Solo albums en Tony Banks zijn tot grote frustratie van de Genesis wizzard zelf nooit echt vrienden geweest. Waar alle andere leden van Genesis met grote regelmaat tot succesvolle platen kwamen, wilde dat bij Anthony Banks maar nooit lukken. Tony’s eerste soloplaat “A Curious Feeling” wist het eind 1979 dan nog tot de 21ste plaats te schoppen in de Engelse hitlijsten, maar dat was dan ook gelijk het grootste succes dat Banks solo wist te bereiken. De meeste van zijn platen wisten de charts niet eens te halen en verdwenen al snel in de uitverkoopbakken. Nu is Banks op zich toch al niet een mega vrolijke snuiter, maar als hij weer eens in de krant las dat Collins, Gabriel en ook Mike & The Mechanics bovenin de single- en albumlijsten mee draaiden, kwam de jaloerse kant van Banks menigmaal bovendrijven. Vaak heeft het in dit soort gevallen puur met de kwaliteit van het gebodene te maken. “A Curious Feeling” was toch zeker een aardige plaat die ook nog wel de nodige overeenkomsten had met het Genesis repertoire van eind jaren ’70. Het is niet voor niets dat deze plaat nog wel met enige regelmaat over de toonbanken ging. Het kwartet platen wat daarna kwam was kwalitatief al een stuk minder met als dieptepunt het vanuit 1986 afkomstige “Soundtracks”.De plaat “Still” die tijdens dit stuk wordt besproken is er één die afkomstig is vanuit het jaar 1992. De plaat zat eigenlijk ingebouwd tussen de Genesis platen “We Can’t Dance” (1991) en de twee live platen “The Shorts” (1992) en “The Longs” (begin 1993). Op zich draaide de Genesis marketing machine op volle toeren en daar had Banks toch van mee kunnen profiteren zoals Mike Rutherford wel deed met zijn Mike & The Mechanics plaat “Word Of Mouth” vanuit 1991, die wel een groot succes werd. Helaas voor Banks werden zijn frustraties nog groter aangezien ook “Still” weer flopte, terwijl het toch helemaal geen slechte plaat is.
Banks had eens in zijn adressenboekje lopen spitten en had een flink aantal gastmusici kunnen strikken. De bekendste daarvan zijn Fish, jaren ’80 popicoon Nik Kershaw en Genesis live-gitarist Daryl Stuermer. Dit resulteerde in een popplaat (maar Phil Collins was toch de veroorzaker van het popgeluid van Genesis…) met een symfonisch randje welke een beetje tussen de Genesisplaat “Invisible Touch” en veel jaren ’80 werk van Alan Parsons Project in zit. Ook kan je er de nodige Mike & The Mechanics ingrediënten in terugvinden zonder de vaak zo gladde productie van de Mechanics er teveel in door te laten sijpelen.
De aftrap wordt verzorgd door Nik Kershaw welke het lied Red Day On Blue Street mag inzingen. Dit up-tempo nummer had zo als achtste nummer op het al eerder genoemde “Invisible Touch” gepast. Een behoorlijk sterke popsong met hier en daar gelukkig nog een rauw randje. De drums van Vinnie Colaiuta zijn lekker afwisselend, het toetsengeweld ligt lekker in het gehoor en de sax van Martin Robertson is verrassend fris. Nik Kershaw was uitgekeken op zijn zeer succesvolle jaren eighties werk (hits: Wouldn’t It Be Good, I Won’t Let The sun Go Down On Me en The Riddle) en probeerde serieuzer over te komen. Het moet gezegd, hij zingt zeer behoorlijk tijdens deze albumopener. De stem van Kershaw wordt tijdens “Still” nog tweemaal naar voren geschoven door Banks. Het bekende stemgeluid is verder te horen in I Wanna Change The Score en albumafsluiter The Final Curtain. I Wanna Change The Score is een behoorlijk niemendalletje waar de heren Stock, Aitken & Waterman hele hitlijsten mee volschreven en nu nog van rentenieren. Het afsluitende The Final Curtain is een ander verhaal. Deze zwaar aangezette ballade is een zeer fraai rustpunt op deze cd. Het nummer is enigszins vergelijkbaar met de tranentrekkers van de Alan Parsons Project (zeg maar de Colin Bluntstone nummers). Aan de ene kant net iets te bombastisch en net ietsje over de top maar al met al toch erg mooi.
Een tweetal andere nummers werd ingezongen door niemand minder dan Derek W. Dick alias Fish. De goede man is te horen tijdens Angel Face en Another Murder Of A Day. Voor laatstgenoemde leverde, zoals het een goed poëet betaamt, ook de teksten aan. Of het toeval is of niet, dit is ook gelijk het beste en langste nummer van deze cd. Ruim negen minuten klokt dit hoogwaardige symfonische muzikale werkje. Menig tempowisseling, Fish die goed en vooral krachtig (lees: agressief) bij stem is en zeer fraai, zowel ondersteunend alsmede op de voorgrond tredend, toetsenwerk van Tony Banks. Een verademing vergeleken bij de eerdere samenwerking van de twee op de Banks cd / lp “Soundtracks” met het lachwekkende (en dat is geen compliment!) Shortcut To Somewhere. Het andere door Fish gezongen lied is het veel rustigere Angel Face. Een typische Banks’ compositie welke rechtstreeks van cd “Genesis” gehaald zou kunnen worden. Behoorlijk sfeervol en de gitaarpartijen van Stuermer zijn welhaast een kopie van de welbekende doorhalen van Genesis gitarist / bassist Mike Rutherford.
Andy Taylor (bekend van Duran Duran en Power Station) mocht net zoals Jayney Klimek (zong als gastzangeres onder andere bij Tangerine Dream en Alphaville) tijdens twee liederen achter de microfoon plaatsnemen. De bijdrages van Taylor zijn nogal wisselend van karakter. Waar het ene een prachtige ballade (Still It Takes Me By Suprise) is (welke overigens ook op single is verschenen) is de andere (het vrolijke The Gift) één van de slechtste composities van deze plaat. Het is opvallend dat als Banks vrolijke popliedjes probeert te maken dit absoluut niet uit de verf komt en zodra het meer de symfonische en melodieuze kant op gaat het opeens wel lukt. Helaas staat er op “Still” nog één vrolijk popdeuntje. Behalve dat de compositie niet uitblinkt door kwaliteit heeft Banks hier nog een klein foutje gemaakt. Ondanks dat de goede man de beschikking had over vier volwaardige vocalisten koos hij ervoor om op Hero For An Hour zelf de microfoon ter hand te nemen. Ik kan helaas toch niet anders concluderen dat het ietwat hoge doch hese stemgeluid van Banks niet geschikt is om zonder waarschuwing de ether in te sturen.
Net geen uur lang Banks draaiend in je cd speler – het is wel vol te houden hoor, maar je kan er ook voor kiezen om wat voor te programmeren en zo houd je veertig minuten prima muziek over. Voor de liefhebber van het ‘oude’ Genesis niet gelijk iets om voor naar de winkel te rennen, maar voor diegenen die melodieuze popmuziek kunnen waarderen toch een waardevolle aanvulling op de collectie.
Sander Kok