Al draagt een aap een gouden ring…
Ik kocht mijn platen vroeger aan de hand van een Gulden Regel: een album met een mooie hoes kan geen slechte muziek bevatten. Die stelregel heeft vaak fantastische ontdekkingen opgeleverd, zoals “Relayer”, toch niet het meest voor de hand liggende album om op je elfde de ontdekkingstocht door de wondere wereld van Yes mee te beginnen. Het omgekeerde bleek gek genoeg niet waar: fantastische muziek zit niet altijd in een mooie verpakking. De hoezen van de platen van Moonsafari bijvoorbeeld geven geen aanleiding tot welke verwachting dan ook over de muziek. En als ik eerlijk ben, heeft het credo me ook wel eens een enorme zeperd opgeleverd. Discretie gebiedt me hier verder over te zwijgen, maar laat ik dit zeggen: Roger Dean kan een plaat niet in zijn eentje redden! De Gulden Regel verloor zijn waarde overigens met de komst van de cd: op dat formaat is elke hoes lelijk.
Bij kennissen trof ik ooit de lp aan die heruitgebracht door onze onvolprezen vrienden van Esoteric. Het onderwerp van deze recensie is. Onmiddellijk trad de Gulden Regel in werking. Over smaak valt heel veel te twisten, maar ik vond het een mooie hoes. In een zwavelig landschap hadden twee soorten buitenaardse types een ontmoeting die verbroedering suggereerde. Het was tenslotte 1975, “Alien” moest nog uitkomen.
Achteraf bleek de hoes ook nog eens de sleutel tot dit conceptalbum, dat een ontmoeting van de goden tot onderwerp had. Bescheiden als de mannen waren, hadden ze zichzelf in die goden gezien; over elke god een ander liedje. Zo was Ginger Baker The Gambler en zanger Snips was The Hustler. Waarom dat zo is wordt minder duidelijk. Het was tenslotte 1975, punk was nog maar net geboren.
Hamvraag van een betoog als dit: klopte de Gulden Regel? Was “Elysian Encounter” zo goed als de hoes suggereerde? Nou nee, bij eerste beluistering vielen de schellen al van mijn ogen. Het album bevatte acht composities waarvan er niet één opviel. Vakkundig gemaakte rock, niet heel slecht gezongen of gespeeld, geen vervelende ervaring, maar grijze middenmoot, tamelijk rechte en ongeïnspireerde muziek.
Fast forward zesendertig jaar: de heruitgave. Een mooie kans om het oordeel te herzien, misschien? Met de kennis van nu kun je op zijn minst vaststellen dat “Elysian Encounter” met kop en schouders boven de andere platen van Baker Gurvitz Army uitsteekt. Ook hier is de blues eigenlijk de stiekeme inspirator, maar op dit album maken de heren er tenminste nog iets anders van. De aanwezigheid van toetsenist Lemer is daarbij een belangrijk element. Al is hij niet compositorisch verantwoordelijk, zijn geluid geeft het anderszins wat rauwe trio een zekere distinctie.
Ook moet me van het nostalgische hart dat het allemaal minder erg is dan ik me herinnerde. Nee, erg origineel is het gebodene niet. Van de riffrock in People tot en met de flauwe funk in The Hustler; een knap liedje zit er niet tussen, laat staan een origineel idee. Maar als je het album vergelijkt met sommige andere heruitgaven waarmee Esoteric onze oortjes op de proef stelt, roestige bonken pubrock die zelf op het moment van oorspronkelijke uitgave al gedateerd klonken, dan valt het nog best mee.
People heeft bepaald pit, The Key is een lekker relaxed nummer met aan Westcoast ontsnapte vocalen en aan het einde van The Hustler gaat het zelfs nog even swingen. Wie hunkert naar het geluid van de vroege jaren ’70 (en geloof me, die mensen zijn er) kan zijn hart even ophalen.
En toch, indachtig de halve wijsheid boven dit stukje, vind ik hier de kat in de zak. Zelfs in die veertig minuutjes die de plaat in beslag neemt word ik een beetje week van die zijige slidegitaar, die opgeklopte drumroffels van tante Ginger en het volstrekte gebrek aan ambitie. Eén echt goed liedje had al een hoop geholpen, of een briljante solo. Het is de band niet gelukt. Daar helpen de bonustracks, waaronder een uitvoering van Jimi Hendrix‘ compositie Freedom, ook niets aan te veranderen. Sterker nog, de live versie van People laat horen hoe volstrekt stuurloos de band live geweest moet zijn. Wat een kakofonie! Geen sinecure overigens, spelen met een drummer die zo wispelturig is dat hij een concert in de vermaarde The Rainbow te Londen stillegt omdat hij moet sassen. Dan zou ik ook proberen al mijn muzieknoten er zo snel mogelijk uit te persen.
Eindoordeel, ook na vijfendertig jaar en ondanks die mooie hoes: het is en blijft een lelijk ding.
Erik Groeneweg