“Metris” is het tweede (digitale) album van de uit Nashville, Tennessee, afkomstige band Arcane Atlas. Dit trio heeft al het nodige stof doen opwaaien met zijn debuut-cd “Constellation Plus” uit 2015 en gezien de jeugdige leeftijd van een ieder, ergens in de 20, maakt dit nieuwe product me zeer nieuwsgierig. Daar gaat hij dan, Ik heb er het volste vertrouwen in.
Na een enkele luisterbeurt wordt het me al duidelijk: de creativiteit die op “Constellation Plus” grotendeels gestoken is in Rush-achtige zaken komt er op “Metris” ten volle uit. Er is een toename aan intensiteit en dat geldt op alle fronten. Het album klinkt uitbundig, je zou zelfs kunnen zeggen dat men ontketend is. Dat is mooi, maar het resultaat is daardoor wel een beetje bont en fragmentarisch. Arcane Atlas schiet gedurende de zes nummers van “Metris” alle kanten op. We horen neo-prog met elementen jazz, funk, een beetje new wave en sferische muziek. Eigenlijk heeft het wel z’n charme, deze veelheid aan ideeën.
Gelukkig is daar steeds maar weer dat heerlijke vakmanschap van bassist Drew Brown en drummer Destin Frost. Beiden zijn de oprichters van de band en breien de boel dan ook met hart en ziel aan elkaar. Ook op de afdeling ‘vocalen’ is er flink wat werk verzet. Behalve de hoge heldere stem van Brown zijn daar momenten met gesproken woord, Geoff Mann-achtige theatraliteit en er is zelfs een koortje. Nieuw bij Arcane Atlas is gitarist Si Deane en je kan hem gerust een verrijking voor de band noemen. In de bijna 27 minuten durende openingstrack Metris Tsemar maakt hij zich onsterfelijk door met een zeer melodieuze solo te komen. Deze ligt in de lijn van wat John Preston Bouda bij Dicipline doet en geeft de expressie van de plaat een enorme boost.
Ook de toetsen spelen een grotere rol dan voorheen, niet alleen qua geluid, ook als het om partijen gaat. Zo is Brown op het debuut zelf nog verantwoordelijk voor de toetsen, terwijl we op “Metris” Jake Cannon aan het werk horen, een gastmuzikant met heel wat meer kunde in zijn vingers. Ook producer Marcus Wanner speelt zo hier en daar wat mee op de klavieren en er zijn invullingen van onder andere viool, dwarsfluit en sax.
Het funky Aubrey wordt overwoekerd door een messcherp blazersarrangement dat griezelig goed klinkt. Het is alsof men bij Arcane Atlas dagelijks dergelijke funknummers maakt. Het laat de zon gigantisch bij je naar binnen schijnen en de tempo-intervallen met fluit zijn zo gaaf dat je bijna geneigd bent Aubrey uit te roepen tot hoogtepunt van het album. Je gaat dan echter voorbij aan het epische openingsnummer en wil je dat eigenlijk wel? Het stuk laat zich wat moeilijk omarmen en dat komt omdat er minstens honderd verschillende thema’s de revue passeren. Geef ze de tijd. Vanaf de neoprog in de intro via de etherische klanken van kerkorgel en koor krijgt alles steeds meer betekenis. De zang is om beurten donker, typetjesachtig en lichtvoetig. De gitaarsolo is euforisch en de piano jazzy. Vele minuten later mondt het nummer uit in een heftig stuk met een razende toetsensolo in neoprogstijl en het sluit prachtig af met een filmisch deel. Het contrast qua proggehalte tussen Aubrey en deze epic mag dan levensgroot zijn, de genietbaarheid is beslist gelijk.
Maar er is meer. Het met sax doorspekte The Mark is een dijk van een nummer met een gitaarsolo die je op de tafel zal krijgen. Ook met het instrumentale Tomahawk Man, waarin een stukje Fur Elise voorkomt, wordt je gezicht in standje ‘blij’ getrokken. “Metris” eindigt op hoge noot met het geweldige Small Things waarvan de finale erg doet denken aan King Crimson’s In The Court Of The Crimson King.
“Metris” is gemaakt met het motto niet twee keer achter elkaar het zelfde album te maken en dat siert de bandleden. Het is ook helemaal in lijn met hun jonge honden-mentaliteit. Ja, je kan de heren van Arcane Atlas wel om een boodschap sturen. Ze zullen je vertrouwen niet beschamen.
Dick van der Heijde