Arrow Rock vierde dit jaar zijn eerste lustrum, maar wegens organisatorische redenen werd het festival dit jaar vanuit Lichtenvoorde verplaatst naar Biddinghuizen. Een belangrijke reden hiervoor zou zijn dat het verkeer dan in betere banen geleid zou kunnen worden, maar ergens vermoeden wij dat dit in enige mate een drogreden is.
Toen de routeplanner ons vertelde dat wij nog tien kilometer verwijderd waren van het festival, gaf de radio aan dat we zo’n tien kilometer file in het vooruitzicht hadden. Dit was dus enigszins een minpuntje.
Vanwege dit fileleed werden de eerste bands gemist, en kwamen we net op tijd aan om van een afstandje enkele nummers Thin Lizzy mee te kunnen krijgen. Natuurlijk is het toch niet hetzelfde zonder Phil Lynott, maar het moet gezegd worden dat het stemgeluid van John Sykes toch een verrassende gelijkenis vertoont met dat van voornoemde, helaas overleden, Lynott, en bovendien klonk de band behoorlijk energiek.
Toen we eindelijk het festivalterrein betraden was Thin Lizzy net uitgespeeld, dus werd besloten Riders on the Storm met een bezoekje te vereren. Maar helaas, waar Thin Lizzy ook zonder het originele boegbeeld overtuigend leek, lukte dit Riders on the Storm niet. Brett Scallions bezat noch het geluid, noch het gevoel van Jim Morrison, en dus maakten we voort naar een volgend podium.
Roger Hodgson was de volgende artiest die acte de présence mocht geven. Voor hen die dit zo gauw niks zegt: Hodgson is beter bekend als de man achter Supertramp. Tijdens een set met meezingers als The Long Way Home en School kreeg hij een groot deel van het aanwezige publiek mee, waaruit nog wel eens de kracht van de oude Supertramp-nummers bleek. Een kanttekening kan echter wel geplaatst worden bij het feit dat Hodgson – hoewel een erg inspirerend muzikant en componist – er vandaag voor gekozen had een semi-akoestisch optreden te geven, wat hij schijnbaar wel vaker doet. Eigenlijk was dit daar niet de juiste gelegenheid voor en had hij dit beter in een klein zaaltje kunnen doen. Maar goed, zoals gezegd was het verder gewoon een goed optreden en het publiek leek het daar mee eens te zijn. Frappant was overigens dat Hodgson de dag na het festival op het herdenkingsconcert van prinses Diana (in Wembley Stadium) mocht optreden, en daar in zijn akoestische outfit het hele publiek enthousiast wist te laten meezingen.
Na Hodgson werd er koers gezet richting Steve Vai, een optreden waar ondergetekenden best wat van verwachtten. We werden geenszins teleurgesteld: Vai schitterde door aanwezigheid, maar de rest van de band was zeker niet minder prominent aanwezig. En met onder andere twee violisten die ook als toetsenist fungeerden (of toetsenisten die ook als violist fungeerden, ligt er maar aan hoe je het bekijkt, dit is echter niet de plaats om dergelijke levensvraagstukken te behandelen). Daarbij een meer dan adequate bassist, een sterke tweede gitarist en een trommelaar die een lekker stukje kon roffelen. De zwakste schakel leek echter toch in de vorm van de drummer op het podium te staan, want hoewel hij stevig doorrammelde en van een dergelijke tempo- en slagvastheid was dat hij in veel zwaarmetalen of hardstenige bands niet zou hebben misstaan, miste hij eigenlijk toch de dynamiek en subtiliteit waar de muziek van Vai om vraagt. Desondanks was het een erg sterk optreden, en het ontaardde ook zeker niet in een one-man-show: heel de band kreeg de mogelijkheid zijn of (in het geval van één der violisten) haar kunsten te tonen.
