De afgelopen jaren bracht symfo-dino Yes drie keer een bezoek aan Nederland. Deze concerten leverden wisselende reacties op. Van waardering voor de prestatie van het huidige Yes (zonder Anderson en Wakeman) tot zeer afkeurende reacties, veelal ingegeven door de teleurstelling over het ontbreken van Anderson en Wakeman.
Er was inderdaad wel het een en ander aan te merken op de muzikale prestaties van de Grand Dame van de symfo. Tijdens het optreden in 2011 in de Vereeniging in Nijmegen zakte de nieuwe zanger Benoit David vocaal volledig door het ijs en viel het lage tempo van veel nummers op. Tijdens de concerten daarna in 013 en Tivoli, Utrecht, maakte de band een uitgebluste indruk met opnieuw lage tempi, weinig slagkracht in de drums, Downes die in technisch opzicht tekort schoot en weinig vervorming meer in het geluid van Howe, waardoor het energieke edgy geluid, waarmee de band zo beroemd was geworden, in geen velden of wegen meer te bespeuren was. Merkwaardigerwijs waren de vervangers Jon Davison en Billy Sherwood (alleen in Utrecht) de enigen die nog overeind bleven.
28 maart 2017 was het de beurt aan Anderson, Rabin & Wakeman om Tivoli om te bouwen tot een Yes-tempel. Het moet gezegd dat dit gezelschap daar aanzienlijk beter in slaagde dan de band Yes ruim een jaar geleden. De reacties van het publiek spraken in dat opzicht boekdelen.
An Evening of Yes Music & More. Het is me nog steeds niet duidelijk waar dat “More” betrekking op heeft, of het moet de overbodige drumsolo van Louis Molino III zijn. Het lijkt er echter sterk op dat ten tijde van de aankondiging van deze tour er plannen waren om nieuwe muziek uit te voeren tijdens de optredens. Daar heeft men uiteindelijk van afgezien.
Een Yes-formatie met Anderson en Wakeman in de gelederen maakt de muziek van deze band zoveel levendiger, spiritueler, emotioneler, en vooral muzikaler. Daarnaast was er op het podium duidelijk sprake van een sterke chemie tussen de muzikanten onderling, vooral Rabin en Wakeman wisselden de nodige vriendelijkheden en ongein uit.
Anderzijds miste ik in de klassieke Yes-nummers het subtiele en gevarieerdere gitaarspel van Howe. Daarvoor blijft Rabin’s benadering té rock-achtig. Desondanks deed deze man zijn stinkende best om de partijen van Howe zo goed mogelijk te vertolken met hier en daar een duidelijk Rabin-twist in het arrangement.
Zijn oplossing in het slot, de apotheose, van Awaken vond ik beduidend minder geslaagd. Waar dit nummer voor het overige een zwaardere, doch niet minder mooie, uitvoering kreeg, ontbraken op het eind helaas de hoge pedal steel-tonen van Howe die normaal voor het nodige kippenvel zorgen. Over het algemeen had Rabin’s spel wel een prominentere plek in de geluidsmix verdiend. Ook al omdat zijn solo’s niet zelden ten onder gingen in een overdaad aan echo.
Het materiaal uit de Rabin-periode kreeg een extra dimensie door de mooie koortjes en de bijdragen van Wakeman op onder andere de Moog en, soms té vette, overige toetsen. Lift Me Up van het “Union”-album vormde daarop helaas een minder positieve uitzondering. Enig materiaal van “Talk” schitterde helaas door afwezigheid. Een gemiste kans, denk ik.
Mede door het spelplezier en de geweldige bijdragen van Molino en Pomeroy werden we in het klassieke Yes-materiaal getrakteerd op een frisheid en energie zoals we dat al jaren niet meer hadden gehoord van welke Yes-formatie dan ook. Molino is een prettige mix van de souplesse en frivoliteit van Bruford en het steady werk van White en de man kan ook nog prima zingen. Dat laatste geldt zeker ook voor Pomeroy, die zowel vocaal als op de basgitaar Squire waardig verving. Wat een klasbak is deze Brit. Ik heb hem de afgelopen jaren zien schitteren bij Hackett, ELO en nu bij ARW: zoveel spelplezier, zoveel vakmanschap en vooral liefde voor het vak.
Wakeman was weer in topvorm en liet ook vanavond zien en horen waarom niet zomaar iedere muzikant in Yes de toetsen mag beroeren. Daartegenover staat dat er op zijn keuze voor de toetsengeluiden soms wel het een en ander aan te merken valt. Het was bekend dat hij, uitgerust met een keytar, samen met Rabin tijdens Owner Of A Lonely Heart zich onder het publiek zou mengen. Iets wat in het oude Yes onmogelijk zou zijn geweest. Door de typische inrichting van de Tivoli-zaal waren beide heren gedwongen ieder hun eigen weegs – de één links en de ander rechts – te gaan. Wakeman met zijn zware cape om maakte in die smalle looppaadjes met zijn omvangrijke postuur wel een potsierlijke indruk.
En wat te zeggen over Anderson? Het was wel duidelijk dat hij op de weg terug was met de Anderson Ponty Band en Anderson/Stolt. Met deze tour snoert hij alle overgebleven sceptici de mond. Vanaf de eerste tonen van Perpetual Change was het kraakhelder dat deze 72-jarige man de enige echte zanger van Yes is met zijn unieke stemgeluid. Wat een comeback, en het zij hem gegund.
Het was zeker geen vlekkeloos concert, maar wel een concert waarbij een groot deel van de oude glorie van Yes voor het eerst sinds jaren weer terug was en daar blijk je toch op zijn minst Jon Anderson en Rick Wakeman voor nodig te hebben.
Hoogtepunten waren voor mij de sterke uitvoeringen van Rhythm Of Love en Changes, de authentieke Yes-energie in nummers als Perpetual Change en I’ve Seen All Good People, de integere hommage aan Chris Squire door Lee Pomeroy en de schitterende opbouw in And You And I.
Er schijnen tijdens de tour in Groot-Brittannië opnames te zijn gemaakt voor een dvd/blu-ray die ik hierbij alvast van harte wil aanbevelen. Daarnaast zijn de heren bezig om nieuw materiaal te schrijven. Daar zullen veel mensen reikhalzend naar uitkijken. Er is dus zeker ‘More’ to come.
Verslag: Math Lemmen
Foto’s: Ron Kraaijkamp