Bij Progwereld zien wij de term “progressieve rock” als een breed begrip. Dientengevolge zijn op onze site recensies te vinden van werken van bands die stilistisch gezien vrijwel geen enkele affiniteit met elkaar hebben maar toch beide geschaard kunnen worden onder “progressieve rock”. Zo staat op de site onder meer een bespreking van, bijvoorbeeld, de nieuwste Pendragon, terwijl ook aan het vrijwel geheel elektronische album “Kid A” van het Britse ensemble Radiohead een recensie besteed is. Dit alles heeft te maken met het verduiveld lastige vraagstuk “wat is progressieve rock?”, een vraag die tegenwoordig op meerdere manieren beantwoord kan worden: enerzijds is wat tegenwoordig gezien wordt als progressieve rock vaak een directe voortzetting of interpretatie van datgene wat bands als Genesis, Yes, Emerson, Lake and Palmer, Camel, Pink Floyd et cetera deden in de jaren ’70, terwijl een andere definitie verlangt dat muziek die geschaard wordt onder het banier “progressief” ook daadwerkelijk conformeert aan de letterlijke betekenis van dit woord, dat wil zeggen “vernieuwend”. Categorie I is dus een voortborduursel op muziek die in de eigen tijd tot categorie II behoorde maar is door het feit dat het, in plaats van de toenmalige invalshoek of filosofie, de toenmalige muzikale uitvoering als blauwdruk voor de eigen muziek gebruikt niet langer te rekenen tot categorie II, hoewel er natuurlijk ook overlap bestaat. Capisce? Progwereld vindt dat beide beschrijvingen waarheid zijn en derhalve worden zowel platen uit categorie I als categorie II door de recensenten aan kritische beoordeling onderworpen.
Na de formulering van deze achterliggende filosofie zal ik u vertellen met welk doel deze introductie deze recensie inleidt: de plaat die deze bespreking behandelt is een typisch Cat. II-grensgeval; het is potentieel discutabel of deze plaat tot de “progressieve rock” gerekend kan worden. Gezien het feit dat u deze recensie voor ogen heeft zou u mijn antwoord eenvoudig kunnen afleiden, mijns inziens namelijk komt “Lights”, het nieuwe album van de Britse groep Archive (bestaand uit de heren Danny Griffith, Darius Keeler, een aantal vocalisten en een telefoonboeklading gastmuzikanten), wel degelijk in aanmerking voor inclusie op Progwereld.
Archive is een groep die als één der exponenten van de zogeheten “triphop”-stroming gezien wordt. Triphop is een stroming die onder meer dance-, hip-hop- en rock-invloeden met elkaar vermengt en daarmee een sterk ritmisch georiënteerde muzieksoort is. Sinds enige jaren is triphop, an sich al een genre dat her en der overeenkomsten vertoont met progressieve rock, steeds vaker terug te vinden in de moderne progressieve rock; zo is bijvoorbeeld het Zweedse Paatos een groep waarbij deze invloeden evident en alom manifest zijn. De grondleggers van dit genre zijn groepen als Portishead, Massive Attack en Tricky, waarbij vooral Massive Attack een duidelijke invloed heeft achtergelaten op de muziek van Archive. De band heeft echter de rock-infusie in hun muziek dusdanig heeft vergroot dat er nu ook gesproken kan worden van duidelijke invloeden van groepen als Radiohead, Pink Floyd en Porcupine Tree, terwijl ook het Franse elektronica-gezelschap Air vaak naar voren komt als invloedsbron, zoals in de nummers Headlights en Programmed.
Een van de meest opvallende eigenschappen van dit album is dat het een verzameling is van hardere nummers die meer naar triphop neigen en de wat rustiger nummers met een sterkere hang naar elektronica en progrock. Ook progrock qua lengte is het titelnummer, dat midden op de plaat gepositioneerd is en maar liefst ruim achttien minuten telt. Dit nummer, dat grotendeels instrumentaal is, kent echter niet een opbouw die typisch progrock genoemd zou kunnen worden, eerder doet het denken aan de lang uitgesponnen nummers van post-rock bands als Mogwai, Mono, Godspeed You! Black Emperor of zelfs Talk Talk. De droefgeestige teneur, die ik in het Engels als “haunting” zou omschrijven, wordt mede gecreëerd door het effectieve gebruik van Hammond en Mellotron, twee instrumenten die uiteraard voornamelijk emplooi vinden in de progrock maar die nog steeds verdiend collectief omarmd worden door talloze muzikanten wereldwijd. De atmosfeer van Lights is kenmerkend voor een groot gedeelte van het album, met uitzonderingen als Sit Back Down en System, die een wat fellere, wellicht zelfs agressievere, benadering tonen maar desalniettemin zijn ook deze nummers van hoge kwaliteit.
Zeer bepalend voor het sfeerbeeld van Archive’s muziek is het feit dat de nummers afwisselend door mannen en vrouwen worden gezongen. Zo is het breekbare Headlights een treurwilgnummer gezongen door zanger Pollard Berrier (met zeer effectieve achtergrondzang van zangeres Maria Q) terwijl I Will Fade uitsluitend vrouwenzang bevat. Effectief en gewaagd is ook het afsluitende nummer Taste of Blood, dat toewerkt naar een prachtig bugelsolo dat abrupt afgebroken wordt waarmee de plaat eindigt, de luisteraar achterlatend met een tintelend onvervuld gevoel. Over het hele album wordt veelvuldig gebruik gemaakt van blazers, wat de diepgang van de muziek ten goede komt. Ook de symbiose tussen echte drums en elektronische nummers zoals bijvoorbeeld in Lights valt aan te treffen geeft de muziek op dit album een bepaalde meerwaarde. Juist aan dergelijke subtiele finesses ontleent dit album zijn overtuigingskracht.
Al met al valt te stellen dat Archive met “Lights” een album heeft vervaardigd dat zowel progressief in de klassieke zin des woords als bijzonder interessant is en dat derhalve allesbehalve een miskoop kan zijn voor mensen met een interesse in melancholische triphop of ingetogen progressieve rock met dance-invloeden (of vice versa).
Christopher Cusack