Het beluisteren van muziek uit de oude doos neemt je onherroepelijk mee naar een andere tijd, of je wilt of niet. Het leuke is dan wel dat je te maken krijgt met muziek die gemaakt is met een insteek die tegenwoordig echt niet meer zou kunnen. Zo kent de Griekse band Aphrodite’s Child tijdens hun bestaan eind jaren ’60 begin jaren ’70 een haast schizofrene tweedeling tussen enerzijds hun vaak slepende hits en anderzijds het psychedelische van hun albumtracks. De mate waarin succesnummers als Rain And Tears, End Of The World, I Want To Live en Spring, Summer, Winter and Fall zich in het hoofd van mij als zesjarig jongetje hebben genesteld is enorm zonder dat ik van het bestaan van hun albumtracks af wist. Daar is dan nu verandering in gebracht, want de eerste twee platen van de band zijn keurig door Esoteric als remaster heruitgegeven. Het gaat hier om “End Of The World” uit 1968 en de opvolger “It ’s Five o’ Clock” van een jaar later.
Voorafgaand aan het debuutalbum is de single Rain And Tears verschenen. Het wereldwijde succes daarvan is goed te begrijpen als je naar de bezetting kijkt. Aphrodite’s Child bestaat dan namelijk uit toetsenist Vangelis Papathanassiou (later beroemd onder zijn voornaam), bassist/zanger Demis Roussos en drummer Lucas Sideras. Vooral voor die eerste twee betekent Aphrodite’s Child de opstap naar hun latere solocarrières waarin ze miljoenen albums zullen verkopen.
Op “End Of The World” is naast het met Mellotron doordrenkte Rain And Tears goed te horen dat een ieder zich een slag in de rondte experimenteert. Toch kent hun mengeling van traditionele Griekse folk met progressieve en psychedelische rock ook een aantal vaste waarden. Neem de overvloed aan Mellotron, het Hammondorgel, de opzwepende ritmes of de zang van Roussos die met z’n vaak huilerige stem buitengewoon typisch is. Eén en ander komt goed tot z’n recht in het symfonische titelnummer, het Beatles-achtige Don’t Try To Catch A River en de op een mythologisch verhaal gebaseerde nummers The Grass Is No Green en Valley Of Sadness. Onvermijdelijk is helaas de wat irritant oosterse sfeer in The Shepherd And The Moon. Het hoort bij het tijdsbeeld zou ik zo zeggen. Net als op de oorspronkelijke lp is ook de debuutsingle Plastics Nevermore met zijn achterkantje als bonustrack toegevoegd. De band heet hier overigens nog The Papathanassiou Set en heeft nog een gitarist in de gelederen. Uiteindelijk is “End Of The World” een album waar de nummers alle kanten op schieten en eigenlijk heeft dat wel z’n charme.
Een jaar later verschijnt het album “It’s Five o’Clock” waarop goed valt te horen dat de band gegroeid is. Het feit dat het in de Trident studio in Londen is opgenomen is zeker bepalend voor het open karakter van de muziek. Het transparante geluid staat de band goed zoals dat te horen is in het bombastische titelnummer. Aphrodite’s Child komt nu ook met composities van de verschillende bandleden. Roussos komt met de Moody Blues-achtige ballad Annabella en Sideras levert het up-tempo Let Me Love, Let Me Live aan. Opmerkelijk is het experimentele Funky Mary met onder meer een solo van Vangelis op vibrafoon en dat terwijl een nummer als Marie Jolie het trio weer in een zeer toegankelijk vaarwater laat horen. Daar waar het reguliere album afsluit met het sfeervolle Such A Funny Night presenteert deze heruitgave nog zes bonustracks en wel beide zijden van drie singles. Vooral de aanwezigheid van Lontano Dagli Occhi is een fijne curiositeit, want het speciaal voor het San Remo songfestival opgenomen singletje is indertijd alleen in Italië uitgekomen. Het is wel grappig om Roussos er in het Italiaans te horen zingen.
Deze twee heruitgaven die trouwens tot stand zijn gekomen met medewerking van Vangelis zelf geven een goed beeld van de creativiteit van Aphrodites Child in het bijzonder en dat van hun tijdsgenoten in het algemeen. Wie professioneel wil zwelgen in nostalgie weet wat te doen.
Dick van der Heijde