In de Romeinse cultuur waren twee manieren gebruikelijk om als dichter eer te betonen aan dichters die je inspireerden. Je had de Imitatio, wat erop neerkwam dat je de stijl van je voorbeeld zo dicht mogelijk probeerde te benaderen. En je had de Aemulatio, wat betekende dat je probeerde je eigen stempel op de stijl van die dichter te drukken, zonder de oorspronkelijke stijl uit het oog te verliezen. Dit is tegenwoordig in de muziek ook nog terug te vinden. Een deel van de bands dat covers speelt, doet dit om hun helden zo goed mogelijk te imiteren, terwijl een ander deel er iets persoonlijkers van maakt. The Australian Pink Floyd Show, die alleen maar nummers van Pink Floyd spelen, is overwegend een band van het eerste soort, want op een paar details na die op een wat eigenzinnigere manier worden ingevuld (zoals een didgeridoo als intro voor Set the Controls for the Heart of the Sun, want het blijven toch Australiërs…), is het doel van deze heren toch echt zoveel mogelijk als Pink Floyd te klinken. En ondanks een drietal zangers die geen van allen het geluid van David Gilmour of Roger Waters volledig konden reproduceren, moet gezegd worden dat ze hier wonderwel in slaagden. Voor een groeiend enthousiast publiek speelden ze zich door enkele klassiekers als Shine On you Crazy Diamond, Time en Another Brick in the Wall, pt. 2 heen, maar ook minder voor de hand liggende nummers als One of These Days passeerden de revue. Toen de laatste noten waren weggestorven, was aan de publieksreactie goed te merken dat dit één van de hoogtepunten van de dag was, wat eigenlijk wel grappig is als je bedenkt dat het toch echt een coverband blijft.
Tussen Aussie Floyd, zoals ze liefkozend genoemd worden, en afsluiter Aerosmith was een uur gepland waarin geen enkele band speelde, waarschijnlijk om de voedselverkoop een laatste impuls te geven. Dit hiaat zal de lezer zeer waarschijnlijk niet interesseren, tenzij zijn of haar liefhebberijen liggen bij verhalen over (onsmakelijke) broodjes frikadel, dus laten we het relaas resumeren bij Aerosmith zelf. Hoewel beide recensenten nooit bijzonder fan zijn geweest van het genootschap, was er in ons gezelschap wel een dergelijk persoon aanwezig. Echter om de muziek te kunnen herkennen was fandom niet vereist, want er werden voornamelijk goude oude hits gespeeld. Steven Tyler’s stem is niet meer wat hij ooit geweest is, maar desalniettemin was dit een amusant optreden met vermakelijke podiumperikelen van toch vooral Tyler. Maar ook gitarist Joe Perry, die al over het toneel huppelend vaak overkwam als een broertje van Angus Young, bracht vaak een glimlach op de mond. Muzikaal klonk het ook allemaal lang niet verkeerd: het ten beste gegeven kunstje was doorspekt van blueselementen in de vorm van lange solo’s en de kenmerkende mondharmonicapartijen. Dit gaf aan dat Aerosmith, hoewel Classic Rockers in de ware zin van het woord, nog lang niet uitgerangeerd zijn.
Wie het verslag van Arrow Rock Festival 2006 op deze site er nog eens op naleest, ziet dat daarin gesteld wordt dat de organisatie in 2007 wel met iets heel imposants aan zou moeten komen draven om de editie 2006 te overtreffen. Vanuit het perspectief van de progliefhebber is dit ze niet gelukt (vorig jaar stonden toch echt gezelschappen als Porcupine Tree en Roger Waters en Het Groot Veelkoppig Pink Floyd Covergenootschap op de bühne), maar toch was het in het algemeen zeker geen slechte jublieum-editie. En wat volgend jaar gaat brengen? Als ik even leentjebuur mag spelen bij het verslag van vorig jaar: we blijven dromen, en hopen op de voltallige Genesis-reünie en toch maar die Pink Floyd-reünie… Ach.
Christopher en Sebastian Cusack