Wie kan zich die vreselijke cd “Stonehenge 4” van Hatfield’s End van twee jaar geleden nog herinneren? Daar zat een weerzinwekkend boekje bij dat begon met “…Oldfield, Pink Floyd, Camel…” en elk beetje symfofan zou door het luisteren van deze cd een zelfde ervaring krijgen als luisteraars begin jaren zeventig kregen toen ze “Tubular Bells” van Mike Oldfield voor het eerst hoorden. Om van te kotsen. Gelukkig bleek het ook nog een matige cd te zijn, in niets te vergelijken met genoemde inspiratiebronnen. Dankzij een uitgekiende marketingcampagne werd hij ook nog eens een groot verkoopsucces en belandde hoog in de cd-lijsten.
Nou, de schrijvers van het genoemde boekje moeten maar eens de cd van het Poolse project Amarok opzetten, want dat is van hetzelfde laken een pak. Deze voornamelijk door alleskunner Michal Wojtas volgespeelde instrumentale cd brengt hetzelfde risicoloze, ongezouten ‘symfo-muzak’. Een ander woord heb ik er niet voor. Muziek als achtergrond bij het boodschappen doen misschien. Of als je visite hebt of een boek aan het lezen bent.
Wat de titel al doet vermoeden is Mike Oldfield een belangrijke inspiratiebron, alhoewel de muziek niet in de schaduw kan staan van diens klassieker “Amarok” (naar mijn mening het beste wat Oldfield ooit maakte). Dat wordt het duidelijkst als je de drie delen van Fieldmour achter elkaar luistert. Waarom het nummer in drie delen opgesplitst is, begrijp ik niet. Want van enige samenhang is geen sprake. Evenwel is deel III het meest interessant, vanwege de sterke Oldfield-klanken naast wat Keltische invloeden. Dit deel sluit het nummer op een mooie manier af. Toch zijn de gebruikte melodieën en thema’s dermate oninteressant dat de aandacht regelmatig verslapt. Naast Mike Oldfield wordt trouwens in het boekje ook Pink Floyd bedankt, wat te horen is aan de opener I’m A Rock, dat rechtstreeks van “The Division Bell” afkomstig lijkt.
Het tussen de drie Fieldmour’s ingeklemde Avalon doet ook wat Camel-achtig overkomen, waarmee de (Stonehenge-) cirkel (van Hatfield’s End) rond is. Het is een aardig instrumentaal nummer, waarin Wojtas een poging doet als Latimer gitaar te spelen en tegelijk op Gilmour te blijven lijken.
Er wordt wel knap gemusiceerd. Fluitiste Joanna Jaworz-Dutka excelleert in het wat drukkere Meriba. Zij geeft daar een fluitsolo weg die naar meer smaakt. Ook het vioolspel in Seya is enigszins vermeldenswaardig. Maar knap musiceren maakt nog geen goede muziek.
Het enige lichtpuntje is het korte Lavera, dat zowaar een interessant thema bevat en gaat lijken op muziek. Het bevat luchtig klinkende gitaarmuziek onder een aangenaam ritme, en goed gespeeld ook. Een nummer met kop en staart. Maar het is een eenzaam hoogtepunt.
En zo blijven wij zitten met een plaat vol oninteressante, ongeïnspireerde studiomuziek, zonder een greintje passie, laat staan agressie. Dat mis ik enorm in deze cd, en doet mij bijna dankbaar terugzien naar de punkbeweging die eind jaren zeventig de symfonische muziek naar de huidige achtergrond verbande. Misschien moeten we ze wel dankbaar zijn. Ze hebben ons bewaard voor nog meer zulke muziek.
Markwin Meeuws