“Rare jongens, die Romeinen”, een bekende uitspraak van stripheld Obelix die met zijn kompaan Asterix in talloze stripverhalen acteert.
Deze uitspraak is ook van toepassing op de uit Livorno (Italië) afkomstige groep Aurora Lunare. Het is een van de vele Italiaanse bands die nooit de kans kregen een album uit te brengen. De groep werd opgericht in 1977 en speelde aanvankelijk veel live in Toscane en ondersteunde zelfs enkele grote namen, waaronder PFM. Een verandering in de bezetting begin 1982 veranderde hun progressieve geluid in de richting van een meer melodieuze stijl. Diverse muzikanten maakten deel uit van de bezetting, waaronder Alessandro Corvaglia, de huidige zanger van La Maschera di Cera. Tot een album kwam het echter nooit en de groep werd ontbonden.
Rond 2003 bliezen de oorspronkelijke leden Mauro Pini, Luciano Tonetti en later Marco Santinelli de groep nieuw leven in. Toetsenist Stefano Onorati voegde zich bij hen. Uiteindelijk werd pas in 2013 het eerste album, “Aurora Lunare”, uitgebracht, een ode aan de symfonische rock uit de jaren 70. Na dit debuut volgde in 2018 het tribute-album “Translunaggio”, een eerbetoon aan belangrijke progressieve bands. Met “Terzo Luogo” laten de Italianen na vijf jaar opnieuw van zich horen met zeven nieuwe nummers. Ze ademen stuk voor stuk de retro Italiaanse symfo, ook wel Rock Progressive Italiano (RPI) genoemd.
Tekstueel serveren de Italianen pittige kost. De nummers gaan over de middenweg tussen leven en dood, vergeving en verdoemenis, hel en hemel, het menselijke en het goddelijke. Het maakt verbinding met de sociologie en de daarin voorkomende ‘Derde Plaats’ (Terzo Luogo). Een geruststellende gedachte voor de luisteraar is dat het minder pittig klinkt. En laten we wel wezen, wie van onze lezers beheerst het Italiaans?
Het schijfje van totaal nog geen 35 minuten laat overwegend stuwende en pakkende symfo horen met naast een retrogeluid invloeden van neo-prog, zoals te horen is op opener Oltre La Fredda Aurora. Het klinkt open en transparant met prettig klinkend toetsenwerk en slepend gitaarspel. De licht theatrale zang, voorzien van een klein rauw randje, verraadt dat Mauro Plini niet meer de jongste is.
Openheid en transparantie kenmerken het hele album, net als functionaliteit. Ik heb (te) veel muziek gehoord die bol staat van virtuoze en technische gitaarsolo’s en dito toetsenwerk, waarbij alle gaatjes worden dichtgesmeerd en ik me afvroeg: “waar luister ik naar?” Dat overkomt je hier niet. Na het donkere en van onheilspellend orgelspel voorziene L’Eterno Varco, volgt het centraal op het schijfje geplaatste titelnummer Terzo Luogo. De zang doet theatraal aan zonder dat het stoort. De bijdrage van fluit en ondersteunende zang van Raffaella Izzo houden het afwisselend. Liefhebbers van een ronkende basgitaar met vlotte toetsensolo’s worden op hun wenken bediend.
Parafollia is instrumentaal met een intro van piano, fluit en merkwaardige synths. Na een minuut valt alles naadloos in elkaar en volgt een groovy partijtje symfo. Het is een spreekwoordelijke vreemde eend, maar wel een fraaie. Regelmatig hangt de sfeer van Mangala Vallis op het schijfje rond. Dat hoor je ook op het zeer afwisselende en aanvankelijk licht klassiek aandoende Alla Fine Del Niente. Dubbel gelaagd toetsenspel met een touch tegendraads gitaarspel verraden de klasse van deze Italianen. De slotminuten zijn voor Vana Profezia. De zang is theatraal met de nodige pathos, maar gaat ongemerkt over in een stuwend vervolg met een oase aan toetsen en gitaar.
In de enorme stroom aan Italiaanse symfonische rockgroepen is het lastig je te onderscheiden. Toch weten de ‘oude rotten’ van Aurora Lunare met hun mix van retro en neo de aandacht te trekken. Met slechts 35 minuten op dit pas tweede officiële album ontbreekt het misschien aan inspiratie. Wanneer je dat wegdenkt, is je kostje gekocht.