Barclay James Harvest is jaren, althans in mijn opinie, een van de saaiste progressieve rockbands ooit geweest. Dit stigma had de band te danken aan een gebeurtenis die plaats vond tijdens mijn middelbare schooltijd. Ik kreeg toen van een klasgenoot een cassettebandje met daarop een album van BJH. Ik heb het hier over begin jaren ’80 en BJH scoorde een klein hitje met Life Is For Living: een leuk radiovriendelijk nummer. Volgens mijn klasgenoot was het album nog veel beter. Aangezien deze zelfde klasgenoot mij, enkele jaren daarvoor, in de wondere wereld van Pink Floyd had geïntroduceerd, nam ik zijn mening serieus. Maar helaas: elke keer wanneer ik het bandje afspeelde viel ik prompt in slaap. Hetzelfde bandje heeft daarna nog jaren als effectief slaapmiddel dienst gedaan. Wanneer ik na een avond blokken de slaap niet kon vatten, zorgde dit bandje op miraculeuze wijze ervoor dat ik toch goed in slaap kon komen, want tjonge jonge wat een gaapmuziek maakte BJH. Tel daarbij op de zoetsappige-arbeidsvitaminen-hitjes Mockingbird en Titles (de tekst van het nummer is opgebouwd uit titels van Beatles nummers) en je kunt je voorstellen dat BJH bij mij eeuwig was verdoemd. Helemaal eerlijk is dat natuurlijk niet, want de band heeft een oeuvre vele malen breder dan de hier genoemde nummers, maar voor mij hadden ze afgedaan.Gelukkig heb ik bij Progwereld een collega die helemaal weg is van deze band. Gek, want voor de rest leek het een hele aardige jongen met een goede smaak voor wat betreft zijn muziekkeuze. Zou het dan wellicht aan mij liggen? Op zijn advies ben ik de oudere albums maar eens gaan beluisteren en warempel, die klonken helemaal niet slecht! Sterker nog: ik heb de albums gelijk aangeschaft! De eerste vier albums: “Barclay James Harvest” (1970), “Once Again” (1971), “Barclay James Harvest And Other Short Stories” (1971) en “Baby James Harvest” (1972) neemt de band op voor het legendarische Harvest label. Maar aangezien de balans na vier albums en enkele kostbare tours (met groot orkest) negatief uitslaat voor BJH, wordt de band aan de kant gezet. Gelukkig voor de band vindt men al vrij snel onderdak bij Polydor. Bij dit label debuteert de band in 1974 met “Everyone Is Everybody Else”. Dit album wordt een redelijk succes en zorgt ervoor dat BJH voor het eerst aan de onderkant van de albumlijsten mag ruiken. De tour om het album te promoten brengt in elk geval meer op dan dat die heeft gekost, waarmee BJH eindelijk de negatieve spiraal weet om te buigen. Om het maar gelijk helemaal uit te buiten brengt Polydor datzelfde jaar een live album uit met de wel zeer toepasselijke de titel “Barclay James Harvest Live”.De tracks op dit live album zijn voor een deel afkomstig van de eerste vier albums, maar het leeuwendeel (maar liefst vijf tracks) is afkomstig van “Everyone Is Everybody Else”. Summer Soldier, afkomstig van “Baby James Harvest”, is een opener die gelijk de toon zet voor wat de band in haar mars heeft: verpakt in dikke lagen Mellotrons en superieur klinkende gitaarpartijen wordt ons, tien minuten lang, authentieke symfonische rock voorgeschoteld. Ondanks de wat gepredikte toon over liefde en haat, oorlog en vrede, is dit één van de hoogtepunten van het album. Medicine Man is een nummer dat op het studioalbum “Barclay James Harvest And Other Short Stories” nog een volgepakte orkestrale bewerking had ondergaan. Maar nu met een normale bandbezetting (Les Holroyd: bas en zang, John Lees: gitaar en zang, Mel Pritchard: drums en Stuart Wolstenholm: toetsen en zang) krijgt het nummer meer inhoud en voert zowaar de rock de boventoon met wederom een hoofdrol voor de Mellotrons. Crazy City en For No One wijken niet echt af van de studioversies. The Great 1974 Mining Disaster krijgt wel een nieuwe bewerking en klokt bijna twee keer langer dan de oorspronkelijk uitvoering. Paper Wings blinkt uit door zijn opbouw: het begint in het niets en barst uit in een magnifieke climax. Het album sluit af met het door velen bejubelde Mockingbird, deze keer vocaal ingekleed door Wolstenholme en Lees.
Muzikaal horen we een band op haar creatieve hoogtepunt. De albums die hierop volgen zijn overwegend een herhalingsoefening. Wat mij altijd de meeste moeite heeft gekost bij BJH is de toch wat saaie manier van zingen. Lees en Holroyd (en in mindere mate Wolstenholme) hebben geen van allen een stem die mij kan bekoren. Gelukkig zijn er veel en lange instrumentale gedeelten. Over de Mellotronpartijen op dit album gaat nog het gerucht dat ze later in de studio opnieuw zijn ingespeeld, omdat het instrument tijdens de optredens meerdere malen ermee ophield.
Het heeft lange tijd geduurd alvorens dit album op cd is uitgebracht. Natuurlijk was daar de Japanse persing, maar die was duur en moeilijk verkrijgbaar. Ik heb deze Japanse persing nooit gehoord en kan dus niet oordelen of de hier besproken remaster beter klinkt, maar uiteindelijk is dit een terechte heruitgave die bij de liefhebber van BJH niet mag ontbreken in de collectie en voor alle anderen een goed uitgangspunt is om één van grote namen uit de jaren ’70 te leren kennen.
Ewout Boonen