In het begin van de jaren ’90 maakt de Duitse gitarist/zanger Arne Schäfer enige furore met de progband Versus X om vervolgens onder de naam Apogee een eenmansproject in het leven te roepen. Ik heb de muziek van Apogee in 1995 leren kennen tijdens het schrijven van een recensie over “The Border Of Awareness”, het debuutalbum van de hemelbestormer.
De jaren ’70-getinte prog op het schijfje voelde goed aan, vooral omdat Schäfer zich een bekwaam componist toonde met een voorliefde voor epische stukken vol tempo- en sfeerwisselingen. Vooral over het gitaarwerk was ik behoorlijk positief, over de zang echter was ik minder te spreken. Terugluisterend hoor ik een stem die doet denken aan een kruising tussen Andy Tilleson en Guy Manning. Niet de beste referenties. Het heeft de pret echter niet mogen drukken. Al vijfentwintig jaar volg ik de verrichtingen van deze nikkelen prognelis en dat is niet zonder resultaat gegaan. Elke twee, drie jaar komt hij met een nieuwe cd, hetzij met een studioalbum, hetzij met iets anders. Het hier besproken “Endurance Of The Obsolete”, zijn nieuwste worp, is studioalbum nummer 10 en voor de zoveelste keer ben ik uw rijdende rechter. Ik ga m’n best weer doen.
Qua stijl is er niks nieuws onder de zon. Schäfer grasduint al jaren in het idioom van de jaren ’70- prog. Ook “Endurance Of The Obsolete” laat weer een wat donkere, gitaargerichte hang naar het verleden horen. Er is weer een oneindige van Genesis tot Rush-inspiratie in de nummers gestopt en ondanks dat Schäfer z’n punt wat dat betreft allang gemaakt heeft, blijft het prettig luisteren. De man doet geen rare dingen, daar kan je van op aan. Het zal de ervaring wel zijn. Ooit is de drumcomputer wijselijk buiten de deur gezet en sindsdien werkt Schäfer samen met een heuse slagwerker. De laatste jaren is dat Eberhard Graef, een prima ritmetikker die de muziek een soepel verloop geeft. Waar Schäfer in de loop der jaren maar weinig in is gegroeid, is dat hij z’n composities te vaak nodeloos oprekt. Ook op “Endurance Of The Obsolete” is het hier en daar niet echt to the point. Wederom klokken drie van de zes nummers in de dubbele cijfers en dat is niet niks. Wel is daar het hoogtepunt van het album, het twaalf minuten durende titelnummer. Schäfer opent het stuk met krachtige riffs richting Alex Lifeson. Wat volgt is een heerlijk nummer dat overwegend een gedragen sfeer kent met daarin ruimte voor uitbundige gitaarsolo’s. Het nummer heeft een rustig tussenstuk met een Lyrian-achtige melancholie. Het staat er mooi op. Maar laten we bij het begin beginnen.
Het album gaat van start met Interpretations waar Schäfer z’n melodieuze kant laat horen. Het stuk wordt veelal ondersteund door marimba-achtig toetsenwerk dat je onherroepelijk aan Gentle Giant doet denken. Schäfer doet er wat dat betreft nog een schepje bovenop door een fraaie passage a capella zang in te lassen. Schäfer gaat verder met Waiting For The Dawn, een typische Apogee-miniatuur die met z’n akoestische kapstok op elegante wijze een speelplaats is voor fraai fretloos basspel. Hoe waardevol zou het zijn om een album te hebben met alleen maar dergelijk materiaal? Doe het Arne, je kan het. Na het al besproken titelnummer zit de mathematische eerste helft er op en reken maar dat Schäfer het daarna nergens laat afweten.
De muzikant gaat onverdroten verder, de gitaar onafscheidelijk tegen zich aan. Onderschat hem niet, overschat hem echter ook niet. Hij is meer een lekkere dan een virtuoze gitarist. De man speelt met een warm, eerlijk geluid hetgeen een organische gloed in de muziek tot gevolg heeft. Luister wat dat betreft even naar Spirits Disengage. Dit nummer is door de combinatie toetsen-gitaar in zekere zin voer voor de Jethro Tull-fan. Evenals de meeste stukken van het album is het fraai aangekleed. Zo horen we hier een prachtig intermezzo met klassieke klanken. Ja ja, Schäfer verdient op z’n minst een pluim voor zijn goede smaak. Het daaropvolgende The Complex Extensive Way is een lange epic die gebaseerd is op een krachtige riff richting Flamborrough Head.
Er doet weer een prima Apogee-nummer de ronde en toch komt halverwege de compositie het aloude euvel van de verzadiging om de hoek kijken. De echte wow-factor blijft achterwege, zeker ten opzichte van de zang en ook zijn gitaarspel komt maar niet boven het maaiveld uit. Zo horen we in het afsluitende Overruled een kwartier lang de beste bedoelingen in het voorportaal van de subtop. Daar blijft het dan ook bij. Hoewel Schäfer door de jaren heen op allerlei vlakken best enige progressie heeft geboekt, komt hij maar niet bij de subtop binnen en blijft hij hangen in het voorportaal. Het wrange is dat hij de capaciteiten heeft om een wereldplaat te maken.