Audiocracy

Revolution's Son

Info
Uitgekomen in: 2008
Land van herkomst: Multinationaal
Label: The Lost Record
Website: http://www.tobinmueller.com/music/audiocracy
MySpace: http://www.myspace.com/audiocracy
Tracklist
Part I - The Dream: Revolution's Son (6:42)
Part II - The Hope: Puzzle City (3:15)
Part III - The Underground: Escape Into the Fray Zone (10:42)
Part IV - The Confrontation: Speak Truth to Power (4:36)
Part V - The Extinction: Gethsemane Again (5:30)
Part VI - The Survivors: When the Future Comes (8:06)
Part VII - The Re-Emergence: Dare to Sing (6:57)
Darren Chapman: elektrische gitaar
Tobin Mueller: zang, orgel, synthesizers, percussie
Tadashi Togawa: elektrische gitaar
Twøn: leadzang, akoestische gitaar, basgitaar
Met medewerking van:
Bob Piper: gitaar en gitaarsynthesizer op When the Future Comes
Scott Rockenfield: drums op Puzzle City
Wil Schwark: basgitaar op When the Future Comes
Rob Thurman: drums op When the Future Comes
Revolution's Son (2008)

Een wetmatigheid in het recensentenbestaan is dat de kwaliteit van een ter bespreking aangeboden product meestal omgekeerd evenredig is met de bijgeleverde hoeveelheid promotionele ‘informatie’. Er zijn nog enkele wetmatigheden, waarover verderop meer. Maar toen “Revolution’s Son” van Audiocracy vergezeld van een liefst vier A4tjes tellende infomap op mijn deurmat plofte, gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat ik al moeite had de luisterervaring geheel onbevooroordeeld aan te gaan.

Nog een wetmatigheid: indien het schijfje in kwestie niet van een ‘band’ is, maar van een ‘project’, dan zijn de rapen ook vaak gaar. Welnu, het multinationale Audiocracy is een project rond zanger/toetsenist Tobin Mueller en zanger/bassist/gitarist Twan. Tot de vaste bezetting op deze cd behoren ook nog de gitaristen Darren Chapman en Tadashi Togawa. Gitarist Bob Piper en drummer Rob Thurman behoren ook tot de Audiocracy pool, maar hebben op deze schijf slechts de status van medewerkend muzikant. Alle musici hebben hun sporen reeds verdiend in gezelschappen variërend van prog-tributebands tot de begeleiding van jazzgrootheden.

Drie wetmatigheden is scheepsrecht? Nou ja, laten we daar geen harde wetenschap van maken, aangezien deze derde wetmatigheid redelijk aan de eerste verwant is: indien het promotiemateriaal veel moeilijke (om niet te zeggen: nietszeggende) woorden nodig heeft om muziek, thema en/of genre te duiden, kun je die grote revelatie vaak ook beter elders zoeken. “Revolution’s Son” is een post-politieke apocalyptische vertelling die middels impressionistische poëtische teksten verteld wordt. Ik bedoel maar…

Genoeg geleuterd, laten we ons eens op de muziek storten. Het moet gezegd worden: de plaat opent hoopvol, met krachtige drumslagen en nostalgiezwangere orgelakkoorden. Dit zou zo maar een behoorlijk potent potje retroproggen kunnen worden. Even lijkt Spock’s Beard niet zo ver weg. Ook de zang is in de basis zeker niet verkeerd. Gedurende de bijna zeven minuten die het eerste nummer duren, komt dit openingsthema regelmatig terug, maar de tussenstukken doen chaotisch aan.

Tijdens het tweede nummer gaat het grondig en definitief mis. Een niet-onaanzienlijke invloedsbron voor Spock’s Beard was Gentle Giant. Een van de voornaamste krachten van deze Britse grootheid was het stoeien met harmonieën en disharmonieën. De lenige vocale spielerei van de gebroeders Shulman gecombineerd met de tegendraadse instrumentatie is bij kennismaking vaak even schrikken, maar legt al snel een stellige briljantheid aan de dag. Spock’s Beard wist dit element – zij het vaak net wat minder soepel – ook nog vrij succesvol in zijn muziek te brengen en het lijkt erop dat Mueller en Twan gedacht hebben: dat kunnen wij ook!

Nou, mooi niet dus. Als het mislukken van goede bedoelingen ergens evident is, is het wel tijdens het tien minuten durende Escape Into The Fray Zone. Het lijkt wel alsof alle deelnemende zielen op hun zolderkamertje hebben zitten jammen, waarna de resulterende cassettes al simultaan draaiend tot één onvoorstelbare potpourri gemixt zijn. De stem van Twan, die tijdens zijn beste momenten nog best aan John Wetton doet denken, werkt bij het vorderen van de plaat steeds meer op de zenuwen. Volkomen oninteressante en hoogst irritante chaos is eigenlijk het enige verbindende muzikale element op deze kennelijke neoprogplaat.

Misschien is dit als grap bedoeld. “Revolution’s Son” als de “Naked Gun” onder de progalbums. Als parodie is het echt zo slecht nog niet: de overtuigde proghater heeft wellicht drie hilarische kwartieren aan deze plaat. Als progliefhebber verblijf ik echter met de aanbeveling met een wijde boog om dit wanproduct heen te lopen.

Casper Middelkamp

Send this to a friend