Bij Spanje denk je al snel aan tapas, zon, temperament en siësta, maar niet meteen aan progressieve rock. Toch heeft dit land een aantal uitstekende progbands voortgebracht als Triana (prog vermengd met flamenco), Amarok, Atila, Dracma, Galadriel, Harvest, Kotebel en In Nomine. De hier besproken band maakte in 2008 indruk met hun debuutalbum “Pentadelia”.
De muziek van Albatros wordt regelmatig in het hokje ‘heavy prog’ gestopt en ik moet zeggen dat dit label prima bij de band past. De muziek doet groots en hier en daar wat theatraal aan. De muziek zit vol met ronkende orgeltjes, zware gitaarriffs en emotionele zang. De eerste twee nummers zijn mooi en evenwichtig. In het titelnummer wordt meteen het visitekaartje afgegeven en wordt de toon gezet. Het zwaardere gitaarwerk van Javi Fernandez en het ronkende toetsenwerk van Red Perill valt meteen op. Beiden laten zich lekker gaan en velen zullen smullen van wat zij tentoonstellen. El Camino De Swann opent als een mooie ballade. De zang is wat theatraal en het feit dat er in het Spaans wordt gezongen versterkt dit nog meer. Al snel gaat de versnelling erop en laat deze toetsenist horen ook een vette neoprog solo niet te schuwen. De zanger wordt hier bijgestaan door een vrouwelijke collega. Haar stem maakt het nummer alleen maar nog drukker en haar bijdrage wekt bij mij enkel irritatie op.
Vanaf Loki wordt de muziek meer bombastisch en wordt elke vierkante centimeter opgevuld. De staccato zang geeft het nummer een agressieve ondertoon, die op zich past bij de volgepropte muziek. Als er later nog allemaal vage geluiden uit de diversen kelen komen, haak ik af. Later herpakt de band zich met een bijzonder sterk instrumentaal stuk waarin met name de gitaar en toetsen stuivertje wisselen en de ene naar de andere solo spelen. La CiLa Ciénaga opent geweldig met een heerlijk lange gitaarsolo. Het nummer vormt een welkom rustpunt en geeft je even de tijd om bij te komen. Dit soort momenten zouden meer mogen voorkomen. Ook tegen het einde van het nummer is er een geweldige gitaarsolo te horen. Het zorgt er mede voor dat dit een hoogtepunt van het album is.
De overige drie nummers zitten tjokvol met instrumentale passages, gierende toetsensolo’s en pittige gitaarsolo’s. Het zorgt ervoor dat je constant van de ene naar de andere kant wordt geslingerd. Er zijn wel wat rustpunten, zoals een bijna ambient stuk in Icaro, maar het gevoel dat alles dicht zit getimmerd overheerst bij mij. Wat ook niet echt helpt is het feit dat drummer Tolo tijdens de zwaardere passages steevast zijn hi-hat vergeet en zich alleen nog maar op de bekkens richt.
Met het laatste nummer Planeta Prohibido, in het Engels gezongen, slaat de band wat mij betreft de plank helemaal mis. De zang is tegen het irritante en de wah-wah gitaar werkt na een tijdje op mijn zenuwen. Sterker nog, tegen het einde van het nummer voel ik me zo agressief dat ik in staat ben een willekeurige voorbijganger in elkaar te slaan!
Ik kan mij goed voorstellen dat velen weglopen met dit album. De instrumentale passages zitten bomvol heerlijk solowerk en de muziek is doorspekt met zuidelijk temperament. Het is allemaal zo vol dat je na afloop even geen enkele prikkel kan verdragen en de zang is eenzijdig en matig. Een middenweg bestaat bij een album als dit niet.
Maarten Goossensen