Veel optredens en klussen voor collega’s (o.a. Steven Wilson en Fish On Friday) vulden in de afgelopen jaren de agenda van Alan Parsons, naast het oppoetsen en opnieuw uitbrengen van het oude Alan Parsons Project-werk. Het leverde hem meer dan eenmaal een Grammy nominatie op en niet onterecht, want als Parsons zijn tanden ergens in zet, reken maar dat het resultaat er mag zijn. Gaat die vlieger ook op voor “The Secret”, zijn eerste album in vijftien jaar?
De plaat begint ambitieus en hoopvol, met een uitvoering van The Sorcerer’s Apprentice, waarvoor Steve Hackett gitaarpartijen heeft ingespeeld. Verwacht geen Hackett-show: ze liggen nogal bedekt onder het totaal aan strijkers, blazers en een fameuze bandbezetting (o.a. bassist Nathan East en drummer Vinnie Colaiuta). Na deze vijf minuten durende fraaie ‘impression time’, die sterk doet denken aan de openers van diverse Alan Parsons Project albums, lijkt het alsof de plaat ineens 180 graden omdraait. De orkestrale bijdragen blijven, maar een volle productie en een kick in the ass-gevoel ontbreken. Wat volgt is dertien in dozijn softrock, dat zich uit in inwisselbare liedjes met af en toe een verrassende gast (Lou Gramm, Jason Mraz), maar waarin de angel volledig uit de muziek gehaald lijkt te zijn.
Af en toe stijgt het materiaal boven de middelmatigheid uit, zoals het door Jordan Huffman gezongen The Limelight Fades Away of Fly To Me met Mark Mikel. Leuke popliedjes, met soms een Beatles-achtige twist, maar waarin een diepere laag totaal ontbreekt. Toch bekruipt continu het gevoel bij het beluisteren van dit album dat er over de gehele linie veel meer in had gezeten. Een geheel dat moeiteloos in de rij van APP-albums en niet te vergeten “Try Anything Once” had kunnen staan. Natuurlijk heeft Parsons ooit de lat vrij hoog gelegd en heeft hij altijd het beste uit zichzelf weten te halen door met anderen samen te werken. Op “The Secret” ontbreekt gewoonweg de talentvolle schrijfpartner die hij in zijn succesjaren in de persoon van wijlen Eric Woolfson naast zich had. Hoe mooi opgenomen dit album ook mag zijn, er is een ratjetoe aan liedjes bij elkaar geveegd die tezamen totaal niets toevoegen aan wat we al van Parsons kennen. En daar kunnen ook die paar bijdragen van gitarist Ian Bairnson niets aan veranderen.
Terugkeren naar oude tijden? Of terugverlangen naar oude tijden? Alan Parsons is er op “The Secret” niet over uit. De experimenten die hij op zijn vorige soloplaten botvierde zijn over boord gegooid. Geen elektronische uitstapjes, dan wel knipogen naar oud werk in een nieuw jasje. “The Secret” is een album dat bol staat van degelijkheid, van geluidstechnische perfectie en van matige songs. En toch, ergens is er die overtuiging dat Alan Parsons niet is uitgeblust. Er zitten vast nog prachtige songideeën in hem verborgen. Het wachten is op een rechterhand a la Woolfson die op dat vlak het beste uit de legendarische producer gaat halen.
Wouter Bessels