VDGG, Egg, Atomic Rooster, Czar, Soft Machine, High Tide, Audience, Amon Düül II, Battiato, Paternoster, German Oak, King Crimson, Hawkwind, H.P.Lovecraft, Can, Vanilla Fudge, Food Brain, Jumbo, Gong, USA, Magma, Black Sabbath, Kaleidoscope (US), Nucleus, Balletto Di Bronzo, Syd Barrett, Quatermass, Bram Stoker, Greenslade, Metamorfosi, Tim Buckley, Beggars Opera, Anekdoten, Iron Butterfly, Cathedral, Trip, Silver Apples, Il Paese Dei Balocchi, May Blitz, Comus, Still Life, Fuchsia, Electric Prunes, Caravan, Circus 2000, UFO, Trouble, Black Widow, Music Machine, Cirith Ungol, Gandalf, Goblin, Strawberry Alarm Clock, Donovan, Le Orme, Matching Mole, Pentragram, Love, Witchfinder General, Opus Avantra…
Da’s makkelijk!
In het boekje geeft Areknamés de geplaagde recensent wat hulp: in het boekje worden keurig de invloedsbronnen van de groep genoemd. Het zal dan met name de platenkast (of download-mapje) van leider en toetsenist Michele Epifani zijn, maar is het hoe dan ook geen misselijke verzameling. Al heb je zelf geen lekker progbandje, met deze kennis in huis kan je als muziekfreak aankloppen bij het rommelige, doch gerenommeerde Gnosis, of het excentrieke gezelschap van Ground And Sky. Epifani is vast ook de juiste kerel om op Progressive Ears allerlei moeilijke vragen te stellen (bijvoorbeeld, bij welk nummer stopte oorspronkelijk kant 1 van “Il Paese Dei Balocchi”). Dat de band zijn naam ontleent aan een vaag (doch overigens briljant!) plaatje van Franco Battiato is ook een veeg teken. Tenslotte neemt het snobistische karakter van deze opsomming gelijk zijn hoogtepunt bij het opnoemen van de eerste groep. Hey, was je nog niet opgevallen? Of was je al stiekem in je nopjes dat je wist waar de afkorting VDGG voor staat?
Toch – deze plaagstootjes ten spijt – laten we vooral niet vergeten dat het ten eerste gaat om de muziek. Areknamés baseert zijn stijl dus vooral op de vroege progressieve rock uit het begin van de jaren zeventig en eind jaren zestig. Daarbij maakt de groep veelvuldig gebruik van analoge toetseninstrumenten, zoals de Hammond en uiteraard de Mellotron. Ook de Mini-Moog komt veelvuldig langs en het gitaar-, bas- en drumwerk is donker en duister getint.
Dat leidt dan tevens tot de volgende constatering: een vrolijke boel is het niet. De opmerkzame lezer had het al gemerkt: tekstueel laat Epifani zich met name inspireren door de occulte stromingen binnen deze vroege stoute progressievellingen. Bepaald geen voer voor Neal Morse-fans, doch ik meen ook dat de heren van Areknamés de thematiek lang niet zover doortrekken als sommige andere genoemde groepen doen. Hoe het ook zij, de stem van Epifani is niet al te best, wat wellicht de aanleiding was deze te vervormen waar het maar kan en bovendien ook nog eens productioneel sterk achterin de mix te zetten. Dat is misschien een keuze uit noodzaak, het pakt op dit debuut verrassend goed uit. Het donkere en duistere sfeertje dat door de instrumenten al was bepaald, wordt door de zang honderd keer versterkt. Zodoende klinkt Epifani bij tijd en wijle als het vrolijke gelaat voor het riet op de voorzijde van de hoes.
Nu is wel moeilijk om deze plaat gelijk als een klassieker binnen te halen. Alhoewel Mellotron- en Hammondliefhebbers hun bloederige vingers zullen aflikken bij deze plaat, is het allemaal wel zo retro als hell. Bovendien ligt de VDGG-invloed er soms wel érg sterk bovenop. Ook is de eenzelvigheid van de plaat geen voordeel in dit geval. Dacht ik dat de sterkste nummers vooraan de cd stonden, bij een shuffle-poging was ik een andere mening toegedaan. Feitelijk kan je stellen dat ik het na vier nummers wel even gehad heb met Areknamés, maar deze luisterervaring heb ik ook bij erkende meesterwerken.
We moeten niet vergeten dat het hier een debuut betreft. En dan is “Areknamés” zonder meer een meer dan geslaagd werk, dat de tand des tijd naar mijn verwachting zeker zal doorstaan. De plaat opent zeer zeker perspectieven naar een geheel eigen stijl.
Markwin Meeuws