De Amerikaanse band Agent Cooper meandert door de regionen der melodieuze hardrock en progmetal. De bandleden noemen zelf ook bands aan weerszijden van en op de virtuele scheidslijn tussen deze genres als grote inspiratoren, zoals Yes, Kansas en Boston. Aangezien deze cd uit 2004 stamt en niet uit 1977, is het weinig verbazend dat we die grote inspiratoren zeker niet direct terughoren. Evenals veel andere Amerikaanse zangers, heeft ook Agent Cooper’s Doug Busbee een verleden in kerkkoren.
Zoals het debuutalbum is ook “Beginner’s Mind” in eigen beheer uitgebracht. Niettemin heeft de band goed nieuws: ze hebben een contract getekend bij ProgRock Records. Blijkbaar zijn hun kwaliteiten door een maatschappij erkend. Of die erkenning door mij gedeeld wordt, zou vanaf hier binnen een afzienbaar aantal regels duidelijk moeten worden.
De hiervoor genoemde scheidslijn komt in het eerste nummer direct al naar voren. De intro doet progmetalachtig aan, maar al snel neigt het meer naar AOR dan naar prog. Nou hoeft dat geen probleem te vormen, want hoewel AOR (overigens ook bij uitstek een muziekgenre dat met name aan de overkant van de grote plas gemaakt en gewaardeerd wordt) bij de Serieuze Muziekliefhebber meestal eerder bekendstaat om de commerciële successen dan om de artistieke uitspattingen, zijn er op dit soort ‘regels’ altijd veel uitzonderingen te vinden.
Het openingsnummer East Indian Sun kent dan ook, ondanks de standaardopbouw met coupletten en een repeterend refrein, een sterke spanningsboog. Misschien had het refrein iets melodieuzer gemogen, maar het is algemeen bekend dat de correlatie tussen melodie en muzikale kwaliteit in beide richtingen ook niet altijd vanzelfsprekend is.
Vol goede moed luister ik verder, maar na het openingsnummer zakt het album helaas als een kaartenhuis in elkaar. Precies de vinger op de zere plek leggen, valt me nog niet mee, daar in elke geïsoleerde zwakte ook een kracht kan liggen. Zo zijn de heren degelijke musici, maar virtuoos zou je ze geen van allen noemen. Maar dat hoeft toch ook niet? Er zijn immers talloze voorbeelden van bands waar de liedjes verdrinken in de virtuositeit van één of meer van de bandleden. Het spel is uiterst strak, voor spontaniteit is dus niet al te veel plaats. Maar ja, als elk album vol zou staan met spontaniteiten, zouden spontaniteiten ook geen spontaniteiten meer zijn. De songs zijn niet al te gevarieerd, maar toch nog enigszins afwisselend. Ach, dat noemen we toch wel een samenhangend album?
Bij dit album echter is de combinatie van alle bovengenoemde factoren exact zodanig dat bijna geen enkel nummer de middelmaat weet te ontstijgen, laat staan opvalt. En waar dat eventueel nog tot daar aan toe geweest was, lijkt de zanger zichzelf bovendien akelig serieus te nemen. In een willekeurig grungebandje had hij eventueel niet misstaan, maar in deze context doet hij bovenal potsierlijk aan. Ter hoogte van Taipei ben ik er eigenlijk al behoorlijk flauw van, maar dan moet met Timing Crucial het dieptepunt nog komen. Terwijl Doug “Heeeeeere IIIIIIII gooooooooo” krijst, trekken mijn tenen krom. De nogal afgezaagde riff waar dit nummer op gebaseerd is, schijnt het symfonisch hoogtepunt van dit album te vormen. Juist ja… Tijdens She Screams weet toetsenist Eric Frampton nog eenmaal met in positieve zin opvallend spel voor de dag te komen. De afsluitende (obligate) ballade You Know is dan weer bijna monumentaal in zijn bloedeloosheid.
Al met al is “Beginner’s Mind” een ongetwijfeld goed bedoeld album, dat echter voor mij op geen enkele manier uit de verf weet te komen. Songs die heen en weer gaan tussen (meest) middelmatig, bij vlagen ronduit slecht en een bijna totaal gebrek aan memorabele momenten, maken dat ik er met de beste wil van de wereld geen aanrader van maken kan.
Casper Middelkamp