Cuba, land van de mambo, rumba en salsa. Cuba, land van The Buena Vista Social Club, cuba libre, befaamde sigaren en de karakteristieke oude (Amerikaanse) auto’s. Cuba, socialistische republiek, al decennia lang geregeerd door de broers Castro, waarvan Fidel meer dood dan levend nog steeds de bekendste is. Cuba, mooi Caribisch vakantieoord. Cuba, communistisch land, Cuba moederland van de symfonische rockband Anima Mundi.
Al luisterend naar “The Way” is het alsof de tijd meer dan drie decennia heeft stilgestaan. Het album voert je immers langs ruim 35 jaar symfo- en proghistorie. Bedenk daarbij dat alleen muziek van de écht grote namen in ons genre wisten door te dringen tot dit Caribische eiland. Het zijn dan ook de klassieke bands als Genesis, Pink Floyd, Yes, Camel en ELP die een groot deel van de muziek van Anima Mundi vorm heeft helpen geven. Pas jaren nadat muziek van bands als Marillion, The Flower Kings en Transatlantic bij ons populair werd, wisten Roberto Diaz en zijn vrienden deze muziek (dankzij het internet) op te pikken. Voeg het genoemde Marillion en The Flower Kings toe aan de invloedssfeer en je weet wat je met “The Way” kunt verwachten. Zet een zanger achter de microfoon die het midden houdt tussen Steve Hogarth (Marillion) en Todd Plant (Cryptic Vision) en je weet dat “The Way” geen geheimen meer kent.
“The Way” staat bol van prachtige melodieën en super symfonische uitspattingen op toetsen. Klassieke passages worden afgewisseld met vet aangezet en soms dubbel gelaagd toetsenwerk, afkomstig uit de Korg en Roland synthesizers van Virginia Peraza die toch een groot deel van het groepsgeluid bepaalt. Op deze kronkelende weg weet gitarist Roberto Diaz zich een eigen (secundaire) weg te banen met kippenvel trekkende solo’s, waarbij hij de hoofdweg nooit uit het oog verliest.
Pronkstuk op deze schijf is het uit vijf delen bestaande Spring Knocks On The Door Of Men. Het nummer behoort met zijn dik 25 minuten tot het mooiste wat ik in 2010 heb gehoord. Een klassieke intro op fagot vloeit naadloos over in een stuk muziek wat zo uit de koker van Roine Stolt en The Flower Kings gerold zou kunnen zijn, inclusief een gesampled stuk Mellotron. Al rap komt DÃaz hier doorheen fietsen met een jazzy stuk gitaarspel. Het is overduidelijk waar onze Cubaanse vrienden de mosterd halen. Het nummer, wat een oude legende beschrijft die zegt dat het aardse bestaan nauw verbonden is met duistere krachten uit het heelal, is voor bijna driekwart instrumentaal. De zang die overblijft doet erg sterk denken aan die van Steve Hogarth. Anima Mundi is voor onze begrippen dan ook verre van origineel en vernieuwend bezig. De grote kracht van de band en de muziek is dat het zo ontzettend goed klinkt en in elkaar steekt. Dat de onderlinge delen wat aan elkaar geplakt lijken te zijn, is slechts een sinecure en bestemd voor de kniesoren en muggenzifters onder ons. Want wanneer hoorde we voor het laatst zo’n lekker lang tot minuten uitgerekt outtro waar The Flower Kings een patent op hadden?
Na al dit moois krijg je geen kans om op adem te komen, want de groep trekt nog even door met Flying To The Sun waarin een geweldig mooie orgelsolo van Peraza verscholen zit. Als ware het een toegift zijn de laatste acht minuten van “The Way” voor het kortste nummer Cosmic Man, waarin de toetsensolo’s je nog eenmaal om de oren vliegen.
Met “The Way” baant Anima Mundi zich een snelweg naar de dichter bevolkte (westerse) progwereld. Een weg die bezaait lag met voetangels en klemmen (lees hiervoor het interview met de groep), maar een wereld die de groep breed zal toelachen en vast goedgezind zal zijn. Zeker wanneer de plannen die men heeft ten uitvoer gebracht kunnen worden. Cuba, land van Anima Mundi!
Hans Ravensbergen