We rekken hier op de redactie het begrip ‘prog’ graag tot het uiterste op. Dan komt er weleens wat voorbij waarover de puristen de wenkbrauwen omhoog trekken. Maar …And You Will Know Us By The Trail Of Dead (ToD vanaf nu) bespreken we al sinds het album “The Century of Self” uit 2009. En terecht. Wikipedia vindt nog steeds dat ToD een ‘alternative band’ is, maar wat mij betreft is er genoeg te beleven waardoor het predicaat progrock verdiend is (gesteld dat het überhaupt een verdienste is natuurlijk, maar dat is weer een heel andere discussie).
Hoe dan ook, we zijn inmiddels aanbeland bij album nummer elf, “XI: Bleed Here Now”. De band maakt albums met relatief grote pauzes, nummer IX verscheen in 2014 en nummer X pas in 2020. Maar daar staat tegenover dat de albums dan ook meteen een flinke lengte hebben. Ook “XI” omvat maar liefst 22 nummers voor een totaal van een uur en een kwartier. En zoals we gewend zijn gaat het met de muziek alle kanten op. Het springt van fijnbesnaarde countryballads (Growing Divide) naar strakke rock (No Confidence) naar ambient (Pigments). Even niet opletten en je denkt plotseling naar de Dead Kennedys te luisteren (Kill Everyone).
Over het geheel genomen heeft het album een nostalgische, lekker analoge feel. En dat is precies wat frontman Conrad Keely wilde bereiken. Het was voorjaar 2020 en na een zeer succesvolle tour in Europa met album X had hij alle tijd om eens rustig na te denken. Vanaf februari 2021 kwam de band regelmatig bij elkaar bij Keely thuis en daar werd in eerste instantie nauwelijks gemusiceerd, maar vooral heel veel gepraat. Ze bekeken en bediscussieerden oude muziekdocumentaires (zoals “The Dirt”over Mötley Crüe, “Lords Of Chaos” over Black Metal uit Noorwegen) en probeerden terug te vinden wat voor hen de liefde voor rock en roll was, wat de essentie ervan is. En veel luisteren naar recente albums: waarom klinken ze zo slecht, wat is er de afgelopen jaren toch gebeurd in de muziekproductie? En ja, ook het eigen portfolio werd kritisch beluisterd. Ze vroegen zich zelfs hardop af of er nog wel exemplaren van “X” waren verkocht nadat de tour was stilgelegd. De band besloot om het aan te pakken zoals hun favoriete bands dat in het verleden deden: zonder voorafgaand plan wekenlang bij elkaar kruipen en jammen, experimenteren en opnemen. Geïnspireerd door deze ‘Golden Age of rock’ én geïrriteerd door muziek die uit digitale Lego-blokjes lijkt gemaakt, wilde ToD vol inzetten op het analoge gevoel. En zo ontstond er een album dat met analoge technologie onze huidige digitale wereld probeert te omschrijven. Tijd hadden ze genoeg en budget niet nodig: het vijftal kon terecht in een oefenruimte in een oude boerenschuur. Het resultaat is een album dat weliswaar muzikaal alle kanten op gaat, maar waarin toch samenhang te ontdekken valt. Zelfs een rode draad, waarbij enkele thema’s meerdere keren terugkomen.
Het analoge gevoel is voor een flink deel ook te danken aan het Hammond orgel dat veelvuldig wordt ingezet, zoals onder andere goed te horen is in No Confidence, dat honderd procent jaren zeventig rock etaleert, inclusief gitaarsolo met wah-wah-pedaal. Het eerste nummer Our Epic Attempts trapt af met de bandnaam uitgesproken in veel verschillende talen – mocht je al zo snel vergeten zijn wat je zojuist hebt opgezet – ook Nederlands.
Field Song is een fraaie poppy song à la Counting Crows, dat overgaat in de atmosferische ballad Penny Candle. Een van de hoogtepunten van het album is het al eerder genoemde Growing Divide dat zo had kunnen staan op een album van Fleet Foxes, en dat is een compliment. Het langste nummer (Taken by the Hand, 11:12) begint als een ietwat platte blues ballad, maar krijgt na iets meer dan vier minuten een verrassende wending. Er komt een Oosters thema erbij en het is ineens een psychedelisch nummer om u tegen te zeggen.
Het voert te ver om alle tweeëntwintig nummers apart te benoemen. Laten we zeggen: er is heel veel te beleven op dit album. Wat mij betreft is ToD op zijn sterkst als ze zich qua gitaarmuren een beetje inhouden zodat de zang lekker uit de verf komt. En dan het liefst de stukken met samenzang. Wat dat betreft is Water Tower een van mijn favorieten. Of Millennium Actress.
“XI” groeit met elke luisterbeurt, en ja dat schrijven we best vaak bij albums. Maar het tekent vaak ook de aandacht waarmee een album in elkaar is gezet. Er is een oppervlakkige, vooruit: alternative bovenlaag, maar daaronder is er van alles te ontdekken, en dat maakt ons in ons genre juist heel blij. Het hoeft niet altijd af te hangen van 11/9 maatsoorten en Mellotron. Fijn dat er naast zulke muziek ook dit van ToD is, voor de broodnodige afwisseling.
(PS. Het album is quadrafonisch. Wow, bestaat dat nog? Nee, wéér! Maar waar het vroeger echt met vier microfoons (of kanalen of versterkers) moest worden opgenomen, wordt het nu gewoon pas in de mix quadrafonisch gemaakt. Heb je een surround systeem, dan hoor je het automatisch (want is dat dan niet gewoon 4.1 minus de subwoofer?). Anyway, ik heb géén idee hoe je dat moet horen op vinyl als je geen quadrafonisch systeem hebt.)