Oh Brother.
Als ik had gedacht dat ik ermee zou wegkomen, had ik het daarbij gelaten. Sinds mijn recensie van het nieuwe album van de Peruvaanse surfprogband Los Imbéciles (Drie woorden: “Niet te geloven!”) op een hoop verzet stuitte, is de hoofdredacteur echter de woorden in mijn recensies gaan tellen en ik geloof nooit dat-ie het voor nog minder door de vingers ziet. Dat gezegd zijnde moet me van het hart dat dit Italiaanse kwartet de grenzen van het toelaatbare danig oprekt met dit album. Bedenk daarbij vooraf: het is hun tweede album. Iemand heeft in het debuut reden gezien voor een vervolg. Die moeten ze subiet opsluiten, zo niet voor hemzelf, dan voor zijn omgeving.
Het Italiaanse Blue Dawn (er is ook een Belgische groep en een Franse) maakt een wat bijzondere mengeling van hardrock uit de jaren ’70, zoals Black Sabbath, doom metal, goth-, space- en progrock. De liederen worden gezongen door een mevrouw die in videoclips verschijnt als de lelijke zus van Eucalypta (maar dat is vást een vermomming!) en op de plaat klinkt als een minder toonvaste kloon van Toyah. Dan krijg je al een beetje een idee, toch?
Daarbij wordt de band niet erg geholpen door muzikaal vakmanschap. Gitarist Milanese kan best wel spelen, al worden zijn solo’s gekenmerkt door een laissez-fair houding die hem onderweg nogal eens opbreekt. Erger is het drumwerk van Di Martino, bij wie het begrip ‘maatvastheid’ kennelijk geen belletje doet rinkelen. De hele band rammelt overigens als een wagonnetje vol oude schroeven op vierkante wielen. In combinatie met de bijzonder basale productie levert dat een cd op die voor een bandje van (basisschool) scholieren helemaal niet gek is, maar voor een combo oudere jongeren op een serieus label beneden alle peil blijft.
Kers op de appelmoes is de werkelijk afschuwelijke cover van In Every Dream Home A Heartache van Roxy Music waarin het viertal zo’n beetje alles fout doet. Het enige – bij benadering – beluisterbare stuk is het gitaarniemendalletje Aurora, waarin Milanese knap op een akoestische gitaar tokkelt, maar teveel dode noten laat zitten om professioneel te klinken. Het is een raar geval: of de band is best goed, maar te belazerd om fouten te herstellen, of de band is echt zo slecht als ik denk.
Liefhebbers van treinongelukken en slechte horrorfilms uit de jaren ’50 doen er verstandig aan dit album eens te checken, mensen met smaak (vooropgesteld dat die dit lezen, natuurlijk) blijven er ver bij vandaan. En heel gek: mijn eigen Cycle Of Pain hield steeds op als de plaat afgelopen was! Zoals ik al zei: Oh Brother!
Erik Groeneweg