Nu en dan komt er een band met een cd bovendrijven die opvalt in de grote stapel met promo’s. Soms heeft zo’n cd dan een zetje nodig, soms van een lezer, dan weer van een vriend, of met een extra duwtje van het platenlabel.
In dit geval kwam dat zetje van de vertegenwoordiger van Century Media, die zelf onder de indruk was van de band. “Dit móet je eens beluisteren”, waren zijn woorden.
Astronoid is een band die eigenlijk al jaren bestaat. De formatie is afkomstig uit New England, Massachusetts USA en is ontstaan in 2012. Zanger en gitarist Brett Boland en bassist Daniel Schwartz hebben de band in dat jaar opgestart en gedurende de jaren daarna complimenteerden gitarist Casey Aylward en drummer Matt St. Jean de band. Er was nog een derde gitarist actief tussen 2014 en 2018, maar die verdween tussen het eerste en het tweede album uit beeld. In de tien jaar hiervoor produceerde Astronoid twee reguliere albums, “Air” (2016) en het gelijknamige album “Astronoid” in 2019.
De muziek op “Radiant Bloom” is te omschrijven als metal met een flinke lading atmosfeer, shoegaze, blastbeats, een grote repertoire aan verschillende vormen elektronica en dromerige zang. En dan nog is die omschrijving verre van volledig. Astronoid is het kleine, minder ontwikkelde broertje van Alcest, Vola, Sigur Ros en Mew. Dat ‘minder ontwikkeld’ bedoel ik niet denigrerend, het is een brede mix van de genoemde bands. Desondanks is er toch een eigen stijl te bespeuren. Vooral de drums zijn een aparte eend in de bijt in vergelijking met de genoemde namen. Die staan namelijk stevig en robuust in de productie en de basedrums ratelen als een malle. De gitaarpartijen zijn nagenoeg hypnotiserend, terwijl de band voorkomt dat je in een diepe slaap valt, daarvoor gebeurt er simpelweg teveel.
Hoewel de band in het verleden heeft getoerd met stevige metal acts als Periphery, Animals As Leaders, Between The Buried And Me en Coheed And Cambria is de muziek op dit album niet zo stevig als de genoemde namen suggereren. Zoals gezegd, er zitten stevig passages in, maar de nadruk ligt vooral op dromerige en slepende gitaarmuziek waarin de stem van zanger Brett Boland fungeert als instrument. Die brengt zijn vocalen als een mix van kinderlijke onschuld en de kopstem a la Jónsi. Mede door het aandeel van Boland balanceert de muziek op het randje van postrock en metal. Rondom de muziek hangt ook een sfeer die lijkt op stadionrock, het zal het goed doen tijdens concerten en in grote stadions.
Een gevaar voor de kenmerkende atmosfeer op dit album is dat de tracks wel wat op elkaar gaan lijken. Na de negen tracks ben je wel een beetje klaar met het album. De productie van dit album is tjokvol waardoor er weinig rustmomenten over blijven en de uniciteit van de sound wordt net even iets teveel uitgemolken. Uniek? Jazeker. Alleen blijkt een evenwichtige dosering van een eigen stijl ook een kunst.