Advent Horizon is een Amerikaanse progband uit Salt Lake City (Utah) die, ondanks dat ze al sinds 2011 bestaan, bij ons niet of nauwelijks bekendheid geniet. Na enkele wijzigingen in de bezetting bestaat Advent Horizon uit Rylee McDonald (zang, gitaar), Cason Wood (basgitaar, zang), Mike Lofgreen (drums) en Grant Matheson (gitaar, toetsen, zang).
“A Cell To Call Home” is hun derde album dat werd geschreven tussen 2017 en 2021. Het is een conceptalbum dat het verhaal vertelt van een verslaafde die probeert zichzelf uit zijn moeilijke verleden te trekken en daarbij door moeizame relaties en de problemen van het moderne leven moet navigeren.
Muzikaal bedient het kwartet zich van invloeden van oudgedienden Rush, Led Zeppelin en Dream Theater. Maar de oren zijn ook goed te luister gelegd bij Porcupine Tree, Haken, Leprous en zelfs Cheap Trick. Daardoor is dit album op het oog een bonte mix van progrock, progmetal, hardrock en (old school) melodische rock/AOR.
Water opent pakkend met fraaie vocale harmonieën, een dominante basgitaar, frivool pianowerk en stevige gitaarriffs. Aanvankelijk doet het denken aan Pattern-Seeking Animals. Gaandeweg passeren tegendraadse ritmes en gaat het de kant van Haken op, om na harmonieuze meerstemmige vocalen over te gaan in een stuk Dream Theater. Het is een puntige en frisse opener die smaakt naar meer, mede door de zuivere en heldere zang van Rylee McDonald. Maar ook het pianospel van gast Jared Roswell Hill doet het als contrast zeer goed. Zo bewijst de naadloze overgang naar Snow Child, een fraai piano-intermezzo dat na een dikke minuut vloeiend overgaat in How Did It Get So Good? Dit nummer van ruim zeven minuten kent meerdere gezichten en is kenmerkend voor Advent Horizon. Een rustige opbouw in Styx-sferen vloeit geleidelijk over in een krachtig middenstuk met progmetal à la Devin Townsend. Tegen het einde gaat gastgitarist Randy McStine (Lo-Fi Resistance) los met een vlijmscherpe en scheurende gitaarsolo.
Het palet aan stijlen wordt breder in de melodieuze hardrocker Rain On Open Water, dat enigszins doet denken aan Cheap Trick. Op de schitterende ballad Your Flaws, met Dave Meros op basgitaar, horen we vanuit het niets de mooie zang van Kristen McDonald, die een duet ten beste geeft met echtgenoot Rylee. Nog fraaier en steviger wordt het in Truth, waarin beiden een andere vocale kant laten horen. Ik word altijd warm van afwisselende zang en zeker die tussen een zanger en zangeres. Des te jammer dat het optreden van Kristen bij deze bijdragen blijft, al liet Rylee mij weten dat haar rol vanaf het volgende album groter wordt en zij deel uitmaakt van de bezetting.
Met Calling It Off gaat Advent Horizon de progmetalkant op. Na een begin dat doet denken aan een mix van Porcupine Tree en Blackfield, wordt er behoedzaam maar overduidelijk een Dream Theater-sausje over het geheel gegoten. Mocht de toetsenpartij en dito solo je bekend in de oren klinken dan heb je gelijk, want niemand minder dan Jordan Rudess is daarvoor verantwoordelijk. Verder gaat het met Control, een van mijn persoonlijke favorieten op het album. Rylee McDonald laat horen wat hij vocaal in huis heeft en wat een goede zanger hij is. Het begint als een vol emotie gezongen semi-ballad die vervolgens overgaat in rauwe bluesy rock, inclusief een scheurende saxofoon van Hayden Payne. Al met al een zeer intrigerend nummer.
Maybe is een korte ballad met wederom mooi pianospel en fraaie zang. Het is de opmaat naar het klapstuk van dit schijfje, het titelnummer Cell To Come Home. Het is ruim tien minuten meeslepende gitaargeoriënteerde prog met invloeden van Spock’s Beard. Op dit album zijn gitaarsolo’s schaars, maar de solo’s die er zijn, zoals op dit nummer, zijn om van te smullen. Het album sluit af met Hold Me, een stemmig nummer met harmonieuze samenzang en een vlammende gitaarsolo.
Met “A Cell To Call Home” levert Advent Horizon een album af waarvoor ze naar huis mogen bellen. De spanwijdte aan invloeden en stijlen is breed, waardoor iedere (prog)rockliefhebber wat van zijn gading aantreft. De variatie is tegelijk het talent en misschien ook wel de kracht van de groep. Eenheidsworsten hangen er immers al genoeg bij de (vegetarische) slager.