Als een soort ‘vliegende kiep’ en grillig bandleider heeft Arthur Brown in de laatste veertig jaar regelmatig van zich doen spreken. Was de Engelsman niet met het ene project bezig, zoals zijn memorabele The Crazy World of Arthur Brown met de klassieker Fire of zijn bijdrage aan het eerste Alan Parsons Project-album, dan vloog hij – letterlijk en figuurlijk – weer naar de volgende eindbestemming. Altijd op zoek naar grenzen binnen de kaders van toch behoorlijke traditionele rock, terwijl de uitwerking van Brown op zichzelf confronterend en af en toe schokkend genoemd kan worden. Niet in de laatste plaats vanwege de oersterke en capabele stem van de inmiddels 68-jarige Brown en natuurlijk zijn grote improvisatievermogen. Het heeft de muzikanten waarmee hij heeft samengewerkt soms aangenaam verrast. Ook zijn onverwachte acties: soms was Brown tijdens studiosessies dagen zoek, of zou hij nooit meer terugkeren. Vraag het aan Vincent Crane, Carl Palmer of Klaus Schulze: ze kunnen er allemaal over meepraten.
Grenzen zocht hij ook op tijdens de jaren van Kingdom Come, een groep die in de eerste helft van de jaren zeventig drie albums uitbracht. Geen commerciële successen zoals het “Crazy World”-album uit 1968, maar platen waarop Brown zijn artistieke talenten in een theatraal jasje wilde stoppen. Nadat “Galactic Zoo Dossier” (1971) al zorgde voor verwarring, omdat Brown behoorlijk aan het flirten met elektronica was geslagen, kwam hij op “Kingdom Come” (1972) wat meer thematisch naar voren: na vuur en aarde was nu water aan de beurt, in combinatie met Brown’s interesse in sciencefiction en de toekomst. Natuurlijk speelden drugs ook een rol, zoals bij alle vijf bandleden in die tijd. De plaat opent met een kakofonie van geluiden, maar langzaam komt er een einde aan de waterval. Als Brown in Water begint te zingen, is het onmiskenbaar zijn herkenbare stemgeluid. Ook de passages met veel Mellotron doen aangenaam verrassen, maar komen en gaan voordat je er erg in hebt. Dat is het grote euvel van deze plaat: waar gaat het nou precies over? Enige richting en helderheid in zowel muziek als tekst ontbreekt. Wel zijn hier uitstekende muzikanten aan het werk, zoals Andy Dalby (die later zelfs korte tijd opduikt in de liveband van Camel) als uitblinkend gitarist in Love Is A Spirit. Daarna nemen de theatrale elementen toe en gaat Brown ook in die stijl zingen. Ondertussen blijft de groep zorgen voor sublieme prog, gebaseerd op invloeden van Deep Purple, The Nice en ook soms The Moody Blues. Luister naar het vele Hammond en Mellotron-werk dat regelmatig opduikt. Je moet je daarvoor wel door de declamaties van Brown heen worstelen. Maar toch, gaandeweg neemt de indruk van een totaalwerk toe en begint alles meer op z’n plek te vallen. Toch blijven het bizarre Traffic Light Song en Experiment stukken waar geen touw aan vast te knopen valt, maar die zijn ook knipogen naar het latere werk van bijvoorbeeld Alice Cooper of The Sensational Alex Harvey Band. In Whirlpool komt alle gekte weer samen en eindigt de plaat in Hymn: een soort Let it Be in Brown’s stijl, met wederom veel volle Mellotronpartijen. Prachtig stuk, maar geen blauwdruk voor het vervreemde album. Esoteric heeft bij haar heruitgave een drietal bonustracks geleverd: alternatieve versies van misschien wel de opvallendste stukken van de plaat. Hoor de verschillen en merk op hoe Kingdom Come aan het worstelen was met de arrangementen en ‘on the fly’ verschillende partijen veranderde.
Net als “Galactic Zoo Dossier” en het derde album “Dossier” zijn de platen van Kingdom Come voor het eerst legaal en op grote schaal op cd verkrijgbaar. Het werk van Brown is zoals eerder opgemerkt een zoektocht op zich om het compleet en overzichtelijk te krijgen, maar met deze trilogie is een belangrijk leeuwendeel van de excentrieke Arthur Brown op integere wijze nieuw leven ingeblazen. Muziek waarvoor je ‘open minded’ genoeg moet zijn om het te vatten. Maar progliefhebbers zijn wel wat gewend – als het goed is!
Wouter Bessels