tuut.